I want to start with a story, a la Seth Godin, from when I was 12 years old. My uncle Ed gave me a beautiful blue sweater -- at least I thought it was beautiful. And it had fuzzy zebras walking across the stomach, and Mount Kilimanjaro and Mount Meru were kind of right across the chest, that were also fuzzy. And I wore it whenever I could, thinking it was the most fabulous thing I owned.
Ik wil beginnen met een verhaal, a la Seth Godin, van toen ik 12 jaar oud was. Mijn oom Ed gaf mee een mooie blauwe trui -- althans, ik dacht dat hij mooi was. En hij had pluizige zebra's wandelend over de buik, en de berg Kilimanjaro en de berg Meru waren over de gehele borst, zij waren ook pluizig. En ik droeg 'm zo vaak als ik maar kon, denkend dat het het meest geweldige ding was dat ik bezat.
Until one day in ninth grade, when I was standing with a number of the football players. And my body had clearly changed, and Matt, who was undeniably my nemesis in high school, said in a booming voice that we no longer had to go far away to go on ski trips, but we could all ski on Mount Novogratz. (Laughter) And I was so humiliated and mortified that I immediately ran home to my mother and chastised her for ever letting me wear the hideous sweater. We drove to the Goodwill and we threw the sweater away somewhat ceremoniously, my idea being that I would never have to think about the sweater nor see it ever again.
Tot op een dag in de negende klas, toen ik met een aantal (Amerikaanse) voetballers stond. En mijn lichaam duidelijk veranderd was, en Matt Mussolina, die ontegensprekelijk mijn kwelgeest was op de middelbare school, met een luide stem zei dat we niet langer ver hoefden te gaan op ski trips, maar dat we allemaal konden skieën op Mount Novogratz (Gelach) En ik was zo vernederd en gekwetst dat ik meteen naar huis ging en mijn moeder verweet dat ze me ooit deze lelijke trui heeft laten dragen. We reden naar de Goodwill en we gooiden de trui weg enigszins plechtig, met het idee dat ik nooit meer aan de trui zou hoeven denken en dat ik hem nooit meer zou zien.
Fast forward -- 11 years later, I'm a 25-year-old kid. I'm working in Kigali, Rwanda, jogging through the steep slopes, when I see, 10 feet in front of me, a little boy -- 11 years old -- running toward me, wearing my sweater. And I'm thinking, no, this is not possible. But so, curious, I run up to the child -- of course scaring the living bejesus out of him -- grab him by the collar, turn it over, and there is my name written on the collar of this sweater.
Een sprong vooruit - 11 jaar later was ik een 25-jarig kind. Ik werkte in Kigali, Rwanda, joggend over de steile hellingen, toen ik, zo'n 3 meter voor me, een kleine jongen zag -- 11 jaar oud -- die op me af rende, met mijn trui aan. En dacht ik, nee, dit is niet mogelijk Maar nieuwsgierig loop ik op de jongen af -- natuurlijk jaag ik hem de stuipen op zijn lijf -- grijp hem bij de kraag, draai deze om, en daar zie ik mijn naam geschreven op de kraag van zijn trui.
I tell that story, because it has served and continues to serve as a metaphor to me about the level of connectedness that we all have on this Earth. We so often don't realize what our action and our inaction does to people we think we will never see and never know. I also tell it because it tells a larger contextual story of what aid is and can be. That this traveled into the Goodwill in Virginia, and moved its way into the larger industry, which at that point was giving millions of tons of secondhand clothing to Africa and Asia. Which was a very good thing, providing low cost clothing. And at the same time, certainly in Rwanda, it destroyed the local retailing industry. Not to say that it shouldn't have, but that we have to get better at answering the questions that need to be considered when we think about consequences and responses.
Ik vertel dit verhaal omdat het voor mij diende en nog steeds dient als een metafoor voor de mate van verbondenheid die we allen hebben op deze aarde. Vaak merken we niet wat onze daden en nalatigheden doen met mensen, waarvan we denken dat we ze nooit zullen zien en nooit zullen kennen. Ik vertel dit ook omdat het een contextueel breder verhaal vertelt over wat hulp is en wat hulp kan zijn. Dat dit reisde naar het "Goodwill" in Virginia, en zijn weg vond naar de grotere industrie, die op dat moment tonnen aan gebruikte kleding aan Afrika en Azië gaf. Wat heel goed was, om laag geprijsde kleding te bieden. En tegelijkertijd, zeker in Rwanda, vernietigde het de lokale detailhandel industrie. Niet dat het niet zou moeten zijn gebeurd, maar dat we beter moeten worden in het beantwoorden van de vragen die moeten worden bekeken als we denken aan de gevolgen en reacties.
So, I'm going to stick in Rwanda, circa 1985, 1986, where I was doing two things. I had started a bakery with 20 unwed mothers. We were called the "Bad News Bears," and our notion was we were going to corner the snack food business in Kigali, which was not hard because there were no snacks before us. And because we had a good business model, we actually did it, and I watched these women transform on a micro-level. But at the same time, I started a micro-finance bank, and tomorrow Iqbal Quadir is going to talk about Grameen, which is the grandfather of all micro-finance banks, which now is a worldwide movement -- you talk about a meme -- but then it was quite new, especially in an economy that was moving from barter into trade.
Dus, ik blijf in Rwanda, circa 1985, 1986, waar ik twee dingen deed. Ik had een bakkerij opgestart met 20 ongetrouwde moeders. We werden "the Bad News Bears" genoemd, en onze opvatting was dat we de snackbars in Kigali gingen beconcurreren, wat niet moeilijk was, want er waren geen snacks voordat wij begonnen. En omdat we een goed business model hadden, kregen we het voor elkaar, en ik zag deze vrouwen omgevormd worden op een micro niveau. Maar op hetzelfde moment begon ik met een microlening bank, en morgen zal Iqbal Quadir over de Grameen bank spreken wat de grootvader van alle microleningbanken is, wat nu een wereldwijde organisatie is -- als je het over een meme hebt -- maar toen was het vrij nieuw, zeker in een economie die zich bewoog van ruilhandel naar handel.
We got a lot of things right. We focused on a business model; we insisted on skin in the game. The women made their own decisions at the end of the day as to how they would use this access to credit to build their little businesses, earn more income so they could take care of their families better.
Veel dingen deden we goed. We richtten ons op een business model, we drongen aan op ondernemerschap. De vrouwen beslisten uiteindelijk zelf over hoe zij hun toegang tot het krediet zouden gebruiken om hun eigen kleine zaak op te bouwen, om meer inkomen te verdienen zodat ze beter hun families konden verzorgen.
What we didn't understand, what was happening all around us, with the confluence of fear, ethnic strife and certainly an aid game, if you will, that was playing into this invisible but certainly palpable movement inside Rwanda, that at that time, 30 percent of the budget was all foreign aid. The genocide happened in 1994, seven years after these women all worked together to build this dream. And the good news was that the institution, the banking institution, lasted. In fact, it became the largest rehabilitation lender in the country. The bakery was completely wiped out, but the lessons for me were that accountability counts -- got to build things with people on the ground, using business models where, as Steven Levitt would say, the incentives matter. Understand, however complex we may be, incentives matter.
Wat wij niet snapten, was wat er allemaal om ons heen gebeurde, met het samenvloeien van angst, etnische conflicten en, zo je wilt, zeker een hulp spel, dat speelde in het voordeel van deze onzichtbare maar zeker voelbare beweging binnen Rwanda, dat op dat moment, 30 procent van het budget was allemaal buitenlandse hulp. De genocide vond plaats in 1994, zeven jaar nadat deze vrouwen allen samen werkten om deze droom te verwezenlijken. En het goede nieuws was dat de instelling, het bankwezen, was blijven bestaan. Het is trouwens de grootste kredietverstrekker in het land geworden. De bakkerij was volledig weggevaagd, maar ik leerde dat aansprakelijkheid telt -- men moet zaken bouwen met lokale mensen, door het gebruiken van zakelijke modellen waarbij, zoals Steven Levitt zou zeggen, incentives doen er toe. Begrijp dat, hoe complex we ook zijn, stimulansen er toe doen.
So when Chris raised to me how wonderful everything that was happening in the world, that we were seeing a shift in zeitgeist, on the one hand I absolutely agree with him, and I was so thrilled to see what happened with the G8 -- that the world, because of people like Tony Blair and Bono and Bob Geldof -- the world is talking about global poverty; the world is talking about Africa in ways I have never seen in my life. It's thrilling. And at the same time, what keeps me up at night is a fear that we'll look at the victories of the G8 -- 50 billion dollars in increased aid to Africa, 40 billion in reduced debt -- as the victory, as more than chapter one, as our moral absolution.
Dus toen Chris bij me opbracht hoe mooi alles was dat er in de wereld gebeurde, dat we een verschuiving in tijdgeest zien, aan de ene kant was ik het volledig met hem eens, en ik was zo opgewonden om te zien wat er op de G8 gebeurde -- dat de wereld, vanwege mensen als Tony Blair en Bono en Bob Geldof -- de wereld spreekt over wereldwijde armoede, de wereld heeft het over Afrika op manieren die ik nog nooit van mijn leven gezien heb. Het is spannend. En tegelijkertijd, datgene waar ik 's nachts van wakker lig is een angst dat we zullen kijken naar de overwinningen van de G8 -- 50 miljard dollar in extra hulp voor Afrika, 40 miljard dollar aan schuldsanering -- als de overwinning, als meer dan hoofdstuk één, als onze morele kwijtschelding.
And in fact, what we need to do is see that as chapter one, celebrate it, close it, and recognize that we need a chapter two that is all about execution, all about the how-to. And if you remember one thing from what I want to talk about today, it's that the only way to end poverty, to make it history, is to build viable systems on the ground that deliver critical and affordable goods and services to the poor, in ways that are financially sustainable and scaleable. If we do that, we really can make poverty history.
En eigenlijk, wat we moeten doen is het te zien als hoofdstuk een, vier het, sluit het, en erken dat we een hoofdstuk twee nodig hebben dat helemaal gaat over uitvoering -- helemaal over de manier waarop. En mocht je je maar één ding herinneren van waar ik vandaag over wil spreken, dan is dat enige manier om armoede te beëindigen, om geschiedenis te maken, is duurzame systemen ter plekke te bouwen die essentiële en betaalbare goederen en diensten aan de armen leveren, op manieren die financieel duurzaam en schaalbaar zijn. Als we dat doen, dan kunnen we werkelijk een einde maken aan armoede.
And it was that -- that whole philosophy -- that encouraged me to start my current endeavor called "Acumen Fund," which is trying to build some mini-blueprints for how we might do that in water, health and housing in Pakistan, India, Kenya, Tanzania and Egypt. And I want to talk a little bit about that, and some of the examples, so you can see what it is that we're doing. But before I do this -- and this is another one of my pet peeves -- I want to talk a little bit about who the poor are. Because we too often talk about them as these strong, huge masses of people yearning to be free, when in fact, it's quite an amazing story. On a macro level, four billion people on Earth make less than four dollars a day.
En het was dat -- deze hele filosofie -- die mij aanmoedigde om mijn huidige onderneming genaamd Acumen Fund te beginnen, dat probeert om een paar miniatuurblauwdrukken te bouwen om te zien hoe we dat in water, gezondheidszorg en huisvesting in Pakistan, India, Kenia, Tanzania en Egypte zouden kunnen doen. En daar wil ik wat over zeggen, en enkele voorbeelden geven zodat u kunt zien wat we doen. Maar vooraleer ik dat doe -- en dat is nog een van mijn kleine ergernissen -- wil ik even praten over wie de armen zijn. Want we spreken te vaak over ze als een sterke, enorme massa van mensen die verlangen naar vrijheid, terwijl het eigenlijk een verbazingwekkend verhaal is. Op macroniveau zijn er vier miljard mensen op aarde die minder dan vier dollar per dag verdienen.
That's who we talk about when we think about "the poor." If you aggregate it, it's the third largest economy on Earth, and yet most of these people go invisible. Where we typically work, there's people making between one and three dollars a day. Who are these people? They are farmers and factory workers. They work in government offices. They're drivers. They are domestics. They typically pay for critical goods and services like water, like healthcare, like housing, and they pay 30 to 40 times what their middleclass counterparts pay -- certainly where we work in Karachi and Nairobi. The poor also are willing to make, and do make, smart decisions, if you give them that opportunity.
Het gaat over deze mensen wanneer we denken aan de armen. Als je het totaliseert, dan is het de derde grootste economie op aarde, en toch blijven de meesten van deze mensen onzichtbaar. Waar wij normaliter werken, zijn er mensen die tussen één en drie dollar per dag verdienen. Wie zijn deze mensen? Het zijn boeren en fabrieksarbeiders. Zij werken in overheids kantoren. Ze zijn chauffeurs. Zij zijn huisbedienden. Zij betalen meestal voor essentiële goederen en diensten zoals water, zoals verzorging, zoals onderdak, en ze betalen 30 tot 40 keer hetgeen van wat hun middenklasse tegenhangers betaalt -- zeker waar wij werken in Karachi en Nairobi. De armen zijn ook bereid om slimme besluiten te maken, en ze maken deze, zolang je hen maar de kans geeft.
So, two examples. One is in India, where there are 240 million farmers, most of whom make less than two dollars a day. Where we work in Aurangabad, the land is extraordinarily parched. You see people on average making 60 cents to a dollar. This guy in pink is a social entrepreneur named Ami Tabar. What he did was see what was happening in Israel, larger approaches, and figure out how to do a drip irrigation, which is a way of bringing water directly to the plant stock. But previously it's only been created for large-scale farms, so Ami Tabar took this and modularized it down to an eighth of an acre. A couple of principles: build small. Make it infinitely expandable and affordable to the poor.
Dus, twee voorbeelden. Eén is in India, waar er 240 miljoen boeren zijn, waarvan de meesten minder dan twee dollar per dag verdienen. Waar wij werken in Aurangabad, is het land buitengewoon dor. Je ziet er mensen gemiddeld 60 cent tot een dollar verdienen. Deze man in rose is een sociaal ondernemer genaamd Ami Taber. Wat hij deed was kijken wat er in Israël gebeurde, op grotere schaal, en uitvinden hoe je een druppelirrigatie maakt, wat een manier is om water direct naar de gewassen te brengen. Echter, voorheen was het alleen gemaakt voor grootschalige boerderijen, dus Ami Taber nam dit principe over en verkleinde het tot een achtste van een hectare. Een aantal principes -- Klein gebouwd. Maakt het oneindig uitbreidbaar en betaalbaar voor de armen.
This family, Sarita and her husband, bought a 15-dollar unit when they were living in a -- literally a three-walled lean-to with a corrugated iron roof. After one harvest, they had increased their income enough to buy a second system to do their full quarter-acre. A couple of years later, I meet them. They now make four dollars a day, which is pretty much middle class for India, and they showed me the concrete foundation they had just laid to build their house. And I swear, you could see the future in that woman's eyes. Something I truly believe.
Deze familie, Sarita en haar man, kochten een eenheid van 15 dollar toen ze leefden in een -- letterlijk een afdak met drie muren met een ijzeren golfplaten dak. Na een oogst hadden ze hun inkomen voldoende vergroot om een tweede systeem te bouwen voor al hun grond. Enkele jaren later ontmoet ik hen. Zij verdienen dan vier dollar per dag, wat ongeveer gelijk is aan hetgeen de middenklasse in India verdient, en ze lieten mij de betonnen fundering zien die ze net gelegd hadden om hun huis op te bouwen. En ik zweer het je, je kon de toekomst zien in deze vrouw haar ogen. Iets wat ik werkelijk geloof.
You can't talk about poverty today without talking about malaria bed nets, and I again give Jeffrey Sachs of Harvard huge kudos for bringing to the world this notion of his rage -- for five dollars you can save a life. Malaria is a disease that kills one to three million people a year. 300 to 500 million cases are reported. It's estimated that Africa loses about 13 billion dollars a year to the disease. Five dollars can save a life. We can send people to the moon; we can see if there's life on Mars -- why can't we get five-dollar nets to 500 million people?
Je kunt tegenwoordig niet over armoede spreken zonder over malaria bednetten te spreken en wederom geef ik Jeffrey Sachs van Harvard grote bijval vanwege het opmerkzaam maken van de wereld van zijn rage -- voor vijf dollar kun je een leven redden. Malaria is een ziekte die één tot drie miljoen mensen per jaar doodt. 300 tot 500 miljoen gevallen worden gerapporteerd. De schatting is dat Afrika ongeveer 13 miljard dollar per jaar aan de ziekte verliest. Vijf dollar kunnen een leven redden. We kunnen mensen naar de maan sturen, we kunnen zien of er leven op Mars is -- waarom kunnen we geen netten van vijf dollar voor 500 miljoen mensen krijgen?
The question, though, is not "Why can't we?" The question is how can we help Africans do this for themselves? A lot of hurdles. One: production is too low. Two: price is too high. Three: this is a good road in -- right near where our factory is located. Distribution is a nightmare, but not impossible. We started by making a 350,000-dollar loan to the largest traditional bed net manufacturer in Africa so that they could transfer technology from Japan and build these long-lasting, five-year nets. Here are just some pictures of the factory.
De vraag, echter, is niet waarom we dat niet kunnen, de vraag is hoe kunnen we de Afrikanen helpen dit voor zichzelf te doen? Er zijn een hoop hindernissen. Een: de productie is te laag. Twee: de prijs is te hoog. Drie: dit is een goede weg in -- dichtbij waar onze fabriek ligt. Het verdelen is een nachtmerrie, maar niet onmogelijk. We begonnen met het geven van een lening van 350.000 dollar aan de grootste traditionele beddennet producent in Afrika zodat zij de technologie uit Japan konden overbrengen om deze duurzame netten voor vijf jaar te maken. Hier zijn slecht enkele foto's van de fabriek.
Today, three years later, the company has employed another thousand women. It contributes about 600,000 dollars in wages to the economy of Tanzania. It's the largest company in Tanzania. The throughput rate right now is 1.5 million nets, three million by the end of the year. We hope to have seven million at the end of next year. So the production side is working. On the distribution side, though, as a world, we have a lot of work to do. Right now, 95 percent of these nets are being bought by the U.N., and then given primarily to people around Africa. We're looking at building on some of the most precious resources of Africa: people. Their women.
Vandaag de dag, drie jaar later, heeft het bedrijf nog eens duizend vrouwen in dienst. Het draag zo'n 600,000 dollar bij in salarissen aan de economie van Tanzania. Het is het grootste bedrijf in Tanzania. De productiesnelheid is nu 1.5 miljoen netten, drie miljoen tegen het einde van het jaar. We hopen dat we zeven miljoen hebben tegen het einde van het volgend jaar. De productie zijde werkt. Aan de kant van de distributie, echter, hebben we als wereld nog een hoop werk te doen. Nu op dit ogenblik, wordt 95% van deze netten gekocht door de V.N., en voornamelijk aan mensen in Afrika gegeven. We proberen om op enkele van deze meest waardevolle grondstoffen van Afrika te bouwen -- mensen. Hun vrouwen.
And so I want you to meet Jacqueline, my namesake, 21 years old. If she were born anywhere else but Tanzania, I'm telling you, she could run Wall Street. She runs two of the lines, and has already saved enough money to put a down payment on her house. She makes about two dollars a day, is creating an education fund, and told me she is not marrying nor having children until these things are completed. And so, when I told her about our idea -- that maybe we could take a Tupperware model from the United States, and find a way for the women themselves to go out and sell these nets to others -- she quickly started calculating what she herself could make and signed up.
En daarom wil ik dat u Jacqueline ontmoet, mijn naamgenote, 21 jaren oud. Als zij overal anders behalve dan in Tanziania geboren zou zijn, dan zeg ik je dat ze Wall Street zou kunnen leiden. Zij runt twee van de productielijnen, en heeft al genoeg geld gespaard om een aanbetaling te doen op haar huis. Ze verdient ongeveer twee dollar per dag, stelt een studiefonds op, en vertelde mij dat zij niet zal trouwen noch kinderen zal hebben totdat deze dingen compleet zijn. En dus, toen ik haar over ons idee vertelde -- dat we wellicht een Tupperware model uit de Verenigde Staten zouden nemen, en een manier vinden voor de vrouwen om er zelf op uit te gaan om deze netten te verkopen aan anderen -- begon zij snel te rekenen wat zij zelf zou kunnen verdienen waarna zij zich aanmeldde.
We took a lesson from IDEO, one of our favorite companies, and quickly did a prototyping on this, and took Jacqueline into the area where she lives. She brought 10 of the women with whom she interacts together to see if she could sell these nets, five dollars apiece, despite the fact that people say nobody will buy one, and we learned a lot about how you sell things. Not coming in with our own notions, because she didn't even talk about malaria until the very end. First, she talked about comfort, status, beauty. These nets, she said, you put them on the floor, bugs leave your house. Children can sleep through the night; the house looks beautiful; you hang them in the window. And we've started making curtains, and not only is it beautiful, but people can see status -- that you care about your children. Only then did she talk about saving your children's lives. A lot of lessons to be learned in terms of how we sell goods and services to the poor.
We namen een les van IDEO, een van onze favoriete bedrijven, en verrichten snel een prototype sessie hierop, en namen Jacqueline mee naar het gebied waar zij woont. Zij bracht 10 van de vrouwen met wie zij contact had samen om te zien of zij deze netten konden verkopen voor vijf dollar per stuk, ondanks het feit dat mensen zeiden dat niemand er een zou kopen, en we leerden een hoop over hoe dingen te verkopen. Zonder met onze eigen opvattingen te komen, want zij sprak zelfs niet over malaria tot het allerlaatst. Eerst sprak zij over comfort, status, schoonheid. Deze netten, vertelde ze, je legt ze op de vloer, insecten verlaten uw huis. Kinderen slapen de nacht door, het huis ziet er mooi uit, je kunt ze voor de ramen hangen. En we zijn begonnen gordijnen te maken, en niet alleen is het mooi, maar mensen kunnen de status zien -- dat u voor uw kinderen zorgt. Hierna begon zij pas te spreken over het redden van de levens van kinderen. Veel lessen die we nog leren moeten over hoe goederen en diensten aan de armen te verkopen.
I want to end just by saying that there's enormous opportunity to make poverty history. To do it right, we have to build business models that matter, that are scaleable and that work with Africans, Indians, people all over the developing world who fit in this category, to do it themselves. Because at the end of the day, it's about engagement. It's about understanding that people really don't want handouts, that they want to make their own decisions; they want to solve their own problems; and that by engaging with them, not only do we create much more dignity for them, but for us as well. And so I urge all of you to think next time as to how to engage with this notion and this opportunity that we all have -- to make poverty history -- by really becoming part of the process and moving away from an us-and-them world, and realizing that it's about all of us, and the kind of world that we, together, want to live in and share. Thank you. (Applause)
Ik wil eindigen door te zeggen dat er zich een enorme mogelijkheid voordoet om een einde aan armoede te maken. Om het goed te doen, moeten we business modellen bouwen die ertoe doen, die schaalbaar zijn en die werken met Afrikanen, Indiers, mensen uit alle ontwikkelingslanden die in deze categorie passen, doen het zelf. Want uiteindelijk gaat het om betrokkenheid. Het gaat over het begrijpen dat mensen echt geen aalmoezen willen, maar dat zij hun eigen beslissingen willen maken, hun eigen problemen willen oplossen, en dat door hen te betrekken, we niet alleen een veel grotere waardigheid scheppen voor ze, maar ook voor ons zelf. En daarom verzoek ik jullie dringend om de volgende keer na te denken over hoe betrokken te raken bij deze opvatting en kans die we allemaal hebben -- om een einde aan armoede te maken -- door echt onderdeel te worden van het proces en ons af te wenden van een wij-en-zij wereld, en ons bewust worden dat het over ons allen gaat, en het soort wereld waarin we, samen, willen leven en delen. Dank u. (Applaus)