At the break, I was asked by several people about my comments about the aging debate. And this will be my only comment on it. And that is, I understand that optimists greatly outlive pessimists. (Laughter)
Tijdens de pauze vroegen enkele mensen naar mijn mening over het verouderingsdebat. Het enige wat ik daarover kan zeggen, is dat ik begrepen heb dat optimisten véél langer leven dan pessimisten. (Gelach)
What I'm going to tell you about in my 18 minutes is how we're about to switch from reading the genetic code to the first stages of beginning to write the code ourselves. It's only 10 years ago this month when we published the first sequence of a free-living organism, that of haemophilus influenzae. That took a genome project from 13 years down to four months. We can now do that same genome project in the order of two to eight hours. So in the last decade, a large number of genomes have been added: most human pathogens, a couple of plants, several insects and several mammals, including the human genome. Genomics at this stage of the thinking from a little over 10 years ago was, by the end of this year, we might have between three and five genomes sequenced; it's on the order of several hundred. We just got a grant from the Gordon and Betty Moore Foundation to sequence 130 genomes this year, as a side project from environmental organisms. So the rate of reading the genetic code has changed.
Wat ik jullie in mijn 18 minuten ga vertellen, gaat over hoe we van het lezen van de genetische code gaan kunnen omschakelen naar onze eerste stappen in het schrijven van de code zelf. Het is deze maand slechts 10 jaar geleden toen we de eerste sequentie publiceerden van een vrij levend organisme, namelijk die van de haemophilus influenzae. Het heeft een genoomproject van 13 jaar teruggebracht tot vier maanden. Vandaag kunnen we datzelfde genoomproject in ongeveer twee tot acht uren verwezenlijken. In de afgelopen tien jaar werd een groot aantal genomen toegevoegd: de meeste menselijke pathogenen, een aantal plantensoorten, verscheidene insecten en zoogdieren, waaronder het menselijk genoom. Met de genomica in dit denkstadium iets meer dan 10 jaar geleden zouden we tegen het eind van dit jaar misschien wel van drie tot vijf genomen de sequentie bepaald hebben; het ligt in de orde van een paar honderden. We hebben net een schenking ontvangen van het Gordon en Betty Moore Fonds om dit jaar van 130 genomen de sequentie te achterhalen, van organismen in hun omgeving als bijkomend project. De snelheid van het lezen van genetische code is dus veranderd.
But as we look, what's out there, we've barely scratched the surface on what is available on this planet. Most people don't realize it, because they're invisible, but microbes make up about a half of the Earth's biomass, whereas all animals only make up about one one-thousandth of all the biomass. And maybe it's something that people in Oxford don't do very often, but if you ever make it to the sea, and you swallow a mouthful of seawater, keep in mind that each milliliter has about a million bacteria and on the order of 10 million viruses.
Als we kijken naar wat er daarbuiten te vinden is, zien we eigenlijk maar de top van de ijsberg van hetgeen er allemaal op deze planeet aanwezig is. De meeste mensen beseffen het niet omdat ze onzichtbaar zijn, maar microben zijn goed voor ongeveer de helft van de biomassa op Aarde, terwijl alle dieren slechts goed zijn voor ongeveer een duizendste van alle biomassa. Misschien is het iets dat mensen in Oxford niet al te vaak doen, maar als je ooit naar de zee gaat en je slikt een mondvol zeewater in, hou dan in gedachte dat elke milliliter ongeveer een miljoen bacteriën bevat en iets van een 10 miljoen virussen.
Less than 5,000 microbial species have been characterized as of two years ago, and so we decided to do something about it. And we started the Sorcerer II Expedition, where we were, as with great oceanographic expeditions, trying to sample the ocean every 200 miles. We started in Bermuda for our test project, then moved up to Halifax, working down the U.S. East Coast, the Caribbean Sea, the Panama Canal, through to the Galapagos, then across the Pacific, and we're in the process now of working our way across the Indian Ocean. It's very tough duty; we're doing this on a sailing vessel, in part to help excite young people about going into science. The experiments are incredibly simple. We just take seawater and we filter it, and we collect different size organisms on different filters, and then take their DNA back to our lab in Rockville, where we can sequence a hundred million letters of the genetic code every 24 hours. And with doing this, we've made some amazing discoveries.
Minder dan 5000 soorten microben werden sinds twee jaar geleden beschreven, en dus hebben we beslist om er iets aan te doen. We gingen van start met de Sorcerer II-expeditie. We wilden zoals in grote oceanografische expedities elke 300 kilometer een staal nemen van het oceaanwater. We waren begonnen in Bermuda voor ons testproject. Vervolgens gingen we naar Halifax en voeren zo de Amerikaanse oostkust af naar het zuiden richting de Caraïbische Zee, het Panamakanaal, verder naar de Galapagoseilanden, en staken de Grote Oceaan over. Nu zijn we bezig met de Indische Oceaan. Het is een heel lastige opdracht; we doen dit op een zeilschip voor een deel om jonge mensen warm te maken voor een wetenschappelijke loopbaan. De experimenten zijn buitengewoon eenvoudig. We nemen gewoon zeewater en we filteren het en we verzamelen organismen van verschillende groottes op verschillende filters. Daarna nemen we hun DNA terug naar ons lab in Rockville (Maryland), waar we elke 24 uur de sequentie kunnen bepalen van honderd miljoen letters van de genetische code. Door dit te doen, hebben we enkele ongelooflijke ontdekkingen gedaan.
For example, it was thought that the visual pigments that are in our eyes -- there was only one or two organisms in the environment that had these same pigments. It turns out, almost every species in the upper parts of the ocean in warm parts of the world have these same photoreceptors, and use sunlight as the source of their energy and communication. From one site, from one barrel of seawater, we discovered 1.3 million new genes and as many as 50,000 new species.
Er werd bijvoorbeeld gedacht dat de visuele pigmenten in onze ogen -- er waren slechts een of twee organismen die dezelfde pigmenten hadden. Nu blijkt dat bijna elke soort in de bovenste gedeelten van de oceaan in warme gebieden dezelfde fotoreceptoren bezitten, en zonlicht gebruiken als hun energiebron en communicatiemiddel. Op één locatie ontdekten we in één vat zeewater 1,3 miljoen nieuwe genen en 50.000 nieuwe soorten.
We've extended this to the air now with a grant from the Sloan Foundation. We're measuring how many viruses and bacteria all of us are breathing in and out every day, particularly on airplanes or closed auditoriums. (Laughter) We filter through some simple apparatuses; we collect on the order of a billion microbes from just a day filtering on top of a building in New York City. And we're in the process of sequencing all that at the present time.
We hebben dit uitgebreid naar de lucht, met een schenking van het Sloan Fonds. We meten hoeveel virussen en bacteriën wij allen dagelijks in- en uitademen, vooral in vliegtuigen of gesloten auditoria. (Gelach) We filteren met enkele eenvoudige toestellen; we verzamelen ongeveer een miljard microben door een enkele dag te filteren bovenop een gebouw in New York City. We zijn op dit moment bezig met de sequentie van al die dingen te bepalen.
Just on the data collection side, just where we are through the Galapagos, we're finding that almost every 200 miles, we see tremendous diversity in the samples in the ocean. Some of these make logical sense, in terms of different temperature gradients. So this is a satellite photograph based on temperatures -- red being warm, blue being cold -- and we found there's a tremendous difference between the warm water samples and the cold water samples, in terms of abundant species. The other thing that surprised us quite a bit is these photoreceptors detect different wavelengths of light, and we can predict that based on their amino acid sequence. And these vary tremendously from region to region. Maybe not surprisingly, in the deep ocean, where it's mostly blue, the photoreceptors tend to see blue light. When there's a lot of chlorophyll around, they see a lot of green light. But they vary even more, possibly moving towards infrared and ultraviolet in the extremes.
Gewoon op basis van de dataverzameling, net waar we zijn ter hoogte van de Galapagos-eilanden, vinden we bijna om de 300 kilometer een ongelooflijke diversiteit in de oceaanstalen. Voor sommige bestaat er een logische verklaring in termen van verschillende temperatuurgradiënten. Dit is een satellietfoto op basis van temperatuursverschillen -- rood is warm, blauw is koud -- en we stelden vast dat er een ongelooflijk verschil is tussen stalen met warm water en stalen met koud water, in termen van veel voorkomende soorten. Iets anders dat ons nogal verraste, is dat deze fotoreceptoren verschillende golflengten van licht kunnen opsporen. We kunnen dat voorspellen op basis van hun aminozuursequentie. Deze kunnen sterk van regio tot regio variëren. Misschien wel niet zo verrassend is dat in de diepe oceanen, waar de kleur blauw veel voorkomt, fotoreceptoren blauw licht lijken te zien. Wanneer er veel chlorofyl aanwezig is, zien ze veel groen licht. Maar er is nog meer variatie, mogelijk in de richting van infrarood en ultraviolet aan de uiteinden van het spectrum.
Just to try and get an assessment of what our gene repertoire was, we assembled all the data -- including all of ours thus far from the expedition, which represents more than half of all the gene data on the planet -- and it totaled around 29 million genes. And we tried to put these into gene families to see what these discoveries are: Are we just discovering new members of known families, or are we discovering new families? And it turns out we have about 50,000 major gene families, but every new sample we take in the environment adds in a linear fashion to these new families. So we're at the earliest stages of discovery about basic genes, components and life on this planet.
We hebben geprobeerd een schatting te doen van ons genenrepertoire. we brachten alle data samen -- inbegrepen deze van onze expeditie verzameld tot nu toe, wat goed is voor meer dan de helft van al de data van genen op de planeet -- Het ging in totaal om zo'n 29 miljoen genen. We hebben geprobeerd om ze in genfamilies onder te brengen om de betekenis van de ontdekkingen te begrijpen: Hebben we gewoonweg nieuwe leden van gekende families ontdekt, of hebben we nieuwe families ontdekt? Het blijkt nu dat we ongeveer 50.000 grote genfamilies hebben. Elk nieuw staal dat we uit de natuur halen doet het aantal nieuwe families lineair toenemen. We bevinden ons dus in de prille ontdekkingsfase met betrekking tot gewone genen, componenten en het leven op deze planeet.
When we look at the so-called evolutionary tree, we're up on the upper right-hand corner with the animals. Of those roughly 29 million genes, we only have around 24,000 in our genome. And if you take all animals together, we probably share less than 30,000 and probably maybe a dozen or more thousand different gene families. I view that these genes are now not only the design components of evolution. And we think in a gene-centric view -- maybe going back to Richard Dawkins' ideas -- than in a genome-centric view, which are different constructs of these gene components.
Als we naar de zogenaamde evolutionaire stamboom kijken, bevinden we ons in de rechterbovenhoek bij de dieren. Van die ruwweg 29 miljoen genen, hebben we er slechts ongeveer 24.000 in ons genoom. Als je alle dieren samenneemt, delen we er waarschijnlijk minder dan 30.000 en mogelijk zelfs 12.000 of meer verschillende genfamilies. Ik besef nu dat deze genen niet enkel ontwerpstukken van de evolutie zijn. We denken eerder op een gen-centrische manier -- misschien gebaseerd op de ideeën van Richard Dawkins -- dan op een genoom-centrische manier, wat verschillende constructies zijn van deze gencomponenten.
Synthetic DNA, the ability to synthesize DNA, has changed at sort of the same pace that DNA sequencing has over the last decade or two, and is getting very rapid and very cheap. Our first thought about synthetic genomics came when we sequenced the second genome back in 1995, and that from mycoplasma genitalium. And we have really nice T-shirts that say, you know, "I heart my genitalium." This is actually just a microorganism. But it has roughly 500 genes. Haemophilus had 1,800 genes. And we simply asked the question, if one species needs 800, another 500, is there a smaller set of genes that might comprise a minimal operating system?
Synthetisch DNA, het vermogen om kunstmatig DNA te maken, heeft zowat dezelfde snelle verandering ondergaan zoals dat bij DNA-sequenties het geval was in de laatste tien of twintig jaar. Het gaat heel snel en het wordt heel goedkoop. Ons eerste idee over synthetische genomica kwam tot stand toen we de sequentie bepaalden van het tweede genoom toen in 1995 van de mycoplasma genitalium. We hebben heel leuke T-shirts met het opschrift: "Ik hartje mijn genitalium." Het is eigenlijk gewoon een micro-organisme, maar het telt grofweg 500 genen. Haemophilus telde 1800 genen. We stelden eenvoudigweg de vraag als de ene soort er 800 nodig heeft, en een andere 500, is er dan een kleinere groep genen die over een minimaal besturingssysteem zou beschikken?
So we started doing transposon mutagenesis. Transposons are just small pieces of DNA that randomly insert in the genetic code. And if they insert in the middle of the gene, they disrupt its function. So we made a map of all the genes that could take transposon insertions and we called those "non-essential genes." But it turns out the environment is very critical for this, and you can only define an essential or non-essential gene based on exactly what's in the environment. We also tried to take a more directly intellectual approach with the genomes of 13 related organisms, and we tried to compare all of those, to see what they had in common. And we got these overlapping circles. And we found only 173 genes common to all 13 organisms. The pool expanded a little bit if we ignored one intracellular parasite; it expanded even more when we looked at core sets of genes of around 310 or so. So we think that we can expand or contract genomes, depending on your point of view here, to maybe 300 to 400 genes from the minimal of 500.
We gingen dus van start met transposonmutagenese. Transposons zijn kleine stukjes DNA die willekeurig in de genetische code worden ingevoegd. Als ze in het midden van een gen worden gestoken, gaan ze de functie ervan verstoren. Zo hebben we dus een kaart gemaakt van al de genen die transposoninserties konden opnemen. We hebben ze "niet-essentiële genen" genoemd. Maar nu blijkt dat de omgeving er heel kritisch mee omgaat, en je kan slechts een essentieel of niet-essentieel gen definiëren op basis van wat er zich exact in de omgeving bevindt. We hebben ook getracht om een meer rechtstreekse intellectuele benadering te nemen met de genomen van 13 verwante organismen. We probeerden ze allemaal te vergelijken om te zien wat ze gemeenschappelijk hadden. We kregen van die overlappende cirkels en we vonden slechts 173 genen die alle 13 organismen gemeen hadden met elkaar. De genpool werd een beetje groter toen we één intracellulaire parasiet negeerden; hij werd nog groter toen we de meest essentiële sets genen bekeken met 310 genen of zo. We denken dus dat we genomen kunnen uitbreiden of inkrimpen, afhankelijk van hoe je het bekijkt, naar misschien 300 tot 400 genen vanaf het minimum van 500.
The only way to prove these ideas was to construct an artificial chromosome with those genes in them, and we had to do this in a cassette-based fashion. We found that synthesizing accurate DNA in large pieces was extremely difficult. Ham Smith and Clyde Hutchison, my colleagues on this, developed an exciting new method that allowed us to synthesize a 5,000-base pair virus in only a two-week period that was 100 percent accurate, in terms of its sequence and its biology. It was a quite exciting experiment -- when we just took the synthetic piece of DNA, injected it in the bacteria and all of a sudden, that DNA started driving the production of the virus particles that turned around and then killed the bacteria. This was not the first synthetic virus -- a polio virus had been made a year before -- but it was only one ten-thousandth as active and it took three years to do. This is a cartoon of the structure of phi X 174. This is a case where the software now builds its own hardware, and that's the notions that we have with biology.
De enige manier om deze ideeën te bewijzen, was door een kunstmatig chromosoom te bouwen met die genen erin. We moesten dit doen met behulp van een soort cassette. We konden vaststellen dat kunstmatig DNA nauwkeurig samenstellen in grote stukken, heel moeilijk was. Mijn collega's Ham Smith en Clyde Hutchison ontwikkelden een veelbelovende nieuwe methode die het ons mogelijk maakte een virus met 5000 basenparen te maken in twee weken tijd dat 100 procent accuraat was, dit in sequentiële en biologische termen. Het was een heel opwindend experiment -- we namen het kunstmatig stukje DNA, injecteerden het in de bacteriën en plots begon dat DNA de productie van de virusdeeltjes te sturen die dan vervolgens de bacteriën gingen doden. Dit was niet het eerste kunstmatige virus -- een jaar eerder werd er een poliovirus gemaakt -- maar het was tienduizend keer minder actief en het nam drie jaar in beslag om te maken. Dit is een cartoon van de structuur van Phi X-174. Het is een geval waar de software nu zijn eigen hardware bouwt, dat zijn de noties die we in de biologie hebben.
People immediately jump to concerns about biological warfare, and I had recent testimony before a Senate committee, and a special committee the U.S. government has set up to review this area. And I think it's important to keep reality in mind, versus what happens with people's imaginations. Basically, any virus that's been sequenced today -- that genome can be made. And people immediately freak out about things about Ebola or smallpox, but the DNA from this organism is not infective. So even if somebody made the smallpox genome, that DNA itself would not cause infections. The real concern that security departments have is designer viruses. And there's only two countries, the U.S. and the former Soviet Union, that had major efforts on trying to create biological warfare agents. If that research is truly discontinued, there should be very little activity on the know-how to make designer viruses in the future.
De mensen beginnen zich onmiddellijk zorgen te maken over biologische oorlogsvoering. Recent moest ik nog een getuigenis afleggen voor een senaatscomissie en een bijzondere commissie die de Amerikaanse overheid had opgericht om dit onderwerp te onderzoeken. Ik denk dat het belangrijk is om de werkelijkheid in gedachten te houden ten opzichte van de verbeeldingen van de mensen. In essentie kan van elk virus waarvan vandaag de sequentie wordt bepaald, het genoom gemaakt worden. De mensen beginnen onmiddellijk te panikeren over zaken zoals ebola of pokken, maar het DNA van dit organisme veroorzaakt geen infecties. Zelfs als iemand het pokkengenoom maakt, dan zou dat DNA zelf geen infecties veroorzaken. De echte bezorgdheid van veiligheidsdepartementen zijn ontworpen virussen. Er zijn slechts twee landen, de VS en de voormalige Sovjet-Unie, die grote inspanningen leverden om biologische oorlogswapens te ontwikkelen. Als dat onderzoek werkelijk stopgezet is, dan zou er weinig activiteit mogen bestaan op gebied van de know-how om virussen te ontwerpen in de toekomst.
I think single-cell organisms are possible within two years. And possibly eukaryotic cells, those that we have, are possible within a decade. So we're now making several dozen different constructs, because we can vary the cassettes and the genes that go into this artificial chromosome. The key is, how do you put all of the others? We start with these fragments, and then we have a homologous recombination system that reassembles those into a chromosome.
Ik denk dat eencellige organismen mogelijk moeten zijn in twee jaar. Mogelijk eukaryote cellen, degene die wij hebben zijn mogelijk binnen de tien jaar. We zijn nu allerhande constructies aan het maken, omdat we de cassettes en de genen kunnen laten variëren die in het kunstmatige chromosoom zullen terechtkomen. De vraag is hoe je alle andere er in zet? We beginnen met deze fragmenten, en dan is er een homoloog recombinatiesysteem dat de fragmenten herschikt tot een chromosoom.
This is derived from an organism, deinococcus radiodurans, that can take three million rads of radiation and not be killed. It reassembles its genome after this radiation burst in about 12 to 24 hours, after its chromosomes are literally blown apart. This organism is ubiquitous on the planet, and exists perhaps now in outer space due to all our travel there. This is a glass beaker after about half a million rads of radiation. The glass started to burn and crack, while the microbes sitting in the bottom just got happier and happier. Here's an actual picture of what happens: the top of this shows the genome after 1.7 million rads of radiation. The chromosome is literally blown apart. And here's that same DNA automatically reassembled 24 hours later. It's truly stunning that these organisms can do that, and we probably have thousands, if not tens of thousands, of different species on this planet that are capable of doing that. After these genomes are synthesized, the first step is just transplanting them into a cell without a genome.
Dit werd afgeleid van het organisme deinococcus radiodurans, dat drie miljoen rad aan radioactieve straling kan verdragen en er niet aan dood gaat. Het herschikt zijn genoom na deze straling in ongeveer 12 tot 24 uur, nadat zijn chromosomen letterlijk opgeblazen werden. Dit organisme is alomtegenwoordig op de planeet en het bestaat wellicht ook in de ruimte door al onze reizen daarheen. Dit is een glazen beker na blootstelling aan ongeveer een half miljoen rad radioactieve straling. Het glas begon te branden en te breken terwijl de microben op de bodem blijer en blijer werden. Hier heb je een foto van wat er werkelijk gebeurt: bovenaan zie je het genoom na 1,7 miljoen rad straling. Het chromosoom wordt letterlijk opgeblazen. Hier heb je hetzelfde DNA dat automatisch herschikt werd 24 uur later. Het is werkelijk verbluffend dat deze organismen dat kunnen doen. We hebben waarschijnlijk duizenden, misschien wel tienduizenden verschillende soorten op deze planeet die hiertoe in staat zijn. Nadat deze genomen samengesteld worden, is de eerste stap om hen te transplanteren naar een cel zonder genoom.
So we think synthetic cells are going to have tremendous potential, not only for understanding the basis of biology but for hopefully environmental and society issues. For example, from the third organism we sequenced, Methanococcus jannaschii -- it lives in boiling water temperatures; its energy source is hydrogen and all its carbon comes from CO2 it captures back from the environment. So we know lots of different pathways, thousands of different organisms now that live off of CO2, and can capture that back. So instead of using carbon from oil for synthetic processes, we have the chance of using carbon and capturing it back from the atmosphere, converting that into biopolymers or other products. We have one organism that lives off of carbon monoxide, and we use as a reducing power to split water to produce hydrogen and oxygen. Also, there's numerous pathways that can be engineered metabolizing methane. And DuPont has a major program with Statoil in Norway to capture and convert the methane from the gas fields there into useful products.
We denken dus dat synthetische cellen een ongelooflijk potentieel zullen hebben, niet alleen voor het begrijpen van de basis van de biologie, maar ook voor het begrijpen van milieu- en maatschappijkwesties. Bijvoorbeeld bij het derde organisme waarvan we de sequentie bepaalden, Methanococcus jannaschii: het leeft in kokende watertemperaturen, heeft als energiebron waterstof en haalt al zijn koolstof uit de CO2 die het in de omgeving vindt. We kennen dus veel verschillende reactiewegen van wel duizenden verschillende organismen die van CO2 leven en het opnieuw kunnen oogsten. In plaats van koolstof uit olie te gebruiken voor synthetische processen, hebben we de mogelijkheid om koolstof te gebruiken en het opnieuw uit de atmosfeer te halen. Zo kan het worden omgezet in biopolymeren of andere producten. Er bestaat een organisme dat leeft van koolstofmonoxide. We gebruiken het als een reducerende kracht om water op te delen ter vorming van waterstof en zuurstof. Er zijn ook talloze reactiewegen die omgevormd kunnen worden ter vorming van methaan. DuPont heeft een groots plan met Statoil in Noorwegen om het methaan uit de gasvelden op te vangen en om te vormen in nuttige producten.
Within a short while, I think there's going to be a new field called "Combinatorial Genomics," because with these new synthesis capabilities, these vast gene array repertoires and the homologous recombination, we think we can design a robot to make maybe a million different chromosomes a day. And therefore, as with all biology, you get selection through screening, whether you're screening for hydrogen production, or chemical production, or just viability. To understand the role of these genes is going to be well within reach.
Binnenkort denk ik dat er een nieuwe discipline zal ontstaan met de naam combinatorische genomica, omdat met deze nieuwe synthesemogelijkheden deze brede repertoires van genreeksen en de homologe recombinatie, denken we een robot te kunnen ontwerpen om misschien wel een miljoen verschillende chromosomen per dag te maken. Bijgevolg heb je zoals in heel de biologie selectie via het screenen. Of je nu aan het screenen bent voor waterstofproductie of chemische productie, of gewoon levensvatbaarheid. De rol van deze genen te begrijpen, zal zeker binnen handbereik zijn.
We're trying to modify photosynthesis to produce hydrogen directly from sunlight. Photosynthesis is modulated by oxygen, and we have an oxygen-insensitive hydrogenase that we think will totally change this process. We're also combining cellulases, the enzymes that break down complex sugars into simple sugars and fermentation in the same cell for producing ethanol. Pharmaceutical production is already under way in major laboratories using microbes. The chemistry from compounds in the environment is orders of magnitude more complex than our best chemists can produce. I think future engineered species could be the source of food, hopefully a source of energy, environmental remediation and perhaps replacing the petrochemical industry.
We gaan proberen om fotosynthese om te vormen om waterstof rechtstreeks uit zonlicht te produceren. Fotosynthese wordt geregeld door zuurstof; we hebben een zuurstof-ongevoelige hydrogenase waarvan we denken dat het dit proces volledig zal veranderen. We zijn ook cellulasen aan het combineren, de enzymes die complexe suikers afbreken tot eenvoudige suikers en fermentatie in dezelfde cel voor de productie van ethanol. Farmaceutische productie is al gestart in de grote laboratoria met behulp van microben. De chemische reactie van stoffen in het milieu is zoveel keer complexer dan onze beste chemici kunnen bewerkstelligen. Ik geloof dat soorten die in de toekomst ontworpen zullen worden, een voedselbron zouden kunnen worden, hopelijk een energiebron, mileusanering en misschien wel als vervanging van de petrochemische industrie.
Let me just close with ethical and policy studies. We delayed the start of our experiments in 1999 until we completed a year-and-a-half bioethical review as to whether we should try and make an artificial species. Every major religion participated in this. It was actually a very strange study, because the various religious leaders were using their scriptures as law books, and they couldn't find anything in them prohibiting making life, so it must be OK. The only ultimate concerns were biological warfare aspects of this, but gave us the go ahead to start these experiments for the reasons we were doing them.
Laat me afsluiten met ethische en beleidstudies. We hebben de start van onze experimenten in 1999 uitgesteld tot dat we een bio-ethisch overzicht van anderhalf jaar hadden afgewerkt om te zien of we wel een kunstmatige soort zouden moeten maken. Elke belangrijke godsdienst heeft hier aan meegewerkt. Het was eigenlijk een heel vreemde studie, omdat de verscheidene religieuze leiders hun heilige schriften als wetboeken hanteerden. Ze konden er niets in terugvinden over een verbod op het creëren van leven, dus moet het wel oké zijn. De enige ultieme zorgen betroffen aspecten van biologische oorlogsvoering. Het gaf ons een groen licht om te starten met deze experimenten omwille van de redenen waarvoor we ze doen.
Right now the Sloan Foundation has just funded a multi-institutional study on this, to work out what the risk and benefits to society are, and the rules that scientific teams such as my own should be using in this area, and we're trying to set good examples as we go forward. These are complex issues. Except for the threat of bio-terrorism, they're very simple issues in terms of, can we design things to produce clean energy, perhaps revolutionizing what developing countries can do and provide through various simple processes. Thank you very much.
Op dit moment heeft het Sloan-fonds een studie hierover met meerdere instellingen gefinancierd om uit te werken wat de risico's en de voordelen zijn voor de samenleving en te kijken welke regels wetenschappelijke teams zoals de mijne moeten hanteren in dit vak. We trachten ook een goed voorbeeld te zijn . Dit zijn complexe kwesties. Met uitzondering van de dreiging van biologisch terrorisme zijn het heel eenvoudige kwesties: kunnen we dingen ontwerpen om propere energie te produceren en misschien wel revolutioneren wat ontwikkelingslanden kunnen doen en tot stand brengen met behulp van allerlei eenvoudige processen. Heel erg bedankt.