Let’s say you discover a magical gold coin that doubles every 25 years. 75 years later, you’d only have eight coins. But 1,000 years later, you’d have over a trillion. And in just 4,600 years, your gold coins would outweigh the observable universe.
Stel je voor dat je een magische munt hebt die iedere 25 jaar verdubbelt. 75 jaar later heb je maar acht munten. Maar 1000 jaar later heb je er meer dan een biljoen. Zo’n 4600 jaar later wegen je munten meer dan alles in het universum.
This periodic doubling is an example of exponential growth, and while we’re not in any danger of discovering a real-life golden goose-coin, something almost as consequential has been growing like this for the past 200 or so years: the global economy.
Deze periodieke verdubbeling is een voorbeeld van exponentiële groei en hoewel het onwaarschijnlijk is dat we ooit een dergelijke munt ontdekken, heeft iets dat bijna net zo belangrijk is een dergelijke groei doorgemaakt in de afgelopen 200 jaar: de wereldeconomie.
Many economists think that an eternally growing economy is necessary to keep improving people’s lives, and that if the global economy stops growing, people would fight more over the fixed amount of value that exists, rather than working to generate new value.
Veel economen denken dat een eeuwig groeiende economie noodzakelijk is om het leven van mensen voortdurend te verbeteren en dat als de wereldeconomie niet meer groeit, mensen meer zouden vechten om de bestaande hoeveelheid waarde in plaats van te werken om nieuwe waarde te creëeren.
That raises the question: is infinite growth possible on a finite planet?
Zo rijst de vraag: is oneindige groei op een eindige planeet mogelijk?
We measure economic growth by tracking the total financial value of everything a country (or the world) produces and sells on the market. These products can help us meet basic needs or improve our individual and collective quality of life. But they also, crucially, take resources to invent, build, or maintain.
Wij meten economische groei door de totale financiële waarde te volgen van alles wat een land, of de wereld, produceert en op de markt verkoopt. Deze producten helpen ons in onze basisbehoeften of ze verbeteren onze levenskwaliteit, zowel individueel als collectief. Er zijn echter ook middelen nodig voor ontwerpen, bouwen en onderhouden.
For example, this smartphone. It’s valuable in part because it contains aluminum, gallium, and silicon, all of which took energy and resources to mine, purify, and turn into a phone. It’s also valuable because of all the effort that went into designing the hardware and writing the software. And it’s also valuable because a guy in a black turtleneck got up on stage and told you it was.
Neem nou deze smartphone. Hij is deels van waarde omdat er aluminium, gallium en silicium in zit, die gemijnd en gezuiverd moesten worden en in deze telefoon verwerkt zijn. Hij is ook kostbaar door het werk dat zit in het ontwerpen van hardware en het schrijven van software. Hij heeft ook waarde, omdat een vent in een zwarte koltrui op een podium dat gezegd heeft.
So how do we grow the total financial value of all things? One way is to make more things. Another way is to invent new things. However you do it, growing the economy requires resources and energy. And eventually, won’t we just run out?
Hoe kunnen we de totale financiële waarde van alle dingen laten groeien? Een manier is om meer dingen te maken. We kunnen ook nieuwe dingen ontwerpen. Voor economische groei zijn hoe dan ook middelen en energie nodig. Komt er niet een moment dat die opraken?
To answer this question, let's consider what goes into the economy and what comes out of it: its inputs are labor, capital— which you can think of as money— and natural resources, like water or energy. Its output is value. Over the past 200 years, economies have gotten exponentially more efficient at producing value.
Om die vraag te beantwoorden, moeten we kijken wat de economie ingaat en wat eruit komt: Wat erin gaat is arbeid, kapitaal -- oftewel geld -- en natuurlijke grondstoffen zoals water of energie. Wat eruit komt is waarde. De laatste 200 jaar zijn economieën bijzonder efficiënt geworden in het produceren van waarde.
If we, as a species, are able to keep upgrading our economies so that they get ever-more efficient, we could theoretically pump out more and more value using the same— or, let’s be really ambitious here— fewer resources.
Als wij, de mens, onze economieën kunnen blijven vernieuwen, zodat deze steeds efficiënter worden, dan kunnen we theoretisch gesproken steeds meer waarde genereren met evenveel of misschien zelfs wel met minder grondstoffen.
So, how do we do that? How do we increase efficiency? With new technologies.
Hoe kunnen we dit doen? Hoe vergroten we efficiëntie? Door middel van nieuwe technologie.
This is where we hit a snag.
Hier lopen we tegen een probleem aan.
New tech, in addition to making things more efficient, can also generate new demand, which ends up using more resources.
Nieuwe technologie maakt dingen niet alleen meer efficiënt, maar genereert ook nieuwe vraag, waarvoor nog meer grondstoffen nodig zijn.
We’re actually not in imminent danger of running out of most resources. But we have a much bigger and more immediate problem: the global economy, and in particular those of rich countries, is driving climate change and destroying valuable natural environments on which all of us depend— soil, forests, fisheries, and countless other resources that help keep our civilization running.
We lopen op dit moment niet het gevaar dat de meeste grondstoffen opraken. We hebben echter een veel groter en dringender probleem: de wereldeconomie, in het bijzonder die van de rijke landen, veroorzaakt klimaatverandering en vernietigt kostbare natuur die we allemaal nodig hebben -- grond, bossen, visserij en ontelbaar veel andere grondstoffen waardoor onze beschaving kan blijven bestaan.
So, what should we do?
Wat kunnen we hieraan doen?
This is where economists disagree.
Op dit punt zijn economen het niet met elkaar eens.
Most economists think that new ideas will be able to fix most of these problems. They argue that, in the same way that exponentially increasing resource and energy use have fueled exponential economic growth, human ingenuity has also increased exponentially, and will rise to meet these challenges in ways that we simply can't predict. For example, between 2000 and 2014, Germany grew their GDP by 16%, while cutting CO2 emissions by 12%.
Veel economen denken dat nieuwe ideeën de meeste problemen wel zullen oplossen. Zij betogen dat, zoals overvloedig gebruik van grondstoffen en energie de enorme economische groei gevoed hebben, zo ook is het menselijke vernuft exponentieel gegroeid en dit zal oplossingen aandragen die ons nu nog onwaarschijnlijk voorkomen. Tussen 2000 en 2014 groeide het BBP van Duitsland met zestien procent, maar de CO2-uitstoot ging met twaalf procent omlaag.
That’s impressive, but it’s not cutting emissions fast enough to limit warming to 1.5 degrees Celsius. For this reason and others, some economists think the solution is to reengineer our economies completely. They make the case that what we should really be doing is weaning ourselves from the addiction to growth and shifting to a post-growth economy.
Hoewel indrukwekkend, gaat deze reductie niet snel genoeg om de opwarming te beperken tot 1,5 graad Celsius. Dit is een van de redenen waarom sommige economen het een beter idee vinden om onze economieën compleet te vernieuwen. Zij vinden het veel belangrijker dat wij ons losketenen van onze verslaving aan groei en naar een post-groeieconomie overgaan.
What would that look like? A post-growth economy wouldn’t assume that the economy should grow; instead, it would require us to focus on improving what we really need— things like renewable energy, healthcare, and public transportation. To do that, post-growth economists suggest that rich countries should do things like guarantee living wages, reduce wealth and income inequality, and ensure universal access to public services, like healthcare. In such an economy, people would be theoretically less dependent on their jobs to earn their living or get healthcare, so it might be more feasible to scale down production of things deemed less necessary.
Hoe zou dat eruit zien? Een post-groeieconomie gaat er niet vanuit dat de economie moet groeien; in plaats daarvan moeten wij verbeteren wat we echt nodig hebben -- zoals duurzame energie, gezondheidszorg en openbaar vervoer. Om dit te realiseren zouden rijke landen volgens post-groeieconomen lonen moeten garanderen waarvan mensen kunnen leven, de welvaartskloof moeten dichten en zorgen voor gelijke toegang tot openbare diensten zoals gezondheidszorg. In een dergelijke economie zouden mensen minder afhankelijk zijn van hun werk om geld te verdienen of zorg te krijgen, waardoor het mogelijk kan worden om de productie af te schalen van zaken die niet echt noodzakelijk zijn.
But this raises other questions: who gets to define what’s necessary? How would we resolve the inevitable disagreements? Could we really do away with entire industries?
Dit leidt echter weer tot nieuwe vragen: wie zegt wat noodzakelijk is? Hoe lossen we meningsverschillen op, die er onherroepelijk komen? Kunnen we een complete industrietak echt vaarwel zeggen?
The “we’ll come up with new ideas to solve these problems” approach can seem as realistic as, well, a magical gold coin. And the “we have to fundamentally change our economies” approach can seem politically daunting, particularly in rich countries. One way or another, we have to find a way to benefit everyone while also taking care of our planet.
De “we lossen de problemen wel op met wat nieuwe ideeën”-aanpak kan zo realistisch zijn als een magische gouden munt. De “we moeten onze economie fundamenteel veranderen”-aanpak kan politiek gezien moeilijk liggen, zeker in rijke landen. We moeten hoe dan ook een oplossing zoeken waar iedereen baat bij heeft en die onze planeet ook ten goede komt.