I'm going to talk to you about optimism -- or more precisely, the optimism bias. It's a cognitive illusion that we've been studying in my lab for the past few years, and 80 percent of us have it.
Ik ga jullie vertellen over optimisme -- de optimisme-tendens, om precies te zijn. Dat is een cognitieve illusie die we de afgelopen jaren in mijn lab hebben bestudeerd. 80% van ons heeft het.
It's our tendency to overestimate our likelihood of experiencing good events in our lives and underestimate our likelihood of experiencing bad events. So we underestimate our likelihood of suffering from cancer, being in a car accident. We overestimate our longevity, our career prospects. In short, we're more optimistic than realistic, but we are oblivious to the fact.
Het is onze neiging tot overschatting van de waarschijnlijkheid om goede ervaringen te hebben in ons leven en onderschatting van de waarschijnlijkheid slechte ervaringen te hebben. Dus we onderschatten de kans om kanker te krijgen, of een auto-ongeluk. We overschatten onze levensduur en carrièrevooruitzichten. Kortom, we zijn meer optimistisch dan realistisch, maar hebben daar geen idee van.
Take marriage for example. In the Western world, divorce rates are about 40 percent. That means that out of five married couples, two will end up splitting their assets. But when you ask newlyweds about their own likelihood of divorce, they estimate it at zero percent. And even divorce lawyers, who should really know better, hugely underestimate their own likelihood of divorce. So it turns out that optimists are not less likely to divorce, but they are more likely to remarry. In the words of Samuel Johnson, "Remarriage is the triumph of hope over experience."
Neem bijvoorbeeld het huwelijk. In de westerse wereld zijn de scheidingspercentages ongeveer 40%. Dat betekent dat van elke vijf getrouwde stellen er twee hun bezittingen zullen splitsen. Maar als je pasgetrouwden vraagt naar hun eigen kans op scheiding, schatten ze die op 0%. Zelfs scheidingsadvocaten, die beter moesten weten, onderschatten hun kans op scheiding schromelijk. Het blijkt dat optimisten niet minder snel scheiden, maar ze hertrouwen wel eerder. Zoals Samuel Johnson het uitdrukte: "Hertrouwen is de triomf van hoop over ervaring."
(Laughter)
(Gelach)
So if we're married, we're more likely to have kids. And we all think our kids will be especially talented. This, by the way, is my two-year-old nephew, Guy. And I just want to make it absolutely clear that he's a really bad example of the optimism bias, because he is in fact uniquely talented.
Als we getrouwd zijn, hebben we vaker kinderen. We denken allemaal dat onze kinderen uitzonderlijk getalenteerd zijn. Dit is trouwens mijn tweejarige neefje Guy. Ik wil even heel duidelijk stellen dat hij een erg slecht voorbeeld is van de optimisme-tendens, want hij is werkelijk uniek getalenteerd.
(Laughter)
(Gelach)
And I'm not alone. Out of four British people, three said that they were optimistic about the future of their own families. That's 75 percent. But only 30 percent said that they thought families in general are doing better than a few generations ago.
En ik ben niet alleen. Drie van de vier Britten zeiden optimistisch te zijn over de toekomst van hun eigen gezinnen. Dat is 75%. Maar slechts 30% zei dat ze dachten dat gezinnen over het algemeen het beter doen dan enkele generaties geleden.
And this is a really important point, because we're optimistic about ourselves, we're optimistic about our kids, we're optimistic about our families, but we're not so optimistic about the guy sitting next to us, and we're somewhat pessimistic about the fate of our fellow citizens and the fate of our country. But private optimism about our own personal future remains persistent. And it doesn't mean that we think things will magically turn out okay, but rather that we have the unique ability to make it so.
Dat is een heel belangrijk punt, want we zijn optimistisch over onszelf, over onze kinderen, over onze gezinnen, maar niet zo optimistisch over de kerel die naast ons zit, en ietwat pessimistisch over het lot van onze medeburgers en het lot van ons land. Maar ons optimisme over onze persoonlijke toekomst wankelt niet. Dat betekent niet dat we denken dat alles op magische wijze goed uitpakt, maar eerder dat wij het unieke vermogen hebben om dat te bewerkstelligen.
Now I'm a scientist, I do experiments. So to show you what I mean, I'm going to do an experiment here with you. So I'm going to give you a list of abilities and characteristics, and I want you to think for each of these abilities where you stand relative to the rest of the population.
Nu ben ik wetenschapper, dus ik experimenteer. Om te tonen wat ik bedoel, zal ik een experiment met jullie doen. Ik ga jullie een lijst met vermogens en eigenschappen geven en ik wil dat jullie van al die vermogens zeggen waar jullie staan ten opzichte van de rest van de bevolking.
The first one is getting along well with others. Who here believes they're at the bottom 25 percent? Okay, that's about 10 people out of 1,500. Who believes they're at the top 25 percent? That's most of us here. Okay, now do the same for your driving ability. How interesting are you? How attractive are you? How honest are you? And finally, how modest are you?
De eerste is goed met anderen kunnen omgaan. Wie vindt dat hij in de onderste 25% zit? Oké, dat zijn ongeveer 10 mensen van de 1500. Wie denkt dat hij in de bovenste 25% zit? De meesten van ons hier. Oké, nu hetzelfde voor je rijvaardigheid. Hoe interessant ben je? Hoe aantrekkelijk ben je? Hoe eerlijk ben je? En tot slot, hoe bescheiden ben je?
So most of us put ourselves above average on most of these abilities. Now this is statistically impossible. We can't all be better than everyone else. (Laughter) But if we believe we're better than the other guy, well that means that we're more likely to get that promotion, to remain married, because we're more social, more interesting.
De meesten van ons plaatsen zichzelf boven het gemiddelde bij de meeste van deze eigenschappen. Dat is statistisch gezien onmogelijk. We kunnen niet allemaal beter zijn dan alle anderen. (Gelach) Maar als we geloven dat we beter zijn dan anderen, betekent dat dat we eerder die promotie zullen krijgen, getrouwd zullen blijven, want we zijn socialer, interessanter.
And it's a global phenomenon. The optimism bias has been observed in many different countries -- in Western cultures, in non-Western cultures, in females and males, in kids, in the elderly. It's quite widespread.
Het is een mondiaal fenomeen. De optimisme-tendens is waargenomen in veel verschillende landen -- in westerse culturen, niet-westerse culturen, bij vrouwen en mannen, bij kinderen en bij ouderen. Het is behoorlijk wijdverspreid.
But the question is, is it good for us? So some people say no. Some people say the secret to happiness is low expectations. I think the logic goes something like this: If we don't expect greatness, if we don't expect to find love and be healthy and successful, well we're not going to be disappointed when these things don't happen. And if we're not disappointed when good things don't happen, and we're pleasantly surprised when they do, we will be happy.
Maar de vraag is: is het goed voor ons? Sommigen zeggen van niet. Sommige mensen zeggen dat het geheim van geluk is lage verwachtingen te hebben. Ik denk dat de logica als volgt gaat: als we geen grote dingen verwachten, als we niet verwachten om liefde, gezondheid en succes te vinden zullen we niet teleurgesteld zijn als deze dingen uitblijven. En als we niet teleurgesteld zijn als goede dingen uitblijven, en aangenaam verrast zijn als ze gebeuren, zullen we gelukkig zijn.
So it's a very good theory, but it turns out to be wrong for three reasons. Number one: Whatever happens, whether you succeed or you fail, people with high expectations always feel better. Because how we feel when we get dumped or win employee of the month depends on how we interpret that event.
Het is dus een prima theorie, maar ze blijkt verkeerd te zijn om drie redenen. Ten eerste: wat er ook gebeurt, of je slaagt of faalt, mensen met hoge verwachtingen voelen zich altijd beter. Want hoe we ons voelen wanneer we gedumpt worden of medewerker van de maand worden, hangt af van onze interpretatie van die gebeurtenis.
The psychologists Margaret Marshall and John Brown studied students with high and low expectations. And they found that when people with high expectations succeed, they attribute that success to their own traits. "I'm a genius, therefore I got an A, therefore I'll get an A again and again in the future." When they failed, it wasn't because they were dumb, but because the exam just happened to be unfair. Next time they will do better. People with low expectations do the opposite. So when they failed it was because they were dumb, and when they succeeded it was because the exam just happened to be really easy. Next time reality would catch up with them. So they felt worse.
De psychologen Margaret Marshall en John Brown bestudeerden studenten met hoge en lage verwachtingen. Ze zagen dat mensen met hoge verwachtingen die slagen, hun succes aan zichzelf toeschrijven. "Ik ben een genie, vandaar die 10 en vandaar dat ik voortdurend tienen zal krijgen. Als ze faalden, was dat niet omdat ze dom waren, maar omdat het examen niet fair was geweest. Volgende keer beter. Mensen met lage verwachtingen doen het tegenovergestelde. Als ze faalden, was dat omdat ze dom waren, en als ze slaagden was dat omdat het examen deze keer erg makkelijk was. De volgende keer zou wel realistischer verlopen. Dus voelden ze zich slechter.
Number two: Regardless of the outcome, the pure act of anticipation makes us happy. The behavioral economist George Lowenstein asked students in his university to imagine getting a passionate kiss from a celebrity, any celebrity. Then he said, "How much are you willing to pay to get a kiss from a celebrity if the kiss was delivered immediately, in three hours, in 24 hours, in three days, in one year, in 10 years? He found that the students were willing to pay the most not to get a kiss immediately, but to get a kiss in three days. They were willing to pay extra in order to wait. Now they weren't willing to wait a year or 10 years; no one wants an aging celebrity. But three days seemed to be the optimum amount.
Ten tweede: ongeacht het resultaat maakt anticipatie ons gelukkig. De gedrags-econoom George Lowenstein vroeg studenten van zijn universiteit te denken aan het krijgen van een gepassioneerde kus van een beroemdheid naar wens. Toen vroeg hij: "Hoeveel zou je betalen om de kus van de beroemdheid te krijgen als de kus direct werd gegeven, over drie uur, over 24 uur, over drie dagen, over een jaar, over 10 jaar? Hij merkte dat de studenten het meeste wilden betalen niet als de kus meteen werd gegeven, maar over drie dagen. Ze wilden extra betalen om te wachten. Niet dat ze tien jaar wilden wachten; niemand wil een beroemdheid op leeftijd. Maar drie dagen leek de optimale wachttijd.
So why is that? Well if you get the kiss now, it's over and done with. But if you get the kiss in three days, well that's three days of jittery anticipation, the thrill of the wait. The students wanted that time to imagine where is it going to happen, how is it going to happen. Anticipation made them happy.
Waarom is dat? Als je de kus nu krijgt, is het direct voorbij. Maar als je de kus over drie dagen krijgt, dan heb je drie dagen van opgewonden anticipatie, de sensatie van het wachten. De studenten wilden die tijd om zich voor te stellen waar het zou gebeuren, hoe het zou gebeuren. Anticipatie maakte hen gelukkig.
This is, by the way, why people prefer Friday to Sunday. It's a really curious fact, because Friday is a day of work and Sunday is a day of pleasure, so you'd assume that people will prefer Sunday, but they don't. It's not because they really, really like being in the office and they can't stand strolling in the park or having a lazy brunch. We know that, because when you ask people about their ultimate favorite day of the week, surprise, surprise, Saturday comes in at first, then Friday, then Sunday. People prefer Friday because Friday brings with it the anticipation of the weekend ahead, all the plans that you have. On Sunday, the only thing you can look forward to is the work week.
Dit is overigens waarom mensen vrijdag prefereren boven zondag. Een merkwaardig feit, want vrijdag is een werkdag en zondag is een vrije dag, dus je zou verwachten dat mensen zondag prefereren, maar dat is niet zo. Dat is niet omdat ze zo enorm graag op kantoor zijn en zo'n hekel hebben aan een wandeling in het park of een luie brunch. Dat weten we, omdat als je mensen vraagt naar hun meest favoriete dag van de week... verrassing ... dat is zaterdag, dan komt vrijdag, dan zondag. Mensen prefereren vrijdag omdat vrijdag de anticipatie van het weekend brengt, alle plannen die je hebt. Op zondag is het enige om naar uit te zien de werkweek.
So optimists are people who expect more kisses in their future, more strolls in the park. And that anticipation enhances their wellbeing. In fact, without the optimism bias, we would all be slightly depressed. People with mild depression, they don't have a bias when they look into the future. They're actually more realistic than healthy individuals. But individuals with severe depression, they have a pessimistic bias. So they tend to expect the future to be worse than it ends up being.
Dus optimisten zijn mensen die meer kussen verwachten in hun toekomst, meer wandelingen in het park. Die anticipatie vergroot hun welbevinden. Zonder de optimisme-tendens zouden we allemaal ietwat depressief zijn. Mensen met een milde depressie zijn niet bevooroordeeld als ze naar de toekomst kijken. Ze zijn eigenlijk realistischer dan gezonde individuen. Maar mensen met zware depressie hebben een pessimisme-tendens. Zij verwachten dat de toekomst slechter is dan ze daadwerkelijk gaat zijn.
So optimism changes subjective reality. The way we expect the world to be changes the way we see it. But it also changes objective reality. It acts as a self-fulfilling prophecy. And that is the third reason why lowering your expectations will not make you happy. Controlled experiments have shown that optimism is not only related to success, it leads to success. Optimism leads to success in academia and sports and politics. And maybe the most surprising benefit of optimism is health. If we expect the future to be bright, stress and anxiety are reduced.
Dus optimisme verandert subjectieve werkelijkheid. Onze verwachtingen over de wereld veranderen onze wereldvisie. Maar ze veranderen ook de objectieve werkelijkheid. Het werkt als een voorspelling die zichzelf doet uitkomen. Dat is de derde reden waarom het verlagen van je verwachtingen je niet gelukkig zal maken. Gecontroleerde proeven hebben uitgewezen dat optimisme niet alleen gerelateerd is aan succes, maar dat het ertoe leidt. Optimisme leidt tot succes in de academische wereld, in de sport en in de politiek. Misschien het meest verrassende voordeel van optimisme is gezondheid. Als we verwachten dat de toekomst stralend is, verminderen stress en zorgen.
So all in all, optimism has lots of benefits. But the question that was really confusing to me was, how do we maintain optimism in the face of reality? As an neuroscientist, this was especially confusing, because according to all the theories out there, when your expectations are not met, you should alter them. But this is not what we find. We asked people to come into our lab in order to try and figure out what was going on.
Kortom, optimisme heeft vele voordelen. Maar de vraag die me echt verwarde, was: hoe blijven we optimistisch in confrontatie met de feiten? Als neurowetenschapper was dit met name verwarrend, want volgens alle gangbare theorieën moet je je verwachtingen bijstellen als ze niet blijken te kloppen. Maar dat is niet wat we zien. We vroegen mensen om naar het lab te komen om te proberen te begrijpen wat er gebeurde.
We asked them to estimate their likelihood of experiencing different terrible events in their lives. So, for example, what is your likelihood of suffering from cancer? And then we told them the average likelihood of someone like them to suffer these misfortunes. So cancer, for example, is about 30 percent. And then we asked them again, "How likely are you to suffer from cancer?"
We vroegen ze om te schatten wat de kans was op het beleven van verschillende vreselijke scenario's. Bijvoorbeeld: wat is de kans dat jij kanker krijgt? Dan vertelden we hen wat de gemiddelde kans was dat iemand als zij deze tegenslagen zouden overkomen. Voor kanker is dat bijvoorbeeld ongeveer 30%. Dan vroegen we ze nogmaals: "Hoeveel kans loop je dat je kanker krijgt?"
What we wanted to know was whether people will take the information that we gave them to change their beliefs. And indeed they did -- but mostly when the information we gave them was better than what they expected. So for example, if someone said, "My likelihood of suffering from cancer is about 50 percent," and we said, "Hey, good news. The average likelihood is only 30 percent," the next time around they would say, "Well maybe my likelihood is about 35 percent." So they learned quickly and efficiently. But if someone started off saying, "My average likelihood of suffering from cancer is about 10 percent," and we said, "Hey, bad news. The average likelihood is about 30 percent," the next time around they would say, "Yep. Still think it's about 11 percent."
Wat we wilden weten, was of mensen hun aannames bijstellen naar aanleiding van de informatie die we ze gaven. En dat deden ze -- maar vooral wanneer die informatie beter was dan hun verwachting. Bijvoorbeeld, als iemand zei: "Mijn kans om kanker te krijgen is ongeveer 50%", en wij zeiden: "Hé, goed nieuws. De gemiddelde kans is ongeveer 30%", dan zeiden zij de volgende keer: "Misschien is mijn kans ongeveer 35%." Dus ze leerden snel en efficiënt. Maar als iemand begon met de stelling: "Mijn gemiddelde kans om kanker te krijgen is ongeveer 10%", en wij zeiden: "Hee, slecht nieuws. De gemiddelde kans is ongeveer 30%," dan zeiden ze de keer daarop: "Ja, ik denk nog steeds dat ik ongeveer 11% kans loop."
(Laughter)
(Gelach)
So it's not that they didn't learn at all -- they did -- but much, much less than when we gave them positive information about the future. And it's not that they didn't remember the numbers that we gave them; everyone remembers that the average likelihood of cancer is about 30 percent and the average likelihood of divorce is about 40 percent. But they didn't think that those numbers were related to them.
Dus ze leerden wel iets, maar dat was veel minder dan wanneer we ze positieve informatie gaven over de toekomst. Niet dat ze zich onze cijfers niet herinnerden; iedereen herinnert zich dat de gemiddelde kans op kanker ongeveer 30% is en de gemiddelde kans op echtscheiding zo'n 40%. Maar ze dachten niet dat deze getallen verband hielden met hen.
What this means is that warning signs such as these may only have limited impact. Yes, smoking kills, but mostly it kills the other guy.
Dat betekent dat waarschuwingstekens als deze wellicht slechts een geringe invloed hebben. Ja, roken is dodelijk, maar vooral voor die andere persoon.
What I wanted to know was what was going on inside the human brain that prevented us from taking these warning signs personally. But at the same time, when we hear that the housing market is hopeful, we think, "Oh, my house is definitely going to double in price." To try and figure that out, I asked the participants in the experiment to lie in a brain imaging scanner. It looks like this. And using a method called functional MRI, we were able to identify regions in the brain that were responding to positive information.
Wat ik wilde weten, was: wat gebeurt er in de menselijke hersenen dat ons belet om deze signalen persoonlijk op te vatten? Tegelijkertijd denken we, wanneer we horen dat de huizenmarkt gaat stijgen, "Oh, mijn huis verdubbelt vast in waarde." Om dat te verklaren, vroeg ik de deelnemers aan het experiment om in een hersenscanner te gaan liggen. Dat ziet er zo uit. Met een methode genaamd 'functionele MRI' konden we hersengebieden identificeren die reageerden op positieve informatie.
One of these regions is called the left inferior frontal gyrus. So if someone said, "My likelihood of suffering from cancer is 50 percent," and we said, "Hey, good news. Average likelihood is 30 percent," the left inferior frontal gyrus would respond fiercely. And it didn't matter if you're an extreme optimist, a mild optimist or slightly pessimistic, everyone's left inferior frontal gyrus was functioning perfectly well, whether you're Barack Obama or Woody Allen.
Eén van deze gebieden heet de linker inferieure frontale gyrus. Dus als iemand zei: "Mijn kans om kanker te krijgen is 50%", en wij zeiden: "Hé, goed nieuws. De gemiddelde kans is 30%", dan reageerde de linker inferieure frontale gyrus heftig. Het maakte niet uit of je een extreme optimist was, een milde optimist of lichtelijk pessimistisch, de linker inferieure frontale gyrus functioneerde bij iedereen geweldig, of je Barack Obama was of Woody Allen.
On the other side of the brain, the right inferior frontal gyrus was responding to bad news. And here's the thing: it wasn't doing a very good job. The more optimistic you were, the less likely this region was to respond to unexpected negative information. And if your brain is failing at integrating bad news about the future, you will constantly leave your rose-tinted spectacles on.
Aan de andere kant van de hersenen reageerde de rechter inferieure frontale gyrus op slecht nieuws. Maar nu komt het: deze deed zijn werk niet erg goed. Hoe optimistischer je was, des te minder geneigd was dit gebied om te reageren op onverwachte negatieve informatie. Als je hersenen geen slecht nieuws integreren over de toekomst, zul je voortdurend je roze bril ophouden.
So we wanted to know, could we change this? Could we alter people's optimism bias by interfering with the brain activity in these regions? And there's a way for us to do that.
Dus wilden we weten: kunnen we dit veranderen? Kunnen we de optimisme-tendens bij mensen veranderen door de hersenactiviteit in deze gebieden te beïnvloeden? En dat kan inderdaad.
This is my collaborator Ryota Kanai. And what he's doing is he's passing a small magnetic pulse through the skull of the participant in our study into their inferior frontal gyrus. And by doing that, he's interfering with the activity of this brain region for about half an hour. After that everything goes back to normal, I assure you.
Dit is mijn collega Ryota Kanai. Hij stuurt een klein elektrisch signaal door de schedel van de deelnemer aan onze studie naar de inferieure frontale gyrus. Door dat te doen, beïnvloedt hij de hersenactiviteit in dit gebied gedurende ongeveer een half uur. Geen zorgen, daarna is alles weer normaal.
(Laughter)
(Gelach)
So let's see what happens. First of all, I'm going to show you the average amount of bias that we see. So if I was to test all of you now, this is the amount that you would learn more from good news relative to bad news. Now we interfere with the region that we found to integrate negative information in this task, and the optimism bias grew even larger. We made people more biased in the way that they process information. Then we interfered with the brain region that we found to integrate good news in this task, and the optimism bias disappeared. We were quite amazed by these results because we were able to eliminate a deep-rooted bias in humans.
Laten we kijken wat er gebeurt. Allereerst ga ik jullie de gemiddelde hoeveelheid beïnvloeding laten zien. Als ik jullie allemaal nu zou testen, zou dit de mate zijn waarin jullie méér van goed nieuws zouden leren dan van slecht nieuws. Nu beïnvloeden we het gebied waarvan we zagen dat het negatieve informatie integreerde en de optimisme-tendens wordt nog sterker. We versterken de geneigdheid in informatieverwerking. Toen beïnvloedden we de hersenregio waarin integratie van goed nieuws plaatsvond, en de optimisme-tendens verdween. We waren echt verbaasd door deze resultaten want we konden een diepgewortelde neiging wegnemen in mensen.
And at this point we stopped and we asked ourselves, would we want to shatter the optimism illusion into tiny little bits? If we could do that, would we want to take people's optimism bias away? Well I've already told you about all of the benefits of the optimism bias, which probably makes you want to hold onto it for dear life. But there are, of course, pitfalls, and it would be really foolish of us to ignore them.
Hier stopten we even en vroegen ons af: zouden we de optimistische illusie aan diggelen willen slaan? Zouden we de optimisme-tendens bij mensen willen wegnemen? Ik vertelde al over alle voordelen van de optimisme-tendens, die waarschijnlijk maken dat je hem nooit kwijt wil. Maar er zijn uiteraard valkuilen. Het zou dom zijn als we die zouden negeren.
Take for example this email I recieved from a firefighter here in California. He says, "Fatality investigations for firefighters often include 'We didn't think the fire was going to do that,' even when all of the available information was there to make safe decisions." This captain is going to use our findings on the optimism bias to try to explain to the firefighters why they think the way they do, to make them acutely aware of this very optimistic bias in humans.
Neem bijvoorbeeld deze e-mail, die ik kreeg van een brandweerman hier in Californië. Hij zegt: "Bij onderzoek naar dodelijke ongevallen van brandweermannen hoor je vaak: 'We dachten niet dat het vuur dit zou gaan doen", zelfs als alle informatie voorhanden was om veilige beslissingen te nemen." Deze commandant gaat onze bevindingen over de optimisme-tendens gebruiken om de brandweermannen proberen uit te leggen waarom ze denken zoals ze denken, om ze bewust te maken van deze zeer optimistische neiging in mensen.
So unrealistic optimism can lead to risky behavior, to financial collapse, to faulty planning. The British government, for example, has acknowledged that the optimism bias can make individuals more likely to underestimate the costs and durations of projects. So they have adjusted the 2012 Olympic budget for the optimism bias.
Onrealistisch optimisme kan tot gevaarlijk gedrag leiden, tot financiële fiasco's, tot gebrekkige planning. De Britse overheid heeft bijvoorbeeld erkend dat mensen door de optimisme-tendens eerder de kosten en tijdsduur van projecten onderschatten. Dus hebben ze het budget voor de Olympische Spelen aangepast aan de optimisme-tendens.
My friend who's getting married in a few weeks has done the same for his wedding budget. And by the way, when I asked him about his own likelihood of divorce, he said he was quite sure it was zero percent.
Een vriend die over enkele weken gaat trouwen, heeft hetzelfde gedaan voor zijn huwelijksbudget. Overigens, toen ik hem vroeg naar zijn eigen kans op een echtscheiding, zei hij vrij zeker te zijn dat die 0% was.
So what we would really like to do, is we would like to protect ourselves from the dangers of optimism, but at the same time remain hopeful, benefiting from the many fruits of optimism. And I believe there's a way for us to do that. The key here really is knowledge. We're not born with an innate understanding of our biases. These have to be identified by scientific investigation. But the good news is that becoming aware of the optimism bias does not shatter the illusion. It's like visual illusions, in which understanding them does not make them go away. And this is good because it means we should be able to strike a balance, to come up with plans and rules to protect ourselves from unrealistic optimism, but at the same time remain hopeful.
Dus we zouden ons heel graag willen beschermen tegen de gevaren van optimisme, maar tegelijkertijd hoopvol blijven, en profiteren van de vele voordelen van optimisme. Ik geloof dat dat mogelijk is. De sleutel hiertoe is kennis. Goed begrip van onze vooroordelen is niet aangeboren. Dit moet groeien door wetenschappelijk onderzoek. Maar het goede nieuws is, dat bewustwording van de optimisme-tendens de illusie niet wegneemt. Het is als gezichtsbedrog: dat blijft bestaan, zelfs als je begrijpt hoe het werkt. Dit is goed, want het betekent dat we een evenwicht moeten kunnen vinden, om plannen en regels te verzinnen die ons beschermen tegen onrealistisch optimisme, terwijl we tegelijkertijd hoopvol blijven.
I think this cartoon portrays it nicely. Because if you're one of these pessimistic penguins up there who just does not believe they can fly, you certainly never will. Because to make any kind of progress, we need to be able to imagine a different reality, and then we need to believe that that reality is possible. But if you are an extreme optimistic penguin who just jumps down blindly hoping for the best, you might find yourself in a bit of a mess when you hit the ground. But if you're an optimistic penguin who believes they can fly, but then adjusts a parachute to your back just in case things don't work out exactly as you had planned, you will soar like an eagle, even if you're just a penguin.
Ik denk dat deze cartoon het mooi weergeeft. Want als je een pessimistische pinguïn bent die niet gelooft dat hij kan vliegen, zul je het met zekerheid nooit kunnen. Want iedere soort vooruitgang vereist dat we ons een andere werkelijkheid inbeelden en vervolgens geloven dat die werkelijkheid mogelijk is. Maar als je een extreem optimistische pinguïn bent die blindelings springt en er het beste van hoopt, zou de landing je wel eens tegen kunnen vallen. Maar als je een optimistische pinguïn bent die gelooft dat hij kan vliegen, maar vervolgens een parachute aanbindt voor het geval de dingen anders lopen dan gepland, zul je vliegen als een arend, ook al ben je slechts een pinguïn.
Thank you.
Dank je wel.
(Applause)
(Applaus)