When I was a young officer, they told me to follow my instincts, to go with my gut, and what I've learned is that often our instincts are wrong.
Toen ik een jonge officier was, werd mij verteld mijn instinct te volgen, mijn buikgevoel. En wat ik geleerd heb, is dat ons instinct vaak verkeerd is.
In the summer of 2010, there was a massive leak of classified documents that came out of the Pentagon. It shocked the world, it shook up the American government, and it made people ask a lot of questions, because the sheer amount of information that was let out, and the potential impacts, were significant. And one of the first questions we asked ourselves was why would a young soldier have access to that much information? Why would we let sensitive things be with a relatively young person?
In de zomer van 2010 lekte er een grote hoeveelheid geheime documenten vanuit het Pentagon. Het schokte de wereld, de overheid werd wakker geschud, en mensen gingen vragen stellen, want alleen al de omvang van de gelekte informatie, en de mogelijke gevolgen daarvan, waren van groot belang. Wij vroegen onszelf af waarom een jonge soldaat, toegang had tot zoveel informatie. Waarom zouden zulke gevoelige dingen, gezien moeten worden door een jong persoon?
In the summer of 2003, I was assigned to command a special operations task force, and that task force was spread across the Mideast to fight al Qaeda. Our main effort was inside Iraq, and our specified mission was to defeat al Qaeda in Iraq. For almost five years I stayed there, and we focused on fighting a war that was unconventional and it was difficult and it was bloody and it often claimed its highest price among innocent people. We did everything we could to stop al Qaeda and the foreign fighters that came in as suicide bombers and as accelerants to the violence. We honed our combat skills, we developed new equipment, we parachuted, we helicoptered, we took small boats, we drove, and we walked to objectives night after night to stop the killing that this network was putting forward. We bled, we died, and we killed to stop that organization from the violence that they were putting largely against the Iraqi people.
In de zomer van 2003 werd ik aangewezen om het corps commandotroepen te leiden, dat verspreid zat over het Midden-Oosten, om Al Qaeda te bestrijden. We zaten vooral binnen Irak, en onze speciale missie was het verslaan van Al Qaeda in Irak. Ik ben daar bijna vijf jaar gebleven, en we vochten in een oorlog, die onconventioneel was, en moeilijk, en bloederig, en de hoogste prijs werd meestal betaald door onschuldige mensen. We deden alles wat we konden om Al Qaeda te stoppen, en de buitenlandse strijders die binnenkwamen als zelfmoordterroristen, en die het geweld versnelden. We versterkten onze strijdkrachten, ontwikkelden nieuwe apparatuur, gebruikten parachutes, helikopters, kleine boten, we reden en liepen naar ons doelwit, elke nacht weer, om het moorden van Al Qaeda te stoppen. We bloedden, we stierven, en we doodden, om die organisatie te doen stoppen met het geweld dat ze vooral de Irakese bevolking aandeden.
Now, we did what we knew, how we had grown up, and one of the things that we knew, that was in our DNA, was secrecy. It was security. It was protecting information. It was the idea that information was the lifeblood and it was what would protect and keep people safe. And we had a sense that, as we operated within our organizations, it was important to keep information in the silos within the organizations, particularly only give information to people had a demonstrated need to know. But the question often came, who needed to know? Who needed, who had to have the information so that they could do the important parts of the job that you needed? And in a tightly coupled world, that's very hard to predict. It's very hard to know who needs to have information and who doesn't. I used to deal with intelligence agencies, and I'd complain that they weren't sharing enough intelligence, and with a straight face, they'd look at me and they'd say, "What aren't you getting?" (Laughter) I said, "If I knew that, we wouldn't have a problem."
We handelden uit kennis en ervaring, en wat wij in ons DNA hadden, was geheimhouding, beveiliging, het beschermen van informatie. Het idee dat informatie het enige was dat mensen zou beschermen en veilig zou houden. We vonden het altijd belangrijk om informatie binnen de muren van onze organisaties te houden en alleen informatie te geven aan mensen die konden aantonen dat ze het moesten weten. Maar wie waren dat? Wie was afhankelijk van die informatie om zijn werk te kunnen doen? In een sterk verbonden wereld is dat moeilijk te voorspellen. Het is moeilijk te bepalen wie wel en geen informatie nodig heeft. Ik deed zaken met inlichtingendiensten, en klaagde dat ze me niet genoeg inlichtten. Met een stalen gezicht zeiden ze dan: "Wat krijg je dan niet?" (Gelach) Ik zei: "Als ik dat wist, was er geen probleem."
But what we found is we had to change. We had to change our culture about information. We had to knock down walls. We had to share. We had to change from who needs to know to the fact that who doesn't know, and we need to tell, and tell them as quickly as we can. It was a significant culture shift for an organization that had secrecy in its DNA.
We moesten veranderen. Onze informatiecultuur moest veranderen. Transparanter zijn, meer delen. We moesten veranderen van 'wie moet het weten' naar 'wie weet het niet en moet het zo snel mogelijk te weten komen'. Een belangrijke cultuurverschuiving, voor een organisatie met geheimhouding in haar DNA.
We started by doing things, by building, not working in offices, knocking down walls, working in things we called situation awareness rooms, and in the summer of 2007, something happened which demonstrated this. We captured the personnel records for the people who were bringing foreign fighters into Iraq. And when we got the personnel records, typically, we would have hidden these, shared them with a few intelligence agencies, and then try to operate with them. But as I was talking to my intelligence officer, I said, "What do we do?" And he said, "Well, you found them." Our command. "You can just declassify them." And I said, "Well, can we declassify them? What if the enemy finds out?" And he says, "They're their personnel records." (Laughter)
We begonnen door te doen, door te bouwen we werkten niet op kantoor, maar in dingen die we 'situationeel bewustzijn'-kamers noemden. In de zomer van 2007 deed zich een goed voorbeeld voor. We vingen persooneelsgegevens op van de mensen die buitenlandse strijders naar Irak haalden. Normaal gesproken zouden we deze verbergen, of ze delen met inlichtingendiensten, om zaken met ze te doen. Ik vroeg mijn inlichtingenofficier: "Wat doen we nu?" Hij zei: "Jij hebt ze gevonden, je kan ze openbaar maken." Ik: "Kan dat echt? En de vijand dan?" Hij: "Ach, het zijn hun gegevens." (Gelach)
So we did, and a lot of people got upset about that, but as we passed that information around, suddenly you find that information is only of value if you give it to people who have the ability to do something with it. The fact that I know something has zero value if I'm not the person who can actually make something better because of it. So as a consequence, what we did was we changed the idea of information, instead of knowledge is power, to one where sharing is power. It was the fundamental shift, not new tactics, not new weapons, not new anything else. It was the idea that we were now part of a team in which information became the essential link between us, not a block between us.
En zo geschiedde. Veel mensen waren het er niet mee eens, maar terwijl we de informatie verspreidden, beseften we dat informatie alleen waardevol is als je ze doorgeeft aan mensen die er iets mee kunnen doen. Het heeft totaal geen zin dat ik iets weet, als ik niet degene ben die er iets mee kan betekenen. Dus we veranderden onze informatiecultuur, van 'kennis is macht' naar 'delen is macht'. Het was deze fundamentele verschuiving, geen nieuwe tactieken, of wapens, niets nieuws. Het idee dat we nu deel uitmaakten van een team waar informatie ons verbond in plaats van scheidde. Ik wil dat iedereen eens diep inademt,
And I want everybody to take a deep breath and let it out, because in your life, there's going to be information that leaks out you're not going to like. Somebody's going to get my college grades out, a that's going to be a disaster. (Laughter) But it's going to be okay, and I will tell you that I am more scared of the bureaucrat that holds information in a desk drawer or in a safe than I am of someone who leaks, because ultimately, we'll be better off if we share.
en weer uitademt, want in je leven zal er informatie lekken die je niet leuk zult vinden. Iemand gaat mijn schoolcijfers onthullen, dat wordt een ramp. (Gelach) Maar het komt goed en ik kan jullie vertellen dat ik banger ben van een bureaucraat die informatie in zijn bureaula verbergt, dan van iemand die informatie lekt, want uiteindelijk zijn we allemaal beter af als we delen. Dankjewel.
Thank you.
(Applaus)
(Applause)
Helen Walters: So I don't know if you were here this morning, if you were able to catch Rick Ledgett, the deputy director of the NSA who was responding to Edward Snowden's talk earlier this week. I just wonder, do you think the American government should give Edward Snowden amnesty?
Helen: Was je hier vanmorgen, en heb je Rick Ledgett gezien, de adjunct-directeur van de NSA die reageerde op Edward Snowdens speech van eerder deze week. Mijn vraag: denk je dat de Amerikaanse regering amnestie zou moeten verlenen aan Edward Snowden?
Stanley McChrystal: I think that Rick said something very important. We, most people, don't know all the facts. I think there are two parts of this. Edward Snowden shined a light on an important need that people had to understand. He also took a lot of documents that he didn't have the knowledge to know the importance of, so I think we need to learn the facts about this case before we make snap judgments about Edward Snowden. HW: Thank you so much. Thank you. (Applause)
Ik denk dat Rick iets belangrijks heeft gezegd. De meeste mensen zijn niet bekend met alle feiten. Het is dubbel. Edward Snowden belichtte een belangrijke behoefte, die mensen moesten begrijpen. Hij nam ook documenten waarvan hij niet wist hoe belangrijk ze waren. Ik denk dat we de feiten moeten kennen om een oordel te kunnen vellen over Edward Snowden. Dankjewel. (Applaus)