There's so many of you.
Jullie zijn met zovelen.
(Laughter)
When I was a kid, I hid my heart under the bed, because my mother said, "If you're not careful, someday someone's going to break it." Take it from me: Under the bed is not a good hiding spot. I know because I've been shot down so many times, I get altitude sickness just from standing up for myself. But that's what we were told. "Stand up for yourself." And that's hard to do if you don't know who you are. We were expected to define ourselves at such an early age, and if we didn't do it, others did it for us. Geek. Fatty. Slut. Fag.
Als kind verborg ik mijn hart onder het bed, want mama zei: "Als je niet oppast, komt er een dag dat iemand het breekt. Geloof me vrij: onder het bed ligt het niet goed verborgen. Ik weet het, want ik ben zo vaak neergesabeld dat ik hoogteziekte krijg van het opkomen voor mezelf. Maar dat kregen we te horen. Kom op voor jezelf. Dat is lastig als je niet weet wie je bent. We moesten onszelf al zo jong een identiteit geven. Als wij het niet deden, deden anderen het voor ons. Geek. Dikzak. Slet. Flikker.
And at the same time we were being told what we were, we were being asked, "What do you want to be when you grow up?" I always thought that was an unfair question. It presupposes that we can't be what we already are. We were kids.
Ze zeiden ons wat we waren, en vroegen tegelijk: Ze zeiden ons wat we waren, en vroegen tegelijk: "Wat wil je worden als je groot bent?" Ik vond dat altijd een oneerlijke vraag. Ze veronderstelt dat we niet mogen zijn wat we nu al zijn. Wij waren kinderen.
When I was a kid, I wanted to be a man. I wanted a registered retirement savings plan that would keep me in candy long enough to make old age sweet.
Toen ik kind was, wilde ik man zijn. Ik wilde een officieel pensioenplan dat mijn snoepvoorziening zou laten doorlopen voor een zoete oude dag.
(Laughter)
Toen ik kind was, wilde ik me scheren.
When I was a kid, I wanted to shave. Now, not so much.
Nu niet echt meer.
(Laughter)
When I was eight, I wanted to be a marine biologist. When I was nine, I saw the movie "Jaws," and thought to myself, "No, thank you."
Toen ik acht was, wilde ik zeebioloog worden. Toen ik negen was, zag ik de film 'Jaws'. Ik dacht bij mezelf: "Nee, bedankt."
(Laughter)
Toen ik 10 was, zeiden ze dat mijn ouders weg waren omdat ze me niet wilden.
And when I was 10, I was told that my parents left because they didn't want me. When I was 11, I wanted to be left alone. When I was 12, I wanted to die. When I was 13, I wanted to kill a kid. When I was 14, I was asked to seriously consider a career path.
Toen ik 11 was, wilde ik alleen zijn. Toen ik 12 was, wilde ik doodgaan. Toen ik 13 was, wilde ik een kind doden. Toen ik 14 was, vroegen ze me om goed na te denken over een carrièrepad.
I said, "I'd like to be a writer."
Ik zei: "Ik wil schrijver worden."
And they said, "Choose something realistic."
Ze zeiden: "Maak een realistische keuze."
So I said, "Professional wrestler."
Dus zei ik: "Professioneel worstelaar."
And they said, "Don't be stupid."
Ze zeiden: "Doe niet zo dom."
See, they asked me what I wanted to be, then told me what not to be.
Ze vroegen me wat ik wilde zijn, en zeiden dan wat ik niet mocht zijn.
And I wasn't the only one. We were being told that we somehow must become what we are not, sacrificing what we are to inherit the masquerade of what we will be. I was being told to accept the identity that others will give me.
Ik was niet de enige. Ze zeiden ons dat we moesten worden wat we niet zijn, en opgeven wat we zijn om de maskerade te erven van wat we zullen zijn. Ik moest de identiteit aanvaarden die anderen me zouden geven.
And I wondered, what made my dreams so easy to dismiss? Granted, my dreams are shy, because they're Canadian.
Ik vroeg me af: wat maakte mijn dromen zo gemakkelijk weg te sturen? Het is waar, mijn dromen zijn verlegen: ze zijn Canadees. (Gelach)
(Laughter)
My dreams are self-conscious and overly apologetic. They're standing alone at the high school dance, and they've never been kissed. See, my dreams got called names too. Silly. Foolish. Impossible. But I kept dreaming. I was going to be a wrestler. I had it all figured out. I was going to be The Garbage Man.
Mijn dromen zijn zelfbewust en al te verdedigend. Ze staan apart op het schoolbal en ze zijn nog nooit gekust. Mijn dromen worden ook uitgescholden. Dwaas. Dom. Onmogelijk. Maar ik bleef dromen. Ik zou worstelaar worden. Ik had het helemaal voor mekaar. Ik zou de Vuilnisman worden.
(Laughter)
Mijn laatste beweging zou de Vuilnispers worden.
My finishing move was going to be The Trash Compactor. My saying was going to be, "I'm taking out the trash!"
Mijn lijfspreuk zou zijn: "Ik haal vuilnis op!"
(Laughter)
(Gelach) (Applaus)
(Applause)
Tot die kerel, Vik "Vuilkar" Vinck,
And then this guy, Duke "The Dumpster" Droese, stole my entire shtick.
mijn hele opzet pikte.
(Laughter)
I was crushed, as if by a trash compactor.
Ik was er kapot van, vermorzeld, als door een vuilnispers.
(Laughter)
Ik dacht bij mezelf: "Wat nu? Waar moet ik heen?"
I thought to myself, "What now? Where do I turn?"
Poetry.
Poëzie.
(Laughter)
Like a boomerang, the thing I loved came back to me. One of the first lines of poetry I can remember writing was in response to a world that demanded I hate myself. From age 15 to 18, I hated myself for becoming the thing that I loathed: a bully.
Als een boemerang kwam mijn grote liefde terug. Eén van de eerste regels poëzie die ik schreef, was een antwoord op een wereld die me vroeg mezelf te haten. Tussen mijn 15de en mijn 18de haatte ik mezelf omdat ik geworden was wat ik verafschuwde: een pestkop.
When I was 19, I wrote, "I will love myself despite the ease with which I lean toward the opposite."
Toen ik 19 was, schreef ik: "Ik zal van mezelf houden, ondanks het gemak waarmee ik naar de andere kant neig."
Standing up for yourself doesn't have to mean embracing violence.
Voor jezelf opkomen, hoeft niet gelijk te staan met kiezen voor geweld.
When I was a kid, I traded in homework assignments for friendship, then gave each friend a late slip for never showing up on time, and in most cases, not at all. I gave myself a hall pass to get through each broken promise. And I remember this plan, born out of frustration from a kid who kept calling me "Yogi," then pointed at my tummy and said, "Too many picnic baskets." Turns out it's not that hard to trick someone, and one day before class, I said, "Yeah, you can copy my homework," and I gave him all the wrong answers that I'd written down the night before. He got his paper back expecting a near-perfect score, and couldn't believe it when he looked across the room at me and held up a zero. I knew I didn't have to hold up my paper of 28 out of 30, but my satisfaction was complete when he looked at me, puzzled, and I thought to myself, "Smarter than the average bear, motherfucker."
Tijdens mijn kindertijd ruilde ik huiswerk voor vriendschap en gaf elke vriend een 'te laat'-briefje omdat ze nooit tijdig opdaagden en meestal helemaal niet. Ik gaf mijzelf een vrijbrief om over elke gebroken belofte heen te komen. Ik herinner me een plan, ontstaan uit frustratie over een kind dat me 'Yogi' bleef noemen, op mijn buik wees en zei: "Teveel picknickmanden." Blijkt dat het niet zo moeilijk is om iemand te foppen. Op een dag zei ik voor schooltijd: "Ja, je mag mijn huiswerk overschrijven." Ik gaf hem alle foute antwoorden die ik de dag ervoor had opgeschreven. Hij kreeg het terug en verwachtte een bijna perfecte score. Hij geloofde zijn ogen niet toen hij mijn blik zocht in de klas en een nul toonde. Ik wist dat ik mijn 28 op 30 niet moest tonen, maar mijn voldoening was compleet toen hij verward naar me keek en ik bedacht: "Slimmer dan de doorsnee beer, rotzak."
(Laughter)
(Gelach) (Applaus)
(Applause)
Dit ben ik.
This is who I am. This is how I stand up for myself.
Zo kom ik op voor mezelf.
When I was a kid, I used to think that pork chops and karate chops were the same thing. I thought they were both pork chops. My grandmother thought it was cute, and because they were my favorite, she let me keep doing it. Not really a big deal. One day, before I realized fat kids are not designed to climb trees, I fell out of a tree and bruised the right side of my body. I didn't want to tell my grandmother because I was scared I'd get in trouble for playing somewhere I shouldn't have been. The gym teacher noticed the bruise, and I got sent to the principal's office. From there, I was sent to another small room with a really nice lady who asked me all kinds of questions about my life at home. I saw no reason to lie. As far as I was concerned, life was pretty good. I told her, whenever I'm sad, my grandmother gives me karate chops.
Toen ik kind was dacht ik dat karbonades en karateslagen hetzelfde waren. Ik dacht dat het allebei karbonades waren. Omdat mijn oma dat schattig vond, en omdat ik er dol op was, verbeterde ze me niet. Een akkefietje. Op zekere dag, voor ik besefte dat dikkerdjes niet gebouwd zijn om in bomen te klimmen, viel ik uit een boom en kneusde mijn rechterzijde. Ik wilde het mijn oma niet vertellen omdat ik geen herrie wou omdat ik op verboden terrein speelde. Enkele dagen later merkte de gymleraar de kneuzing en moest ik bij de directeur komen. Van daar moest ik naar een kamertje met een hele lieve mevrouw die me allerlei vragen over mijn leven thuis stelde. Ik zag geen reden tot liegen. Als het van mij afhing, was het leven goed. Ik vertelde: als ik droevig ben, geeft mijn oma mij karateslagen.
(Laughter)
(Gelach)
This led to a full-scale investigation, and I was removed from the house for three days, until they finally decided to ask how I got the bruises. News of this silly little story quickly spread through the school, and I earned my first nickname: Porkchop. To this day, I hate pork chops.
Er kwam een grondige inspectie van. Ik mocht drie dagen niet naar huis tot ze eindelijk besloten te vragen hoe ik aan de kneuzingen kwam. Het nieuws van dit verhaaltje ging al snel rond op school. Ik kreeg mijn eerste bijnaam: Karbonade. Ik haat karbonades nog steeds.
I'm not the only kid who grew up this way, surrounded by people who used to say that rhyme about sticks and stones, as if broken bones hurt more than the names we got called, and we got called them all. So we grew up believing no one would ever fall in love with us, that we'd be lonely forever, that we'd never meet someone to make us feel like the sun was something they built for us in their toolshed. So broken heartstrings bled the blues, and we tried to empty ourselves so we'd feel nothing. Don't tell me that hurts less than a broken bone, that an ingrown life is something surgeons can cut away, that there's no way for it to metastasize; it does.
Ik ben niet het enige kind dat zo opgroeide, omgeven door mensen die rijmden: "stokken en stenen breken mijn benen, maar woorden doen geen pijn". Alsof gebroken benen meer pijn doen dan de scheldwoorden, en we kregen de volle laag. Dus geloofden we dat niemand ooit op ons zou vallen, dat we gedoemd waren tot eenzaamheid, dat we nooit iemand zouden ontmoeten die ons het gevoel zou geven dat ze de zon speciaal voor ons hadden gebouwd in hun schuurtje. Dus brak de gevoelige snaar en maakten we ons leeg om niets te voelen. Zeg me niet dat dat minder pijn doet dan een gebroken been, dat een ingegroeid leven iets is dat een chirurg kan wegsnijden, dat het nooit uitzaait. Dat gebeurt wél. Ze was acht jaar,
She was eight years old, our first day of grade three when she got called ugly. We both got moved to the back of class so we would stop getting bombarded by spitballs. But the school halls were a battleground. We found ourselves outnumbered day after wretched day. We used to stay inside for recess, because outside was worse. Outside, we'd have to rehearse running away, or learn to stay still like statues, giving no clues that we were there. In grade five, they taped a sign to the front of her desk that read, "Beware of dog."
op de eerste dag van de derde klas, toen ze haar lelijk noemden. We werden allebei naar de laatste rij verwezen om het spuugbombardement te stoppen. Maar de gangen waren een slagveld. We waren dag na rotdag in de minderheid. We bleven binnen tijdens de speeltijd want buiten was het erger. Buiten moesten we oefenen in weglopen, of stil als een standbeeld leren staan, zonder te laten merken dat we er waren. In de vijfde klas plakten ze een bordje op haar bank: "Pas op voor de hond."
To this day, despite a loving husband, she doesn't think she's beautiful, because of a birthmark that takes up a little less than half her face. Kids used to say, "She looks like a wrong answer that someone tried to erase, but couldn't quite get the job done." And they'll never understand that she's raising two kids whose definition of beauty begins with the word "Mom," because they see her heart before they see her skin, because she's only ever always been amazing.
Tot op vandaag vindt ze, ondanks een liefhebbende man, dat ze niet mooi is omwille van een moedervlek die half haar gelaat inneemt. De kinderen zegden: "Ze ziet eruit als een fout die iemand probeerde weg te gummen, zonder goed resultaat." Ze zullen nooit begrijpen dat ze twee kinderen opvoedt wiens definitie van schoonheid met 'mama' begint. Omdat ze haar hart zien eerder dan haar huid, omdat zij de enige is die altijd super is.
He was a broken branch grafted onto a different family tree, adopted, not because his parents opted for a different destiny. He was three when he became a mixed drink of one part left alone and two parts tragedy, started therapy in eighth grade, had a personality made up of tests and pills, lived like the uphills were mountains and the downhills were cliffs, four-fifths suicidal, a tidal wave of antidepressants, and an adolescent being called "Popper," one part because of the pills, 99 parts because of the cruelty. He tried to kill himself in grade 10 when a kid who could still go home to Mom and Dad had the audacity to tell him, "Get over it." As if depression is something that could be remedied by any of the contents found in a first-aid kit.
Hij was een afgebroken tak op een andere familieboom geënt, geadopteerd, niet omdat zijn ouders voor een ander lot kozen. Hij was drie toen hij een gemengd drankje werd: één deel verlatenheid en twee delen tragedie. In de middenschool ging hij in therapie, kreeg een persoonlijkheid op basis van tests en pillen, leefde alsof bergop een berg was en bergaf een ravijn, 80% zelfmoordneigingen, een zondvloed aan antidepressiva, een jeugd waarin hij 'Popper' werd genoemd, voor één deel omwille van de pillen, voor 99 delen omwille van de wreedheid. Hij probeerde in het vierde middelbaar zelfmoord te plegen, toen een kind dat nog naar huis kon gaan, hem durfde zeggen: "Zet je er overheen." Alsof depressie iets is dat kon worden verholpen door de inhoud van een verbandkist.
To this day, he is a stick of TNT lit from both ends, could describe to you in detail the way the sky bends in the moment before it's about to fall, and despite an army of friends who all call him an inspiration, he remains a conversation piece between people who can't understand sometimes being drug-free has less to do with addiction and more to do with sanity.
Tot op vandaag is hij een staaf dynamiet met twee aangestoken lontjes, die je haarfijn kan uitleggen hoe de hemel buigt vlak voor hij op je kop terechtkomt. En ondanks een leger vrienden dat hem een inspiratie noemt, blijft hij een gespreksonderwerp voor mensen die niet kunnen snappen hoe van de drugs afblijven soms minder met verslaving te maken heeft als met geestesgezondheid.
We weren't the only kids who grew up this way. To this day, kids are still being called names. The classics were "Hey, stupid," "Hey, spaz." Seems like every school has an arsenal of names getting updated every year. And if a kid breaks in a school and no one around chooses to hear, do they make a sound? Are they just background noise from a soundtrack stuck on repeat, when people say things like, "Kids can be cruel." Every school was a big top circus tent, and the pecking order went from acrobats to lion tamers, from clowns to carnies, all of these miles ahead of who we were. We were freaks -- lobster-claw boys and bearded ladies, oddities juggling depression and loneliness, playing solitaire, spin the bottle, trying to kiss the wounded parts of ourselves and heal, but at night, while the others slept, we kept walking the tightrope. It was practice, and yes, some of us fell.
Wij waren niet de enigen met zo'n jeugd. Tot op vandaag krijgen kinderen bijnamen. De klassiekers: 'hey, stomkop', 'hey, spast'. Het lijkt alsof elke school een arsenaal aan bijnamen heeft dat elk jaar een update krijgt. Als een kind instort op school en niemand het wil horen, maakt het dan geluid? Zijn ze maar achtergrondlawaai van een soundtrack die vastgelopen is op "Kinderen kunnen wreed zijn"? Elke school was een reusachtige circustent, en de pikorde liep van acrobaten tot leeuwentemmers, van clowns tot karnavalslui, torenhoog verheven boven ons. Wij waren freaks -- jongens met kreeftenscharen en dames met baarden, rariteiten die worstelden met depressie en eenzaamheid, die solitaire speelden en 'flessendraaien', waarbij we onze gewonde onderdelen met een kus wilden genezen. Maar 's nachts, als de anderen sliepen, bleven we op een slappe koord dansen. Je moest oefenen, en ja, sommigen vielen eraf.
But I want to tell them that all of this is just debris left over when we finally decide to smash all the things we thought we used to be, and if you can't see anything beautiful about yourself, get a better mirror, look a little closer, stare a little longer, because there's something inside you that made you keep trying despite everyone who told you to quit. You built a cast around your broken heart and signed it yourself, "They were wrong." Because maybe you didn't belong to a group or a clique. Maybe they decided to pick you last for basketball or everything. Maybe you used to bring bruises and broken teeth to show-and-tell, but never told, because how can you hold your ground if everyone around you wants to bury you beneath it? You have to believe that they were wrong. They have to be wrong. Why else would we still be here?
Maar ik wil hen zeggen dat dit alles maar puin is dat overblijft als we eindelijk vermorzelen wat we dachten dat we vroeger waren. Als je niets moois aan jezelf kan zien, zoek dan een betere spiegel, kijk wat beter, staar wat langer. Want er zit iets in jou waardoor je bleef proberen, ondanks al wie je aanzette tot opgeven. Je hebt je hart in het gips gedaan en voor jezelf getekend: "Ze hadden het fout." Want misschien zat je niet in een kliek, misschien kozen ze je als laatste voor basket en zo. Misschien had je builen en gebroken tanden als bewijs, maar zei je niks, want hoe kan je je terrein verdedigen als iedereen je eronder wil? Je moet geloven dat ze het fout hadden. Ze moeten het fout hebben. Waarom zouden we hier anders nog zijn?
We grew up learning to cheer on the underdog because we see ourselves in them. We stem from a root planted in the belief that we are not what we were called. We are not abandoned cars stalled out and sitting empty on some highway, and if in some way we are, don't worry. We only got out to walk and get gas. We are graduating members from the class of We Made It, not the faded echoes of voices crying out, "Names will never hurt me." Of course they did.
Wij leerden te juichen voor de underdog omdat we onszelf erin herkennen. Wij stammen af van een wortel geplant in de overtuiging dat we niet zijn wat ze ons noemen. Wij zijn geen achtergelaten autowrakken die leeg op de snelweg staan, en zelfs als het zo is, geen paniek: we komen alleen buiten voor een luchtje en wat benzine. en zelfs als het zo is, geen paniek: we komen alleen buiten voor een luchtje en wat benzine. We zijn afgestudeerden in de richting 'We hebben het gehaald', geen vergane echo's van stemmen die roepen "Scheldwoorden raken me niet." Natuurlijk raakten ze ons.
But our lives will only ever always continue to be a balancing act that has less to do with pain and more to do with beauty.
Maar ons leven zal gewoon altijd een evenwichtsspel zijn dat minder met pijn heeft te maken dan met schoonheid.
(Applause)
(Applaus)