The question today is not: Why did we invade Afghanistan? The question is: why are we still in Afghanistan one decade later? Why are we spending $135 billion? Why have we got 130,000 troops on the ground? Why were more people killed last month than in any preceding month of this conflict? How has this happened? The last 20 years has been the age of intervention, and Afghanistan is simply one act in a five-act tragedy. We came out of the end of the Cold War in despair. We faced Rwanda; we faced Bosnia, and then we rediscovered our confidence. In the third act, we went into Bosnia and Kosovo and we seemed to succeed. In the fourth act, with our hubris, our overconfidence developing, we invaded Iraq and Afghanistan, and in the fifth act, we plunged into a humiliating mess.
De vraag is niet: Waarom vielen we Afghanistan binnen? De vraag is: Waarom zijn we nog steeds in Afghanistan, tien jaar later? Waarom geven we 135 miljard dollar uit? Waarom hebben we 130.000 manschappen op de grond? Waarom zijn in de afgelopen maand meer mensen gedood dan in alle voorgaande maanden van dit conflict? Hoe is dit kunnen gebeuren? De afgelopen 20 jaar waren het tijdperk van de interventie, en Afghanistan is eenvoudig één bedrijf in een tragedie met 5 bedrijven. We kwamen uit de Koude Oorlog en waren wanhopig. We kregen Rwanda; we kregen Bosnië; en toen herontdekten we ons zelfvertrouwen. In het derde bedrijf gingen we Bosnië en Kosovo aan en we schenen te slagen. In het vierde bedrijf, met onze hoogmoed, onze zelfoverschatting groeiende, vielen we Irak en Afghanistan binnen. En in het vijfde bedrijf stortten we ons in een beschamende chaos.
So the question is: What are we doing? Why are we still stuck in Afghanistan? And the answer, of course, that we keep being given is as follows: we're told that we went into Afghanistan because of 9/11, and that we remain there because the Taliban poses an existential threat to global security. In the words of President Obama, "If the Taliban take over again, they will invite back Al-Qaeda, who will try to kill as many of our people as they possibly can." The story that we're told is that there was a "light footprint" initially -- in other words, that we ended up in a situation where we didn't have enough troops, we didn't have enough resources, that Afghans were frustrated -- they felt there wasn't enough progress and economic development and security, and therefore the Taliban came back -- that we responded in 2005 and 2006 with troop deployments, but we still didn't put enough troops on the ground. And that it wasn't until 2009, when President Obama signed off on a surge, that we finally had, in the words of Secretary Clinton, "the strategy, the leadership and the resources." So, as the president now reassures us, we are on track to achieve our goals.
Dus is de vraag: Wat zijn we aan het doen? Waarom zitten we nog steeds vast in Afghanistan? En het antwoord daarop luidt keer op keer als volgt. Ons werd verteld dat we Afghanistan binnenvielen vanwege 9/11, en dat we daar blijven omdat de Taliban een existentiële dreiging vormt voor de internationale veiligheid. In de woorden van president Obama, "Als de Taliban weer de macht grijpen, zullen ze Al Qaeda uitnodigen, die zullen trachten zoveel van onze mensen te doden als ze kunnen". Het verhaal dat ons verteld werd, is dat er aanvankelijk een minimale aanwezigheid was -- met andere woorden, dat we in een situatie beland waren waarin we niet genoeg troepen hadden, niet genoeg middelen hadden, dat de Afghanen gefrustreerd waren. Ze vonden dat er niet genoeg vooruitgang was en economische ontwikkeling en veiligheid, en daarom de Taliban terugkwam. Dat we reageerden met troepenstationeringen in 2005 en 2006, maar we nog steeds niet genoeg troepen op de grond hadden. En dat het pas in 2009 was, toen president Obama een troepenvermeerdering goedkeurde dat we eindelijk, in de woorden van minister Clinton, "de strategie, het leiderschap en de middelen" hadden om, zoals de president ons nu verzekert, op de juiste weg te zijn onze doelen te verwezenlijken.
All of this is wrong. Every one of those statements is wrong. Afghanistan does not pose an existential threat to global security. It is extremely unlikely the Taliban would ever be able to take over the country -- extremely unlikely they'd be able to seize Kabul. They simply don't have a conventional military option. And even if they were able to do so, even if I'm wrong, it's extremely unlikely the Taliban would invite back Al-Qaeda. From the Taliban's point of view, that was their number one mistake last time. If they hadn't invited back Al-Qaeda, they would still be in power today.
Dit klopt allemaal niet. Ieder van die uitspraken klopt niet. Afghanistan vormt geen existentiële dreiging voor de internationale veiligheid. Het is extreem onwaarschijnlijk dat de Taliban ooit in staat zouden zijn het land over te nemen -- extreem onwaarschijnlijk dat ze Kaboel kunnen innemen. Ze hebben simpelweg geen conventionele militaire optie. En zelfs al zouden ze het kunnen, zelfs als ik het mis heb, is het extreem onwaarschijnlijk dat de Taliban Al Qaeda terug zou verwelkomen. Vanuit het standpunt van de Taliban, was dat de vorige keer hun grootste fout. Als ze Al Qaeda niet hadden verwelkomd, zouden ze nu nog steeds aan de macht zijn.
And even if I'm wrong about those two things, even if they were able to take back the country, even if they were to invite back Al-Qaeda, it's extremely unlikely that Al-Qaeda would significantly enhance its ability to harm the United States or harm Europe. Because this isn't the 1990s anymore. If the Al-Qaeda base was to be established near Ghazni, we would hit them very hard, and it would be very, very difficult for the Taliban to protect them.
En zelfs al had ik het mis wat deze dingen betreft, zelfs al zouden ze het land terug veroveren, zelfs al zouden ze Al Qaeda terug ontvangen, dan is het extreem onwaarschijnlijk dat Al Qaeda's vermogen zou toenemen om schade te berokkenen aan de Verenigde Staten of aan Europa. Dit zijn de jaren '90 niet meer. Als de Al Qaeda basis zou worden gevestigd bij Ghazni, zouden we heel hard toeslaan, en het zou erg moeilijk zijn voor de Taliban om hen te beschermen.
Furthermore, it's simply not true that what went wrong in Afghanistan is the light footprint. In my experience, in fact, the light footprint was extremely helpful. And these troops that we brought in -- it's a great picture of David Beckham there on the sub-machine gun -- made the situation worse, not better. When I walked across Afghanistan in the winter of 2001-2002, what I saw was scenes like this. A girl, if you're lucky, in the corner of a dark room -- lucky to be able to look at the Koran. But in those early days when we're told we didn't have enough troops and enough resources, we made a lot of progress in Afghanistan. Within a few months, there were two and a half million more girls in school. In Sangin where I was sick in 2002, the nearest health clinic was within three days walk. Today, there are 14 health clinics in that area alone. There was amazing improvements. We went from almost no Afghans having mobile telephones during the Taliban to a situation where, almost overnight, three million Afghans had mobile telephones. And we had progress in the free media. We had progress in elections -- all of this with the so-called light footprint.
Verder is het simpelweg niet waar dat wat er mis ging in Afghanistan de minimale aanwezigheid was. In mijn ervaring was die minimale aanwezigheid in feite zeer nuttig. En de troepen die we binnenbrachten -- dit is een mooie foto van David Beckham achter het machinegeweer -- maakten de situatie erger, niet beter. Toen ik door Afghanistan liep in de winter van 2001-2002, zag ik taferelen als dit. Een meisje, als je goed kijkt, in de hoek van een donkere kamer -- bevoorrecht dat ze de Koran kon inkijken. Maar in die beginperiode toen ons verteld werd dat we niet genoeg troepen en middelen hadden, boekten we een hoop vooruitgang in Afghanistan. Binnen enkele maanden gingen tweeënhalf miljoen meer meisjes naar school. In Sangin waar ik ziek was in 2002, was het dichtstbijzijnde hospitaal drie dagen lopen. Nu zijn er 14 hospitaaltjes alleen al in dat gebied. Er was enorme vooruitgang. We gingen van een situatie waarin bijna geen Afghanen mobiele telefoons hadden onder de Taliban, naar een situatie waarin, bijna plotseling, 3 miljoen Afghanen mobiele telefoons hadden. En we boekten vooruitgang in de vrije media. We boekten vooruitgang in verkiezingen -- allemaal met een zogezegde minimale aanwezigheid.
But when we began to bring more money, when we began to invest more resources, things got worse, not better. How? Well first see, if you put 125 billion dollars a year into a country like Afghanistan where the entire revenue of the Afghan state is one billion dollars a year, you drown everything. It's not simply corruption and waste that you create; you essentially replace the priorities of the Afghan government, the elected Afghan government, with the micromanaging tendencies of foreigners on short tours with their own priorities. And the same is true for the troops.
Maar toen we er meer geld in gingen stoppen, toen we meer middelen gingen investeren, werden de dingen slechter, niet beter. Hoe dan? Ten eerste, wanneer je 125 miljard dollar per jaar in een land als Afghanistan stopt, waar de totale inkomsten van de Afghaanse staat één miljard dollar per jaar is, verzuip je gewoonweg alles. Het is niet enkel corruptie en verspilling die je creëert; je vervangt in feite de prioriteiten van de Afghaanse regering, de verkozen Afghaanse regering, door neigingen tot micromanagement van buitenlanders op tijdelijke posten met hun eigen pioriteiten. Hetzelfde geldt voor de troepen.
When I walked across Afghanistan, I stayed with people like this. This is Commandant Haji Malem Mohsin Khan of Kamenj. Commandant Haji Malem Mohsin Khan of Kamenj was a great host. He was very generous, like many of the Afghans I stayed with. But he was also considerably more conservative, considerably more anti-foreign, considerably more Islamist than we'd like to acknowledge. This man, for example, Mullah Mustafa, tried to shoot me. And the reason I'm looking a little bit perplexed in this photograph is I was somewhat frightened, and I was too afraid on this occasion to ask him, having run for an hour through the desert and taken refuge in this house, why he had turned up and wanted to have his photograph taken with me. But 18 months later, I asked him why he had tried to shoot me. And Mullah Mustafa -- he's the man with the pen and paper -- explained that the man sitting immediately to the left as you look at the photograph, Nadir Shah had bet him that he couldn't hit me. Now this is not to say Afghanistan is a place full of people like Mullah Mustafa. It's not; it's a wonderful place full of incredible energy and intelligence. But it is a place where the putting-in of the troops has increased the violence rather than decreased it.
Toen ik door Afghanistan liep, verbleef ik bij mensen als deze. Dit is commandant Haji Malem Mohsin Khan van Kamenj. Hij was een uitstekende gastheer. Hij was erg genereus, net als veel andere Afghanen bij wie ik logeerde. Maar hij was tevens aanzienlijk conservatiever, aanzienlijk meer gekant tegen buitenlanders, aanzienlijk islamistischer dan we graag zouden willen geloven. Deze man bijvoorbeeld, Mullah Mustafa, probeerde me neer te schieten. En de reden waarom ik wat verbijsterd kijk op deze foto, is omdat ik ietwat bang was. Ik was te bang bij deze gelegenheid, na een uur door de woestijn te hebben gerend, en beschutting te hebben gezocht in dit huis, om hem te vragen waarom hij hier was, en met mij op de foto wilde. Maar 18 maanden later vroeg ik hem waarom hij me had geprobeerd neer te schieten. Mulllah Mustafa -- hij is de man met pen en papier -- legde uit dat de man die meteen links zit als je naar de foto kijkt, Nadir Shah had gewed dat hij me niet zou kunnen raken. Nu wil dit niet zeggen dat Afghanistan vooral een plek is met mensen zoals Mullah Mustafa. Zeker niet; het is een fantastische plek vol ongelofelijke energie en intelligentie. Maar het is een plek waar de stationering van de troepen het geweld eerder heeft doen toenemen dan afnemen.
2005, Anthony Fitzherbert, an agricultural engineer, could travel through Helmand, could stay in Nad Ali, Sangin and Ghoresh, which are now the names of villages where fighting is taking place. Today, he could never do that. So the idea that we deployed the troops to respond to the Taliban insurgency is mistaken. Rather than preceding the insurgency, the Taliban followed the troop deployment, and as far as I'm concerned, the troop deployment caused their return.
In 2005 kon Anthony Fitzherbert, een landbouwkundig ingenieur, door Helmand reizen, verblijven in Nad Ali, Sangin en Ghoresh, welke nu namen zijn van dorpen waar gevochten wordt. Vandaag zou hij dat nooit kunnen doen. Dus het idee dat we troepen inzetten om het oproer van de Taliban aan te pakken is niet juist. In plaats van voorafgaan aan de troepentoename, volgde de Taliban de troepeninzet. En als je het mij vraagt, heeft de troepeninzet hun heropleving veroorzaakt.
Now is this a new idea? No, there have been any number of people saying this over the last seven years. I ran a center at Harvard from 2008 to 2010, and there were people like Michael Semple there who speak Afghan languages fluently, who've traveled to almost every district in the country. Andrew Wilder, for example, born on the Pakistan-Iranian border, served his whole life in Pakistan and Afghanistan. Paul Fishstein who began working there in 1978 -- worked for Save the Children, ran the Afghan research and evaluation unit. These are people who were able to say consistently that the increase in development aid was making Afghanistan less secure, not more secure -- that the counter-insurgency strategy was not working and would not work. And yet, nobody listened to them. Instead, there was a litany of astonishing optimism.
Is dit nu een nieuw gegeven? Nee, er zijn een hoop mensen geweest die dit zeiden in de laatste zeven jaar. Ik runde een centrum aan Harvard van 2008 tot 2010. Daar waren mensen zoals Michael Semple, die vloeiend de Afghaanse talen spreken, die in haast ieder district gereisd hebben. Andrew Wilder bijvoorbeeld, geboren aan de Pakistaans-Iraanse grens, diende zijn hele leven in Pakistan en Afghanistan. Paul Fishstein, die hier begon te werken in 1978 -- voor Save the Children, runde de Afghaanse eenheid voor onderzoek en evaluatie. Dit zijn mensen die in staat waren om voortdurend te zeggen dat de toename van ontwikkelingshulp Afghanistan minder veilig maakte, in plaats van veiliger -- dat de anti-oproerstrategie niet werkte en ook nooit zou gaan werken. En toch luisterde er niemand naar hen. In plaats daarvan was er een litanie van verbijsterend optimisme.
Beginning in 2004, every general came in saying, "I've inherited a dismal situation, but finally I have the right resources and the correct strategy, which will deliver," in General Barno's word in 2004, the "decisive year." Well guess what? It didn't. But it wasn't sufficient to prevent General Abuzaid saying that he had the strategy and the resources to deliver, in 2005, the "decisive year." Or General David Richards to come in 2006 and say he had the strategy and the resources to deliver the "crunch year." Or in 2007, the Norwegian deputy foreign minister, Espen Eide, to say that that would deliver the "decisive year." Or in 2008, Major General Champoux to come in and say he would deliver the "decisive year." Or in 2009, my great friend, General Stanley McChrystal, who said that he was "knee-deep in the decisive year." Or in 2010, the U.K. foreign secretary, David Miliband, who said that at last we would deliver the "decisive year." And you'll be delighted to hear in 2011, today, that Guido Westerwelle, the German foreign minister, assures us that we are in the "decisive year."
Beginnend in 2004 kwam elke generaal binnen en zei, "Ik heb een ellendige situatie geërfd, maar eindelijk heb ik de juiste middelen en strategie, die zullen zorgen voor", in generaal Barno's woorden in 2004, het "beslissende jaar". Raad eens? Dat was het geenszins. Maar dat belette generaal Abuzaid niet te zeggen dat hij de strategie en middelen had om in 2005 te zorgen voor het "beslissende jaar". Of generaal David Richards die in 2006 zei dat hij de strategie en de middelen had om te zorgen voor het "kanteljaar". Of in 2007, Espen Eide, de Noorse staatssecretaris Buitenlandse Zaken, die zei dat hij zou zorgen voor het "beslissende jaar". Of in 2008, generaal-majoor Champoux die binnenkwam en zei dat hij zou zorgen voor het "beslissende jaar" Of in 2009, mijn grote vriend, generaal Stanley McChrystal, die zei dat hij "tot zijn knieën in het beslissende jaar" stond. Of in 2010, David Miliband, de Britse minister van Buitenlandse Zaken, die zei dat hij eindelijk zou gaan zorgen voor het "beslissende jaar". En jullie zullen blij zijn te horen, nu in 2011, dat Guido Westerwelle, de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, ons verzekert dat we aanbeland zijn in het "beslissende jaar".
(Applause)
(Applaus)
How do we allow any of this to happen? Well the answer, of course, is, if you spend 125 billion or 130 billion dollars a year in a country, you co-opt almost everybody. Even the aid agencies, who begin to receive an enormous amount of money from the U.S. and the European governments to build schools and clinics, are somewhat disinclined to challenge the idea that Afghanistan is an existential threat to global security. They're worried, in other words, that if anybody believes that it wasn't such a threat -- Oxfam, Save the Children wouldn't get the money to build their hospitals and schools. It's also very difficult to confront a general with medals on his chest. It's very difficult for a politician, because you're afraid that many lives have been lost in vain. You feel deep, deep guilt. You exaggerate your fears, and you're terrified about the humiliation of defeat.
Hoe kan het dat we dit allemaal laten gebeuren? Het antwoord is uiteraard dat als je 125 miljard of 130 miljard dollar per jaar uitgeeft in een land, je bijna iedereen erbij betrekt. Zelfs de hulpverleningsorganisaties -- die dan enorme hoeveelheden geld krijgen van de Amerikaanse en Europese overheden om scholen en hospitalen te bouwen -- zijn niet echt bereid om tegen te spreken dat Afghanistan een existentieel gevaar vormt voor de internationale veiligheid. Ze vrezen met andere woorden, dat als mensen geloven dat het niet zo'n probleem is -- Oxfam, Save the children -- geen geld zouden krijgen om hun scholen en hospitalen te bouwen. Ook is het erg moeilijk om een generaal met medailles op zijn borst, tegen te spreken. Het is erg moeilijk voor een politicus, want je bent bang dat vele levens voor niets verloren zijn gegaan. Je voelt een diepe, diepe schuld. Je overdrijft je angsten. Je bent doodsbang voor de vernedering van een nederlaag.
What is the solution to this? Well the solution to this is we need to find a way that people like Michael Semple, or those other people, who are telling the truth, who know the country, who've spent 30 years on the ground -- and most importantly of all, the missing component of this -- Afghans themselves, who understand what is going on. We need to somehow get their message to the policymakers. And this is very difficult to do because of our structures.
Wat is hiervoor de oplossing? De oplossing hiervoor is dat we een manier vinden waardoor mensen als Michael Semple, of die andere mensen, die de waarheid vertellen, die het land kennen, die er 30 jaar gewoond hebben -- en het belangrijkste van al, het ontbrekende element hierin -- De Afghanen zelf, die begrijpen wat er zich afspeelt; we moeten hun verhaal hoe dan ook bij de beleidsmakers kunnen brengen. Dit is erg moeilijk om te doen vanwege onze structuren.
The first thing we need to change is the structures of our government. Very, very sadly, our foreign services, the United Nations, the military in these countries have very little idea of what's going on. The average British soldier is on a tour of only six months; Italian soldiers, on tours of four months; the American military, on tours of 12 months. Diplomats are locked in embassy compounds. When they go out, they travel in these curious armored vehicles with these somewhat threatening security teams who ready 24 hours in advance who say you can only stay on the ground for an hour.
Het eerste wat we moeten veranderen zijn de structuren van onze overheden. Het is betreurenswaardig dat onze diplomatieke diensten, de Verenigde Naties, het leger in deze landen weinig weten over wat er zich afspeelt. De gemiddelde Britse soldaat dient er slechts 6 maanden; Italiaanse soldaten, vier maanden; het Amerikaanse leger periodes van 12 maanden. Diplomaten zitten opgesloten in ambassades. Als ze erop uit gaan, reizen ze in vreemde gepanserde voertuigen met nogal dreigend uitziende beveiligingsteams die zich 24 uur van tevoren voorbereiden en zeggen dat je slechts een uur ergens mag blijven.
In the British embassy in Afghanistan in 2008, an embassy of 350 people, there were only three people who could speak Dari, the main language of Afghanistan, at a decent level. And there was not a single Pashto speaker. In the Afghan section in London responsible for governing Afghan policy on the ground, I was told last year that there was not a single staff member of the foreign office in that section who had ever served on a posting in Afghanistan. So we need to change that institutional culture. And I could make the same points about the United States and the United Nations.
In de Britse ambassade in Afghanistan, in 2008, een ambassade van 350 mensen, waren slechts drie mensen die redelijk Dari spraken, de voornaamste taal van Afghanistan. Er was niet één persoon die Pasjtoe sprak. In de Afghaanse sectie in Londen, verantwoordelijk voor de uitvoering van het Afghaanse beleid ter plaatse, zo vertelde men me vorig jaar, was er niemand van de kantoorstaf van buitenlandse zaken in die sectie die ooit naar Afghanistan uitgezonden was geweest. Dus we moeten de institutionele cultuur veranderen. En ik zou hetzelfde kunnen zeggen over de Verenigde Staten en de Verenigde Naties.
Secondly, we need to aim off of the optimism of the generals. We need to make sure that we're a little bit suspicious, that we understand that optimism is in the DNA of the military, that we don't respond to it with quite as much alacrity. And thirdly, we need to have some humility. We need to begin from the position that our knowledge, our power, our legitimacy is limited. This doesn't mean that intervention around the world is a disaster. It isn't.
Ten tweede moeten we het optimisme van de generaals niet zo serieus nemen. We moeten zorgen dat we een beetje wantrouwig blijven, en begrijpen dat optimisme in het DNA van het leger zit, dat we er niet met zoveel gretigheid op reageren. Ten derde hebben we bescheidenheid nodig. We moeten beginnen bij de notie dat onze kennis, onze macht, onze legitimiteit beperkt is. Dit betekent niet dat interventie wereldwijd een ramp is. Dat is het niet.
Bosnia and Kosovo were signal successes, great successes. Today when you go to Bosnia it is almost impossible to believe that what we saw in the early 1990s happened. It's almost impossible to believe the progress we've made since 1994. Refugee return, which the United Nations High Commission for Refugees thought would be extremely unlikely, has largely happened. A million properties have been returned. Borders between the Bosniak territory and the Bosnian-Serb territory have calmed down. The national army has shrunk. The crime rates in Bosnia today are lower than they are in Sweden.
Bosnië en Kosovo waren lichtende successen grote successen. Als je vandaag naar Bosnië gaat is het niet te geloven dat wat we zagen in de begin jaren '90, echt gebeurd is. Het is niet te geloven hoeveel vooruitgang er is geboekt sinds 1994. Terugkeer van vluchtelingen, hetgeen het VN-Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen bijzonder onwaarschijnlijk achtte, heeft grotendeels plaatsgevonden. Een miljoen bezittingen zijn teruggegeven. De grenzen tussen Bosniaks grondgebied en het Bosnisch-Servisch grondgebied zijn rustiger. Het nationale leger is gekrompen. De huidige criminaliteitscijfers in Bosnië zijn lager dan in Zweden.
This has been done by an incredible, principled effort by the international community, and, of course, above all, by Bosnians themselves. But you need to look at context. And this is what we've lost in Afghanistan and Iraq. You need to understand that in those places what really mattered was, firstly, the role of Tudman and Milosevic in coming to the agreement, and then the fact those men went, that the regional situation improved, that the European Union could offer Bosnia something extraordinary: the chance to be part of a new thing, a new club, a chance to join something bigger.
Dit werd bewerkstelligd door een ongelofelijke, principiële actie van de internationale gemeenschap, en, natuurlijk, bovenal door de Bosniërs zelf. Maar je moet naar de context kijken. Dat is wat we verloren hebben in Afghanistan en Irak. Je moet begrijpen dat op die plekken het belangrijkste was: ten eerste, de rol van Tudjman en Milosevic in het bereiken van een akkoord, en dan het feit dat deze mannen vertrokken, dat de regionale situatie verbeterde, dat de Europese Unie Bosnië iets buitengewoons kon aanbieden: de kans om deel uit te maken van iets nieuws, een nieuwe club, een kans om tot iets groters toe te treden.
And finally, we need to understand that in Bosnia and Kosovo, a lot of the secret of what we did, a lot of the secret of our success, was our humility -- was the tentative nature of our engagement. We criticized people a lot in Bosnia for being quite slow to take on war criminals. We criticized them for being quite slow to return refugees. But that slowness, that caution, the fact that President Clinton initially said that American troops would only be deployed for a year, turned out to be a strength, and it helped us to put our priorities right.
En als laatste moeten we begrijpen dat in Bosnië en Kosovo, een groot deel van het geheim van wat we deden, een groot deel van het geheim van ons succes, onze bescheidenheid was -- de tijdelijke aard van onze inzet was. We bekritiseerden mensen in Bosnië vaak vanwege hun traagheid bij het aanpakken van oorlogsmisdadigers. We bekritiseerden ze voor de trage terugkeer van vluchtelingen. Maar die traagheid, die omzichtigheid, het feit dat president Clinton meteen zei dat Amerikaanse troepen slechts een jaar ingezet zouden worden, bleken een pluspunt te zijn, en het hielp ons om onze prioriteiten te bepalen.
One of the saddest things about our involvement in Afghanistan is that we've got our priorities out of sync. We're not matching our resources to our priorities. Because if what we're interested in is terrorism, Pakistan is far more important than Afghanistan. If what we're interested in is regional stability, Egypt is far more important. If what we're worried about is poverty and development, sub-Saharan Africa is far more important. This doesn't mean that Afghanistan doesn't matter, but that it's one of 40 countries in the world with which we need to engage.
Een van de treurigste aspecten van onze betrokkenheid in Afghanistan is dat we onze prioriteiten niet op elkaar hebben afgestemd. We zetten onze middelen niet in volgens onze prioriteiten. Want als we geïnteresseerd zijn in terrorisme, is Pakistan veel belangrijker dan Afghanistan. Als we geïnteresseerd zijn in regionale stabiliteit, is Egypte veel belangrijker. Als we inzitten over armoede en ontwikkeling, is Sub-Saharisch Afrika veel belangrijker. Dit betekent niet dat Afghanistan niet telt, maar dat het één van 40 landen in de wereld is waarmee we aan de slag moeten.
So if I can finish with a metaphor for intervention, what we need to think of is something like mountain rescue. Why mountain rescue? Because when people talk about intervention, they imagine that some scientific theory -- the Rand Corporation goes around counting 43 previous insurgencies producing mathematical formula saying you need one trained counter-insurgent for every 20 members of the population. This is the wrong way of looking at it. You need to look at it in the way that you look at mountain rescue.
Dus als ik mag afsluiten met een metafoor voor interventie... waaraan we moeten denken is iets dat lijkt op bergreddingswerk. Waarom bergreddingswerk? Omdat wanneer mensen het hebben over interventie, denken ze dat een wetenschappelijke theorie -- de Rand Corporation gaat kijken naar 43 voorgaande opstanden, en produceert wiskundige formules die je vertellen dat je één getrainde soldaat nodig hebt per 20 inwoners. Dat is de verkeerde manier om er tegenaan te kijken. Je moet het op dezelfde manier zien als bergreddingswerk.
When you're doing mountain rescue, you don't take a doctorate in mountain rescue, you look for somebody who knows the terrain. It's about context. You understand that you can prepare, but the amount of preparation you can do is limited -- you can take some water, you can have a map, you can have a pack. But what really matters is two kinds of problems -- problems that occur on the mountain which you couldn't anticipate, such as, for example, ice on a slope, but which you can get around, and problems which you couldn't anticipate and which you can't get around, like a sudden blizzard or an avalanche or a change in the weather.
Als je in de bergen reddingswerk doet, behaal je niet eerst een doctoraat in reddingswerk. Je zoekt iemand die het terrein kent. Het draait om context. Je begrijpt dat je je kunt voorbereiden, maar de hoeveelheid voorbereiding die mogelijk is, is beperkt. Je kunt water meenemen, en een kaart, en een rugzak. Maar wat echt een rol speelt, zijn twee soorten problemen -- problemen die optreden op het terrein die je niet kon voorzien, zoals bijvoorbeeld ijs op een helling, maar waar je wel omheen kunt. En problemen die je niet kon voorzien en waar je niet omheen kunt, zoals een plotse storm of lawine of een verandering van weer.
And the key to this is a guide who has been on that mountain, in every temperature, at every period -- a guide who, above all, knows when to turn back, who doesn't press on relentlessly when conditions turn against them. What we look for in firemen, in climbers, in policemen, and what we should look for in intervention, is intelligent risk takers -- not people who plunge blind off a cliff, not people who jump into a burning room, but who weigh their risks, weigh their responsibilities. Because the worst thing we have done in Afghanistan is this idea that failure is not an option. It makes failure invisible, inconceivable and inevitable. And if we can resist this crazy slogan, we shall discover -- in Egypt, in Syria, in Libya, and anywhere else we go in the world -- that if we can often do much less than we pretend, we can do much more than we fear.
Cruciaal hier is een gids die op die berg is geweest in elke temperatuur, in elke periode. Een gids die, bovenal weet wanneer terug te keren. Iemand die niet onophoudelijk doorduwt wanneer de omstandigheden zich tegen hem keren. Wat we zoeken in brandweerlieden, in klimmers, in politiemensen, en wat we zouden moeten zoeken voor interventie, zijn intelligente risiconemers -- niet mensen die blindelings in een afgrond springen, niet mensen die een brandende kamer binnenvallen, maar die de risico's afwegen, hun verantwoordelijkheden afwegen. Want het ergste wat we in Afghanistan hebben gedaan is het idee dat falen geen optie is, Het maakt falen onzichtbaar, ondenkbaar en onvermijdelijk. Als we deze krankzinnige slogan kunnen weerstaan, zullen we ontdekken -- In Egypte, in Syrië en in Libië, en waar dan ook ter wereld -- dat ook al kunnen we vaak veel minder dan we pretenderen, we veel meer kunnen dan we vrezen.
Thank you very much.
Dank u zeer.
(Applause)
(Applaus)
Thank you. Thank you very much. Thank you. Thank you very much. Thank you. Thank you. Thank you.
Dank u. Dank u zeer. Dank u. Dank u zeer. Dank u. Dank u. Dank u.
(Applause)
(Applaus)
Thank you. Thank you. Thank you. Thank you.
Dank u. Dank u. Dank u. Dank u.
(Applause)
(Applaus)
Bruno Giussani: Rory, you mentioned Libya at the end. Just briefly, what's your take on the current events there and the intervention?
Bruno Giussani: Rory, je noemde Libië aan het eind. In het kort, wat zijn jouw gedachten over de huidige situatie daar en de interventie?
Rory Stewart: Okay, I think Libya poses the classic problem. The problem in Libya is that we are always pushing for the black or white. We imagine there are only two choices: either full engagement and troop deployment or total isolation. And we are always being tempted up to our neck. We put our toes in and we go up to our neck. What we should have done in Libya is we should have stuck to the U.N. resolution. We should have limited ourselves very, very strictly to the protection of the civilian population in Benghazi. We could have done that. We set up a no-fly zone within 48 hours because Gaddafi had no planes within 48 hours. Instead of which, we've allowed ourselves to be tempted towards regime change. In doing so, we've destroyed our credibility with the Security Council, which means it's very difficult to get a resolution on Syria, and we're setting ourselves up again for failure. Once more, humility, limits, honesty, realistic expectations and we could have achieved something to be proud of.
Rory Stewart: Oké, Ik denk dat Libië het klassieke probleem laat zien. Het probleem in Libië is dat we de oplossing altijd zwart of wit zien. We denken dat er slechts twee oplossingen zijn: ofwel volwaardige deelname met troepeninzet of totale isolatie. We laten ons altijd verleiden tot aan onze nek. We voelen met een teen en gaan er tot de nek in. Wat we hadden moeten doen in Libië is ons aan de V.N. resolutie houden. We hadden onszelf zeer strikt moeten beperken tot de bescherming van de burgers van Benghazi. Dat hadden we kunnen doen. We creëeren een no-flyzone binnen 48 uur want Gaddafi had geen vliegtuigen binnen 48 uur. In plaats daarvan laten we onszelf verleiden tot omverwerping van het regime. Hiermee hebben we onze geloofwaardigheid verspeeld bij de Veiligheidsraad. Dat betekent dat het erg moeilijk is om een resolutie voor Syrië te kijgen, en we stevenen weer af op falen. Nogmaals, bescheidenheid, grenzen, eerlijkheid, realistische verwachtingen, en we hadden iets kunnen bereiken om trots op te zijn.
BG: Rory, thank you very much.
BG: Rory, dank je wel.
RS: Thank you. (BG: Thank you.)
RS: Dank u (BG: Dank u)