Here's a question we need to rethink together: What should be the role of money and markets in our societies?
Dit is een vraagstuk waar we gezamenlijk opnieuw over moeten nadenken: welke rol zouden geld en markten moeten spelen in onze maatschappijen?
Today, there are very few things that money can't buy. If you're sentenced to a jail term in Santa Barbara, California, you should know that if you don't like the standard accommodations, you can buy a prison cell upgrade. It's true. For how much, do you think? What would you guess? Five hundred dollars? It's not the Ritz-Carlton. It's a jail! Eighty-two dollars a night. Eighty-two dollars a night. If you go to an amusement park and don't want to stand in the long lines for the popular rides, there is now a solution. In many theme parks, you can pay extra to jump to the head of the line. They call them Fast Track or VIP tickets.
Tegenwoordig zijn er nog maar heel weinig dingen die niet te koop zijn. Als je veroordeeld bent tot een gevangenisstraf in Santa Barbara, Californië, moet je weten dat als de standaard accomodatie je niet bevalt, je een betere gevangeniscel kunt kopen. Echt waar. Voor hoeveel geld, denk je? Wat zou je zeggen? Vijfhonderd dollar? Het is niet het Ritz-Carlton, het is een gevangenis! 82 dollar per nacht. Als je naar een pretpark gaat en niet in lange wachtrijen wilt staan voor de populaire attracties, is er nu een oplossing. In veel pretparken kun je extra geld betalen om vooraan de wachtrij te komen. Dat noemen ze 'Fast Track' of VIP-tickets.
And this isn't only happening in amusement parks. In Washington, D.C., long lines, queues sometimes form for important Congressional hearings. Now some people don't like to wait in long queues, maybe overnight, even in the rain. So now, for lobbyists and others who are very keen to attend these hearings but don't like to wait, there are companies, line-standing companies, and you can go to them. You can pay them a certain amount of money, they hire homeless people and others who need a job to stand waiting in the line for as long as it takes, and the lobbyist, just before the hearing begins, can take his or her place at the head of the line and a seat in the front of the room. Paid line standing.
Dit gebeurt niet alleen in pretparken. In Washington, D.C. vormen zich soms lange wachtrijen voor belangrijke hoorzittingen van het congres. Sommige mensen willen niet in lange wachtrijen staan; wellicht is het nacht of regent het. Dus voor lobbyisten en anderen die deze hoorzittingen graag bijwonen, maar niet willen wachten, zijn er nu bedrijven, 'line-standing'-bedrijven, waar je heen kunt gaan. Je kunt ze een bepaald bedrag betalen en dan huren ze daklozen of werkzoekenden in om voor jou in de rij te staan, zo lang als nodig is, waarna de lobbyist vlak voor aanvang van de hoorzitting zijn of haar plaats kan innemen, en vooraan kan zitten in de zaal. Tegen betaling in de rij staan.
It's happening, the recourse to market mechanisms and market thinking and market solutions, in bigger arenas. Take the way we fight our wars. Did you know that, in Iraq and Afghanistan, there were more private military contractors on the ground than there were U.S. military troops? Now this isn't because we had a public debate about whether we wanted to outsource war to private companies, but this is what has happened.
Deze toevlucht tot marktmechanismen, marktdenken en marktoplossingen vindt ook in ruimere zin plaats. Neem bijvoorbeeld onze oorlogsvoering. Wist u dat er in Irak en Afghanistan meer militaire aannemers aanwezig waren dan Amerikaanse militairen? Dit komt niet doordat we ons gezamenlijk afvroegen of we de oorlog wilden uitbesteden aan bedrijven, maar toch gebeurde dat.
Over the past three decades, we have lived through a quiet revolution. We've drifted almost without realizing it from having a market economy to becoming market societies. The difference is this: A market economy is a tool, a valuable and effective tool, for organizing productive activity, but a market society is a place where almost everything is up for sale. It's a way of life, in which market thinking and market values begin to dominate every aspect of life: personal relations, family life, health, education, politics, law, civic life.
Gedurende de laatste drie decennia hebben we een stille revolutie meegemaakt. We zijn afgedreven, haast zonder het door te hebben, van het hebben van een markteconomie, naar het zijn van een marktsamenleving. Het verschil is: een markteconomie is een middel, een waardevol en effectief middel, om productieactiviteiten te regelen. Een marktsamenleving is een plaats waarin nagenoeg alles te koop is. Het is een manier van leven, waarin marktdenken en marktwaarden centraal gaan staan in elk aspect van het leven: persoonlijke relaties, gezinsleven, gezondheidszorg, onderwijs, de politiek, justitie, het burgerleven.
Now, why worry? Why worry about our becoming market societies? For two reasons, I think. One of them has to do with inequality. The more things money can buy, the more affluence, or the lack of it, matters. If the only thing that money determined was access to yachts or fancy vacations or BMWs, then inequality wouldn't matter very much. But when money comes increasingly to govern access to the essentials of the good life -- decent health care, access to the best education, political voice and influence in campaigns -- when money comes to govern all of those things, inequality matters a great deal. And so the marketization of everything sharpens the sting of inequality and its social and civic consequence. That's one reason to worry.
Maar waarom zou je je erover zorgen maken dat we in marktsamenlevingen veranderen? Om twee redenen, denk ik. Eén daarvan gaat over ongelijkheid. Hoe meer je met geld kunt kopen, hoe belangrijker rijkdom, of het gebrek daaraan, wordt. Als geld alleen zou bepalen of je toegang hebt tot jachten, luxe vakanties of BMW's, dan maakt ongelijkheid niet zoveel uit. Maar zodra geld steeds belangrijker wordt voor toegang tot zaken die essentieel zijn voor een goed leven -- fatsoenlijke gezondheidszorg, toegang tot het beste onderwijs, een politieke stem en invloed in campagnes -- zodra geld belangrijk wordt voor toegang tot al die dingen, dan wordt ongelijkheid plotseling heel belangrijk. De vermarkting van alles verscherpt dus de angel van ongelijkheid en zijn sociale en maatschappelijke gevolgen. Dat is één reden om je zorgen te maken.
There's a second reason apart from the worry about inequality, and it's this: with some social goods and practices, when market thinking and market values enter, they may change the meaning of those practices and crowd out attitudes and norms worth caring about.
Er is een tweede reden, los van de zorgen over ongelijkheid, en dat is wel deze. Bij sommige publieke goederen en handelingen is het zo dat, zodra marktdenken en marktwaarde er een rol in gaan spelen, ze de betekenis van deze handelingen kunnen veranderen, en waardevolle houdingen en normen kunnen verdringen. Ik geef een voorbeeld
I'd like to take an example of a controversial use of a market mechanism, a cash incentive, and see what you think about it. Many schools struggle with the challenge of motivating kids, especially kids from disadvantaged backgrounds, to study hard, to do well in school, to apply themselves. Some economists have proposed a market solution: Offer cash incentives to kids for getting good grades or high test scores or for reading books. They've tried this, actually. They've done some experiments in some major American cities. In New York, in Chicago, in Washington, D.C., they've tried this, offering 50 dollars for an A, 35 dollars for a B. In Dallas, Texas, they have a program that offers eight-year-olds two dollars for each book they read.
van controversieel gebruik van een marktmechanisme, een geldprikkel, en ik hoor graag wat jullie ervan vinden. Veel scholen hebben moeite om kinderen te motiveren -- vooral kinderen uit kansarme milieus -- om hard te leren, om het goed te doen op school, om hun best te doen. Sommige economen hebben een marktoplossing voorgesteld: bied kinderen een geldprikkel aan om ze te stimuleren hoge cijfers of hoge testscores te halen, of om boeken te lezen. Hiermee hebben ze trouwens echt experimenten gedaan in een aantal grote Amerikaanse steden. In New York, Chicago en Washington D.C. bood men 50 dollar voor een hoog cijfer en 35 dollar voor een bovengemiddeld cijfer. In Dallas, Texas hebben ze een programma dat achtjarigen twee dollar biedt voor elk boek dat ze lezen.
So let's see what -- Some people are in favor, some people are opposed to this cash incentive to motivate achievement. Let's see what people here think about it. Imagine that you are the head of a major school system, and someone comes to you with this proposal. And let's say it's a foundation. They will provide the funds. You don't have to take it out of your budget. How many would be in favor and how many would be opposed to giving it a try? Let's see by a show of hands.
Dus laten we even kijken -- sommige mensen zijn voor, sommige mensen zijn tegen deze geldprikkel om prestaties te bevorderen. Laten we eens kijken hoe jullie erover denken. Stel, je staat aan het hoofd van een grote schoolgemeenschap, en iemand doet je dit voorstel. Laten we zeggen dat het een stichting is. Zij betalen de rekening. Het komt dus niet uit je eigen budget. Hoeveel mensen zouden er vóór zijn, en hoeveel mensen er tegen, om een poging te wagen? Laten we handen tellen.
First, how many think it might at least be worth a try to see if it would work? Raise your hand.
Wie vindt het op z'n minst de moeite waard om te kijken of het zou werken? Steek je hand op.
And how many would be opposed? How many would --
En wie zou tegen zijn?
So the majority here are opposed, but a sizable minority are in favor. Let's have a discussion. Let's start with those of you who object, who would rule it out even before trying. What would be your reason? Who will get our discussion started? Yes?
Dus de meerderheid is tegen, maar een aanzienlijke minderheid is voor. Laten we een discussie voeren. We beginnen met diegenen die tegen zijn, die het al zouden uitsluiten zonder het te proberen. Wat zou je reden daarvoor zijn? Wie brengt onze discussie op gang? Ja?
Heike Moses: Hello everyone, I'm Heike, and I think it just kills the intrinsic motivation, so in the respect that children, if they would like to read, you just take this incentive away in just paying them, so it just changes behavior. Michael Sandel: Takes the intrinsic incentive away.
Heike Moses: Hallo iedereen, ik ben Heike. Ik denk dat het gewoon de intrinsieke motivatie zou verstoren. In het geval dat kinderen echt zouden willen lezen, neem je die prikkel weg door ze er gewoon voor te betalen, dus het verandert het gedrag. Michael Sandel: Het neemt de intrinsieke prikkel weg.
What is, or should be, the intrinsic motivation?
Wat is, of wat zou de intrinsieke motivatie moeten zijn?
HM: Well, the intrinsic motivation should be to learn.
De intrinsieke motivatie zou moeten zijn dat je iets wilt leren.
MS: To learn. HM: To get to know the world. And then, if you stop paying them, what happens then? Then they stop reading?
MS: Iets leren. HM: De wereld leren kennen. En wat zou er gebeuren als je stopt met betalen? Stoppen ze dan ook met lezen?
MS: Now, let's see if there's someone who favors, who thinks it's worth trying this.
MS: Laten we nu eens kijken of er iemand voor is, iemand die denkt dat dit de moeite waard is.
Elizabeth Loftus: I'm Elizabeth Loftus, and you said worth a try, so why not try it and do the experiment and measure things? MS: And measure. And what would you measure? You'd measure how many -- EL: How many books they read and how many books they continued to read after you stopped paying them.
Elizabeth Loftus: Ik ben Elizabeth Loftus, en u zei "een poging wagen", dus waarom zouden we het niet proberen, en een experiment doen en dingen meten? MS: Meten. En wat zou u meten? Zou u meten hoeveel -- EL: Hoeveel boeken ze hebben gelezen, en hoeveel boeken ze zouden lezen nadat je stopt met betalen.
MS: Oh, after you stopped paying. All right, what about that?
MS: Oh, nadat je stopt met betalen. Ok, hoe klinkt dat?
HM: To be frank, I just think this is, not to offend anyone, a very American way.
HM: Eerlijk gezegd denk ik gewoon dat dit, zonder iemand te willen beledigen, een nogal Amerikaanse aanpak is.
(Laughter) (Applause)
(Gelach) (Applaus)
MS: All right. What's emerged from this discussion is the following question: Will the cash incentive drive out or corrupt or crowd out the higher motivation, the intrinsic lesson that we hope to convey, which is to learn to love to learn and to read for their own sakes? And people disagree about what the effect will be, but that seems to be the question, that somehow a market mechanism or a cash incentive teaches the wrong lesson, and if it does, what will become of these children later?
MS: Ok. Uit deze discussie is de volgende vraag naar boven gekomen. Zal de geldprikkel leiden tot verdrijving, bederving of verdringing van de echte motivatie, de intrinsieke les die we hopen over te kunnen brengen, namelijk dat men leert te houden van leren en lezen voor hun eigen plezier? Mensen zijn het oneens over de mogelijke effecten, maar dat lijkt de vraag te zijn, dat, op de een of andere manier, een marktmechanisme of een geldprikkel de verkeerde les leert, en wat er in dat geval terechtkomt van deze kinderen.
I should tell you what's happened with these experiments. The cash for good grades has had very mixed results, for the most part has not resulted in higher grades. The two dollars for each book did lead those kids to read more books. It also led them to read shorter books.
Ik vertel even hoe het afliep met deze experimenten. Betalen voor hoge cijfers heeft zeer uiteenlopende resultaten gehad, maar over het algemeen heeft het niet geleid tot hogere cijfers. Twee dollar voor elk gelezen boek leidde er wel toe dat die kinderen meer boeken gingen lezen. Het leidde er ook toe dat ze dunnere boeken gingen lezen.
(Laughter)
(Gelach)
But the real question is, what will become of these kids later? Will they have learned that reading is a chore, a form of piecework to be done for pay, that's the worry, or may it lead them to read maybe for the wrong reason initially but then lead them to fall in love with reading for its own sake?
Maar de echte vraag is: wat komt er van deze kinderen terecht? Hebben ze geleerd dat lezen een vervelende klus is die men enkel doet voor stukloon? Dat is de zorg. Of gaan ze in eerste instantie misschien om de verkeerde reden lezen, maar worden ze vervolgens verliefd op het lezen zelf?
Now, what this, even this brief debate, brings out is something that many economists overlook. Economists often assume that markets are inert, that they do not touch or taint the goods they exchange. Market exchange, they assume, doesn't change the meaning or value of the goods being exchanged. This may be true enough if we're talking about material goods. If you sell me a flat screen television or give me one as a gift, it will be the same good. It will work the same either way. But the same may not be true if we're talking about nonmaterial goods and social practices such as teaching and learning or engaging together in civic life. In those domains, bringing market mechanisms and cash incentives may undermine or crowd out nonmarket values and attitudes worth caring about. Once we see that markets and commerce, when extended beyond the material domain, can change the character of the goods themselves, can change the meaning of the social practices, as in the example of teaching and learning, we have to ask where markets belong and where they don't, where they may actually undermine values and attitudes worth caring about. But to have this debate, we have to do something we're not very good at, and that is to reason together in public about the value and the meaning of the social practices we prize, from our bodies to family life to personal relations to health to teaching and learning to civic life.
Wat zelfs dit kleine debat hier al naar boven brengt, is iets dat veel economen over het hoofd zien. Economen nemen vaak aan dat markten inert zijn, dat ze de goederen die ze uitwisselen niet aanraken of besmetten. Handel, zo veronderstellen ze, verandert niets aan de betekenis of de waarde van de verhandelde goederen. Dat is misschien wel zo als we het hebben over materiële goederen. Of je me nou een flatscreen televisie verkoopt, of me er eentje cadeau doet; het is nog steeds hetzelfde goed. Het komt op hetzelfde neer. Maar dit hoeft niet waar te zijn als we het hebben over immateriële goederen en sociale handelingen, zoals onderwijzen en leren, of met elkaar omgaan in het dagelijks leven. In die gebieden zouden marktmechanismen en geldprikkels kunnen zorgen voor ondermijning of verdringing van waarden en houdingen die de moeite waard zijn. Zodra we inzien dat markten en handel, als ze eenmaal verder reiken dan het materiële domein, het karakter van de goederen zelf kunnen veranderen, en de betekenis van sociale handelingen kunnen veranderen, zoals in het voorbeeld van onderwijzen en leren, dan moeten we ons afvragen waar markten thuishoren, en waar niet; waar ze kunnen leiden tot ondermijning van waarden en houdingen die de moeite waard zijn. Maar om dit debat te kunnen voeren moeten we iets doen waar we niet erg goed in zijn. We moeten gezamenlijk nadenken over de waarde en de betekenis van de sociale handelingen die we zo op prijs stellen. Van onze lichamen tot ons gezinsleven, van persoonlijke relaties tot gezondheid, van onderwijzen en leren tot het burgerleven.
Now these are controversial questions, and so we tend to shrink from them. In fact, during the past three decades, when market reasoning and market thinking have gathered force and gained prestige, our public discourse during this time has become hollowed out, empty of larger moral meaning. For fear of disagreement, we shrink from these questions. But once we see that markets change the character of goods, we have to debate among ourselves these bigger questions about how to value goods.
Dit zijn omstreden vragen, en dus gaan we ze liever uit de weg. Het is zelfs zo dat gedurende de laatste drie decennia, waarin marktredenering en marktdenken aan kracht en prestige hebben gewonnen, ons publieke debat gedurende deze tijd uitgehold is, ontdaan van grotere morele betekenis. Uit angst voor onenigheid gaan we deze vragen uit de weg. Maar zodra we inzien dat markten het karakter van goederen veranderen, moeten we onderling het debat aangaan omtrent deze grotere vragen, over hoe we goederen naar waarde schatten.
One of the most corrosive effects of putting a price on everything is on commonality, the sense that we are all in it together. Against the background of rising inequality, marketizing every aspect of life leads to a condition where those who are affluent and those who are of modest means increasingly live separate lives. We live and work and shop and play in different places. Our children go to different schools.
Eén van de meest bijtende effecten van overal een prijskaartje aan hangen, gaat over gemeenschappelijkheid, het idee dat we allemaal in hetzelfde schuitje zitten. In het licht van toenemende ongelijkheid leidt het vermarkten van elk aspect van het leven tot een toestand waarin de rijken en de minder bedeelden in toenemende mate afgezonderd van elkaar leven. We leven, werken, winkelen en spelen dan op verschillende plekken. Onze kinderen gaan dan naar verschillende scholen.
This isn't good for democracy, nor is it a satisfying way to live, even for those of us who can afford to buy our way to the head of the line. Here's why. Democracy does not require perfect equality, but what it does require is that citizens share in a common life. What matters is that people of different social backgrounds and different walks of life encounter one another, bump up against one another in the ordinary course of life, because this is what teaches us to negotiate and to abide our differences. And this is how we come to care for the common good.
Dat is niet goed voor de democratie, noch is het een bevredigende manier om te leven, zelfs voor diegenen die het zich kunnen veroorloven om tegen betaling vooraan te mogen staan. En wel hierom. Democratie vereist geen perfecte gelijkheid. Wat ze wel vereist, is dat burgers gemeenschappelijk leven. Het is belangrijk dat mensen van verschillende achtergronden en verschillende geledingen elkaar ontmoeten, elkaar tegen het lijf lopen, in de dagelijkse gang van zaken. Dit leert ons namelijk om te onderhandelen en onze verschillen te accepteren. Op die manier gaan we geven om het algemene welzijn.
And so, in the end, the question of markets is not mainly an economic question. It's really a question of how we want to live together. Do we want a society where everything is up for sale, or are there certain moral and civic goods that markets do not honor and money cannot buy?
Dus uiteindelijk is de vraag over markten niet zozeer een economisch vraagstuk. Het is de vraag hoe we met elkaar willen omgaan. Willen we een maatschappij waarin alles te koop is, of zijn er bepaalde morele en burgerlijke goederen die markten geen eer aandoen en niet te koop zijn?
Thank you very much.
Hartelijk bedankt.
(Applause)
(Applaus)