Hi. So I'd like to talk a little bit about the people who make the things we use every day: our shoes, our handbags, our computers and cell phones. Now, this is a conversation that often calls up a lot of guilt. Imagine the teenage farm girl who makes less than a dollar an hour stitching your running shoes, or the young Chinese man who jumps off a rooftop after working overtime assembling your iPad. We, the beneficiaries of globalization, seem to exploit these victims with every purchase we make, and the injustice feels embedded in the products themselves. After all, what's wrong with a world in which a worker on an iPhone assembly line can't even afford to buy one? It's taken for granted that Chinese factories are oppressive, and that it's our desire for cheap goods that makes them so.
Ik wil het hebben over de mensen die de dingen maken die we dagelijks gebruiken: onze schoenen, onze handtassen, onze computers en mobiele telefoons. Dit soort discours roept vaak een heleboel schuldgevoelens op. Het tiener-boerenmeisje dat minder dan één dollar per uur verdient om jouw loopschoenen te naaien of de jonge Chinees die van een dak springt omwille van het overwerk bij het monteren van jouw iPad. Wij, de begunstigden van de globalisering, lijken deze slachtoffers uit te buiten bij elke aankoop die we maken, en het onrecht lijkt wel ingebed in de producten zelf. en het onrecht lijkt wel ingebed in de producten zelf. Wat is er mis met een wereld waarin een arbeider aan de assemblagelijn zich zelf geen iPhone kan veroorloven? Het lijkt vast te staan dat Chinese fabrieken de arbeiders onderdrukken, en dat dat komt door onze hang naar goedkope goederen.
So, this simple narrative equating Western demand and Chinese suffering is appealing, especially at a time when many of us already feel guilty about our impact on the world, but it's also inaccurate and disrespectful. We must be peculiarly self-obsessed to imagine that we have the power to drive tens of millions of people on the other side of the world to migrate and suffer in such terrible ways. In fact, China makes goods for markets all over the world, including its own, thanks to a combination of factors: its low costs, its large and educated workforce, and a flexible manufacturing system that responds quickly to market demands. By focusing so much on ourselves and our gadgets, we have rendered the individuals on the other end into invisibility, as tiny and interchangeable as the parts of a mobile phone.
Het simpele verhaal dat de westerse vraag oorzaak is van het Chinese lijden, is verleidelijk. Zeker nu velen van ons al een schuldgevoel ervaren over onze impact op de wereld. Maar het is ook onterecht en respectloos. We zijn wel erg zelfingenomen om te veronderstellen dat we de macht hebben om tientallen miljoenen mensen aan de andere kant van de wereld op zo'n verschrikkelijke manier te laten migreren en lijden. China maakt goederen voor markten over de hele wereld, met inbegrip van zijn eigen markt, door een combinatie van factoren: lage kosten, vele en goed opgeleide arbeiders, en een flexibel productiesysteem dat snel reageert op de marktvraag. Door ons zozeer te richten op onszelf en onze gadgets, hebben we de mensen aan de andere kant onzichtbaar gemaakt, even klein en inwisselbaar als onderdelen van een mobiele telefoon.
Chinese workers are not forced into factories because of our insatiable desire for iPods. They choose to leave their homes in order to earn money, to learn new skills, and to see the world. In the ongoing debate about globalization, what's been missing is the voices of the workers themselves.
Chinese arbeiders worden niet naar de fabrieken gedwongen door ons onverzadigbare verlangen naar iPods. Ze willen hun thuis verlaten om geld te verdienen, om nieuwe vaardigheden te leren en de wereld te zien. Wat ontbreekt in het debat over globalisering zijn de stemmen van de arbeiders zelf.
Here are a few.
Hier zijn er een paar.
Bao Yongxiu: "My mother tells me to come home and get married, but if I marry now, before I have fully developed myself, I can only marry an ordinary worker, so I'm not in a rush."
Bao Yongxiu: "Mijn moeder vraagt me naar huis te komen en te trouwen, maar als ik nu trouw voordat ik mezelf volledig heb ontwikkeld, kan ik alleen maar een gewone arbeider trouwen. Ik ben niet gehaast."
Chen Ying: "When I went home for the new year, everyone said I had changed. They asked me, what did you do that you have changed so much? I told them that I studied and worked hard. If you tell them more, they won't understand anyway."
Chen Ying: "Toen ik voor Nieuwjaar naar huis ging, zei iedereen dat ik veranderd was. Ze vroegen me: 'Wat heb je gedaan dat je zo veranderd bent?' Ik zei dat ik studeerde en hard werkte. Als je meer vertelt, begrijpen ze het toch niet."
Wu Chunming: "Even if I make a lot of money, it won't satisfy me. Just to make money is not enough meaning in life."
Wu Chunming: "Zelfs een hele hoop geld verdienen, zou niet genoeg zijn voor me. Geld verdienen op zich geeft niet genoeg zin aan het leven."
Xiao Jin: "Now, after I get off work, I study English, because in the future, our customers won't be only Chinese, so we must learn more languages."
Xiao Jin: "Na mijn werk studeer ik Engels omdat in de toekomst onze klanten niet alleen Chinezen zullen zijn. Dus moeten we meer talen leren."
All of these speakers, by the way, are young women, 18 or 19 years old.
Dit zijn stemmen van jonge vrouwen, 18 of 19 jaar oud.
So I spent two years getting to know assembly line workers like these in the south China factory city called Dongguan. Certain subjects came up over and over: how much money they made, what kind of husband they hoped to marry, whether they should jump to another factory or stay where they were. Other subjects came up almost never, including living conditions that to me looked close to prison life: 10 or 15 workers in one room, 50 people sharing a single bathroom, days and nights ruled by the factory clock. Everyone they knew lived in similar circumstances, and it was still better than the dormitories and homes of rural China.
Twee jaar lang leerde ik bandwerkers zoals zij kennen in de Zuid-Chinese fabriekstad Dongguan. Bepaalde onderwerpen kwamen steeds terug: hoeveel geld ze verdienden, wat voor soort man ze hoopten te huwen, of ze naar een andere fabriek zouden gaan of blijven waar ze waren. Andere onderwerpen kwamen bijna nooit ter sprake, zoals de levensomstandigheden die voor mij leken op het gevangenisleven: 10 tot 15 arbeiders per kamer, 50 mensen die een gemeenschappelijke badkamer delen, het hele leven geregeld door de fabrieksklok. Iedereen die ze kenden, leefde in vergelijkbare omstandigheden, en het was nog steeds beter dan de slaapzalen en huizen op het Chinese platteland.
The workers rarely spoke about the products they made, and they often had great difficulty explaining what exactly they did. When I asked Lu Qingmin, the young woman I got to know best, what exactly she did on the factory floor, she said something to me in Chinese that sounded like "qiu xi." Only much later did I realize that she had been saying "QC," or quality control. She couldn't even tell me what she did on the factory floor. All she could do was parrot a garbled abbreviation in a language she didn't even understand.
De arbeiders hadden het zelden over de producten die ze maakten en ze hadden vaak grote moeite om uit te leggen wat ze precies deden. Toen ik Lu Qingmin, de jonge vrouw die ik het best had leren kennen, vroeg wat ze precies deed op het werk die ik het best had leren kennen, vroeg wat ze precies deed op het werk zei ze iets dat in het Chinees klonk als 'qiu xi'. Pas veel later besefte ik dat ze "QC", of kwaliteitscontrole, had gezegd. Ze kon me zelfs niet vertellen wat ze deed op de werkvloer. Alles wat ze kon doen, was een verhaspelde afkorting napraten in een taal die ze zelf niet begreep.
Karl Marx saw this as the tragedy of capitalism, the alienation of the worker from the product of his labor. Unlike, say, a traditional maker of shoes or cabinets, the worker in an industrial factory has no control, no pleasure, and no true satisfaction or understanding in her own work. But like so many theories that Marx arrived at sitting in the reading room of the British Museum, he got this one wrong. Just because a person spends her time making a piece of something does not mean that she becomes that, a piece of something. What she does with the money she earns, what she learns in that place, and how it changes her, these are the things that matter. What a factory makes is never the point, and the workers could not care less who buys their products.
Karl Marx zag dit als de tragedie van het kapitalisme, de vervreemding van de arbeider van het product van zijn arbeid. In tegenstelling tot bijvoorbeeld een traditionele maker van schoenen of kasten, heeft de werker in een industriële fabriek geen controle, geen plezier en geen ware voldoening of begrip van haar eigen werk. Maar zoals zoveel theorieën die Marx te binnen vielen in de leeszaal van het British Museum, was ook deze fout. Alleen maar het feit dat een persoon haar tijd besteedt aan het maken van een of ander ding betekent niet dat ze een ding wordt. Wat ze doet met het geld dat ze verdient, wat ze daar leert en hoe haar dat verandert, zijn belangrijke dingen. Het gaat nooit over wat een fabriek maakt. Het kan de arbeiders niet schelen wie hun producten koopt.
Journalistic coverage of Chinese factories, on the other hand, plays up this relationship between the workers and the products they make. Many articles calculate: How long would it take for this worker to work in order to earn enough money to buy what he's making? For example, an entry-level-line assembly line worker in China in an iPhone plant would have to shell out two and a half months' wages for an iPhone.
Maar als journalisten het hebben over Chinese fabrieken gaat het altijd over deze relatie tussen de arbeiders en hun producten. Vaak wordt uitgerekend hoe lang zou het duren voor een arbeider genoeg geld heeft verdiend om te kopen wat hij zelf maakt. Een beginnende bandwerker in een iPhonefabriek in China zou twee en een halve maand loon moeten uitgeven voor één iPhone.
But how meaningful is this calculation, really? For example, I recently wrote an article in The New Yorker magazine, but I can't afford to buy an ad in it. But, who cares? I don't want an ad in The New Yorker, and most of these workers don't really want iPhones. Their calculations are different. How long should I stay in this factory? How much money can I save? How much will it take to buy an apartment or a car, to get married, or to put my child through school?
Maar hoe zinvol is deze berekening? Ik schreef onlangs een artikel in The New Yorker Magazine, maar ik kan me geen advertentie erin veroorloven. Wie kan dat wat schelen? Ik wil niet eens een advertentie in The New Yorker, en de meeste van deze arbeiders willen geen iPhones. Zij maken andere berekeningen. Hoe lang moet ik in deze fabriek blijven? Hoeveel geld kan ik sparen? Wanneer kan ik een flat of een auto kopen, om te trouwen of mijn kind te laten studeren?
The workers I got to know had a curiously abstract relationship with the product of their labor. About a year after I met Lu Qingmin, or Min, she invited me home to her family village for the Chinese New Year. On the train home, she gave me a present: a Coach brand change purse with brown leather trim. I thanked her, assuming it was fake, like almost everything else for sale in Dongguan. After we got home, Min gave her mother another present: a pink Dooney & Bourke handbag, and a few nights later, her sister was showing off a maroon LeSportsac shoulder bag. Slowly it was dawning on me that these handbags were made by their factory, and every single one of them was authentic.
De arbeiders die ik leerde kennen, hadden een erg abstracte relatie met het product van hun arbeid. Ongeveer een jaar nadat ik Lu Qingmin, of Min, ontmoette, nodigde ze me uit bij haar thuis, in het dorp van haar familie voor het Chinese Nieuwjaar. Op de trein gaf ze me een geschenk: een portemonnee van het merk Coach met bruinleren rand. Ik bedankte haar. Ik dacht dat het nep was zoals bijna alles wat in Dongguan te koop was. Thuisgekomen gaf Min haar moeder een ander cadeau: een roze handtas van Dooney & Bourke, en een paar dagen later liep haar zus te pronken met een kastanjebruine LeSportsac schoudertas. Langzaamaan drong het tot me door dat deze handtassen in hun fabriek werden gemaakt en ze allemaal authentiek waren.
Min's sister said to her parents, "In America, this bag sells for 320 dollars." Her parents, who are both farmers, looked on, speechless. "And that's not all -- Coach is coming out with a new line, 2191," she said. "One bag will sell for 6,000." She paused and said, "I don't know if that's 6,000 yuan or 6,000 American dollars, but anyway, it's 6,000." (Laughter)
Mins zus zei aan haar ouders: "In Amerika koop je deze tas voor 320 dollar." Haar ouders, allebei boeren, waren sprakeloos. "Dat is niet alles - Coach komt uit met een nieuwe lijn, 2191. Eén tas zal 6000 gaan kosten." Ze hield even op en zei: "Ik weet niet of dat 6000 yuan of 6000 Amerikaanse dollars gaat zijn, maar het is hoe dan ook 6000." (Gelach)
Min's sister's boyfriend, who had traveled home with her for the new year, said, "It doesn't look like it's worth that much."
De vriend van Mins zus, die voor Nieuwjaar was meegereisd, zei: "Het ziet er niet uit alsof het zoveel waard is."
Min's sister turned to him and said, "Some people actually understand these things. You don't understand shit."
Mins zus wendde zich tot hem en zei: "Er zijn mensen die oog hebben voor deze dingen. Jij snapt er de ballen van."
(Laughter) (Applause)
(Gelach) (Applaus)
In Min's world, the Coach bags had a curious currency. They weren't exactly worthless, but they were nothing close to the actual value, because almost no one they knew wanted to buy one, or knew how much it was worth. Once, when Min's older sister's friend got married, she brought a handbag along as a wedding present. Another time, after Min had already left the handbag factory, her younger sister came to visit, bringing two Coach Signature handbags as gifts.
In Mins wereld hadden de Coach-tassen een eigenaardige waarde. Niet dat ze waardeloos waren, maar ze waren ver beneden de werkelijke waarde, omdat bijna niemand daar er een wilde kopen of wist hoeveel ze waard was. Toen de vriend van Mins oudere zus trouwde, bracht ze een handtas mee als trouwcadeau. Later, toen Min al weg was uit de handtassenfabriek, kwam haar jongere zus haar eens bezoeken en bracht twee Coach-handtassen mee als geschenk.
I looked in the zippered pocket of one, and I found a printed card in English, which read, "An American classic. In 1941, the burnished patina of an all-American baseball glove inspired the founder of Coach to create a new collection of handbags from the same luxuriously soft gloved-hand leather. Six skilled leatherworkers crafted 12 Signature handbags with perfect proportions and a timeless flair. They were fresh, functional, and women everywhere adored them. A new American classic was born."
Binnenin vond ik een gedrukt kaartje waarop in het Engels te lezen stond: "Een Amerikaanse klassieker. In 1941 inspireerde het gepolijste patina van een all-American honkbalhandschoen de oprichter van Coach om een nieuwe collectie handtassen van hetzelfde luxueuze zachte handschoenenleer te creëren. Zes geschoolde leerbewerkers vervaardigden twaalf merktassen met perfecte proporties en tijdloze flair. Ze waren fris en functioneel. Vrouwen hielden ervan. Een nieuwe Amerikaanse klassieker was geboren."
I wonder what Karl Marx would have made of Min and her sisters. Their relationship with the product of their labor was more complicated, surprising and funny than he could have imagined. And yet, his view of the world persists, and our tendency to see the workers as faceless masses, to imagine that we can know what they're really thinking.
Ik vraag me af wat Karl Marx zou hebben gedacht over Min en haar zusters. Hun relatie met het product van hun arbeid was ingewikkelder, verrassender en grappiger dan hij kon denken. Toch blijft zijn visie op de wereld voortduren, evenals onze neiging om arbeiders als gezichtsloze massa's te bekijken en te veronderstellen dat wij kunnen weten wat ze echt denken.
The first time I met Min, she had just turned 18 and quit her first job on the assembly line of an electronics factory. Over the next two years, I watched as she switched jobs five times, eventually landing a lucrative post in the purchasing department of a hardware factory. Later, she married a fellow migrant worker, moved with him to his village, gave birth to two daughters, and saved enough money to buy a secondhand Buick for herself and an apartment for her parents. She recently returned to Dongguan on her own to take a job in a factory that makes construction cranes, temporarily leaving her husband and children back in the village.
De eerste keer dat ik Min ontmoette, was ze net 18 geworden en had ze haar eerste baan aan de assemblagelijn van een elektronicafabriek vaarwel opgezegd. In de komende twee jaar zag ik dat ze vijf keer van baan wisselde, om uiteindelijk op een lucratieve post bij de inkoopafdeling van een hardwarefabriek te belanden. Ze trouwde met een collega migrant-arbeider en verhuisde met hem naar zijn dorp. Ze kreeg twee dochters en spaarde genoeg geld om een tweedehands Buick te kopen en een appartement voor haar ouders. Onlangs ging ze alleen terug naar Dongguan om in een bouwkranenfabriek te gaan werken. Ze liet haar man en kinderen tijdelijk achter in het dorp.
In a recent email to me, she explained, "A person should have some ambition while she is young so that in old age she can look back on her life and feel that it was not lived to no purpose."
In een recente e-mail legde ze uit: "Een persoon moet enige ambitie tonen terwijl ze jong is zodat ze, als ze oud is, kan terugkijken met het gevoel dat ze niet voor niets heeft geleefd."
Across China, there are 150 million workers like her, one third of them women, who have left their villages to work in the factories, the hotels, the restaurants and the construction sites of the big cities. Together, they make up the largest migration in history, and it is globalization, this chain that begins in a Chinese farming village and ends with iPhones in our pockets and Nikes on our feet and Coach handbags on our arms that has changed the way these millions of people work and marry and live and think. Very few of them would want to go back to the way things used to be.
In China zijn er 150 miljoen arbeiders zoals zij, van wie een derde vrouwen, die hun dorpen hebben verlaten om te werken in de fabrieken, de hotels, de restaurants en de bouwsites van de grote steden. Samen vormen ze de grootste migratie in de geschiedenis. Dat is globalisering: een keten die begint in een Chinees landbouwdorp en eindigt met iPhones in onze zakken, Nikes aan onze voeten en Coach-handtassen aan onze armen. Dat veranderde de manier waarop miljoenen mensen werken, trouwen, leven en denken. Zeer weinigen willen terug naar hoe het vroeger was.
When I first went to Dongguan, I worried that it would be depressing to spend so much time with workers. I also worried that nothing would ever happen to them, or that they would have nothing to say to me. Instead, I found young women who were smart and funny and brave and generous. By opening up their lives to me, they taught me so much about factories and about China and about how to live in the world.
Toen ik voor het eerst naar Dongguan ging, maakte ik me zorgen dat het deprimerend zou zijn om zo veel tijd door te brengen met arbeiders. Ik was ook bezorgd dat het een saaie bedoening zou zijn of dat ze me niets zouden te vertellen hebben. In plaats daarvan ontmoette ik jonge vrouwen die slim, grappig, moedig en genereus waren. Door me deel te laten hebben aan hun leven leerden ze me zoveel over fabrieken, over China en over hoe te leven in de wereld.
This is the Coach purse that Min gave me on the train home to visit her family. I keep it with me to remind me of the ties that tie me to the young women I wrote about, ties that are not economic but personal in nature, measured not in money but in memories. This purse is also a reminder that the things that you imagine, sitting in your office or in the library, are not how you find them when you actually go out into the world.
Dit is de portemonnee van Coach die Min me gaf op de trein naar huis om haar familie te bezoeken. Ik houd hem bij om me te herinneren aan mijn banden met de jonge vrouwen waar ik over schreef, geen economische maar persoonlijke banden, niet gemeten in geld, maar in herinneringen. Het is ook een herinnering aan het feit dat de dingen die je je voorstelt in je kantoor of bibliotheek, niet overeenkomen met wat er werkelijk gaande is in de wereld. niet overeenkomen met wat er werkelijk gaande is in de wereld.
Thank you. (Applause) (Applause)
Bedankt. (Applaus) (Applaus)
Chris Anderson: Thank you, Leslie, that was an insight that a lot of us haven't had before. But I'm curious. If you had a minute, say, with Apple's head of manufacturing, what would you say?
Chris Anderson: Dank je, Leslie, dat was een kijk op de zaken die veel van ons niet hadden. Maar als je één minuut had om te praten met het productiehoofd van Apple, wat zou je dan zeggen?
Leslie Chang: One minute?
Leslie Chang: Één minuut?
CA: One minute. (Laughter)
CA: Één minuut. (Gelach)
LC: You know, what really impressed me about the workers is how much they're self-motivated, self-driven, resourceful, and the thing that struck me, what they want most is education, to learn, because most of them come from very poor backgrounds. They usually left school when they were in 7th or 8th grade. Their parents are often illiterate, and then they come to the city, and they, on their own, at night, during the weekends, they'll take a computer class, they'll take an English class, and learn really, really rudimentary things, you know, like how to type a document in Word, or how to say really simple things in English. So, if you really want to help these workers, start these small, very focused, very pragmatic classes in these schools, and what's going to happen is, all your workers are going to move on, but hopefully they'll move on into higher jobs within Apple, and you can help their social mobility and their self-improvement. When you talk to workers, that's what they want. They do not say, "I want better hot water in the showers. I want a nicer room. I want a TV set." I mean, it would be nice to have those things, but that's not why they're in the city, and that's not what they care about.
LC: Wat echt indruk op me maakte, was hoe gemotiveerd, gedreven en vindingrijk die arbeiders waren. Wat me opviel, was dat ze bovenal onderwijs willen, leren, omdat de meesten uit zeer arme milieus komen. Meestal hadden ze slechts 7 of 8 jaar onderwijs genoten. Hun ouders zijn vaak ongeletterd. Als ze naar de stad gaan, volgen ze op eigen initiatief 's nachts en tijdens het weekend computerlessen, of Engels. Ze leren er echt rudimentaire dingen, zoals hoe een document in Word te typen of hoe eenvoudige dingen in het Engels te zeggen. Als je deze arbeiders echt wilt helpen, begin dan met kleine, zeer gerichte, zeer pragmatische klassen in scholen. Wat er gaat gebeuren is dat alle arbeiders erop vooruit zullen gaan, Wat er gaat gebeuren is dat alle arbeiders erop vooruit zullen gaan. Hopelijk komen ze bij Apple in hogere banen terecht. Zo help je hun sociale mobiliteit en hun ontwikkeling. Wanneer je praat met arbeiders is dat wat ze willen. Ze zeggen niet: "Ik wil warmer water in de douches. Ik wil een mooiere kamer. Ik wil een televisietoestel." Het zou leuk zijn om die dingen te hebben, maar daarvoor zijn ze niet in de stad en dat is niet waar ze om geven.
CA: Was there a sense from them of a narrative that things were kind of tough and bad, or was there a narrative of some kind of level of growth, that things over time were getting better?
CA: Hadden ze het gevoel dat hun leven hard en zwaar was of dat ze een groeiproces doormaakten, dat de zaken na verloop van tijd beter zouden worden?
LC: Oh definitely, definitely. I mean, you know, it was interesting, because I spent basically two years hanging out in this city, Dongguan, and over that time, you could see immense change in every person's life: upward, downward, sideways, but generally upward. If you spend enough time, it's upward, and I met people who had moved to the city 10 years ago, and who are now basically urban middle class people, so the trajectory is definitely upward. It's just hard to see when you're suddenly sucked into the city. It looks like everyone's poor and desperate, but that's not really how it is. Certainly, the factory conditions are really tough, and it's nothing you or I would want to do, but from their perspective, where they're coming from is much worse, and where they're going is hopefully much better, and I just wanted to give that context of what's going on in their minds, not what necessarily is going on in yours.
LC: Zeker, zeker. Ik heb twee jaar in Dongguan doorgebracht en ik heb in die tijd de levensomstandigheden enorm zien veranderen: opwaarts, neerwaarts, zijwaarts, maar over het algemeen opwaarts. Als je er genoeg tijd doorbrengt, is het opwaarts. Ik ontmoette mensen die 10 jaar geleden naar de stad verhuisd waren. Die zijn nu de stedelijke middenklasse. Het traject is dus zeker opwaarts. Dat is moeilijk te zien als je plots in de stad terechtkomt. Iedereen lijkt arm en er slecht aan toe, maar zo is het niet echt. De fabrieksomstandigheden zijn hard, en jij of ik zouden het niet willen doen, maar vanuit hun perspectief, is waar ze vandaan komen veel erger en waar ze naartoe gaan, is het hopelijk veel beter. Ik wilde alleen aangeven dat hun manier om ertegenaan te kijken niet noodzakelijkerwijs die van jou is.
CA: Thanks so much for your talk. Thank you very much. (Applause)
CA: Bedankt voor je verhaal. Hartelijk dank. (Applaus)