So, I'll be speaking to you using language ... because I can. This is one these magical abilities that we humans have. We can transmit really complicated thoughts to one another. So what I'm doing right now is, I'm making sounds with my mouth as I'm exhaling. I'm making tones and hisses and puffs, and those are creating air vibrations in the air. Those air vibrations are traveling to you, they're hitting your eardrums, and then your brain takes those vibrations from your eardrums and transforms them into thoughts. I hope.
Ik praat tegen je door taal te gebruiken, omdat ik dat kan. Een van die bijzondere dingen die we als mens hebben. We kunnen ingewikkelde gedachtes overbrengen naar een ander. Ik maak nu dus geluiden met mijn mond, terwijl ik ademhaal. Ik maak tonen, sisklanken en pufjes, die zorgen voor trillingen in de lucht. Die luchttrillingen komen bij jou terecht, ze laten je trommelvliezen bewegen, en dan ontvangen je hersenen de trillingen van je trommelvliezen en zetten die om in gedachtes. Hoop ik.
(Laughter)
(Gelach)
I hope that's happening. So because of this ability, we humans are able to transmit our ideas across vast reaches of space and time. We're able to transmit knowledge across minds. I can put a bizarre new idea in your mind right now. I could say, "Imagine a jellyfish waltzing in a library while thinking about quantum mechanics."
Ik hoop dat dat gebeurt. Omdat mensen dat kunnen, kunnen ze ideeën overbrengen over grote afstand en lange tijd. We kunnen onderling kennis overbrengen. Ik kan zomaar een heel gek idee in je gedachte oproepen. Ik kan zeggen: "Stel je een kwal voor die danst in een bibliotheek en denkt aan kwantummechanica."
(Laughter)
(Gelach)
Now, if everything has gone relatively well in your life so far, you probably haven't had that thought before.
Als tot nu toe alles in je leven goed is gegaan, heb je die gedachte nog niet eerder gehad.
(Laughter)
(Gelach)
But now I've just made you think it, through language.
Toch heb ik je eraan laten denken, via taal.
Now of course, there isn't just one language in the world, there are about 7,000 languages spoken around the world. And all the languages differ from one another in all kinds of ways. Some languages have different sounds, they have different vocabularies, and they also have different structures -- very importantly, different structures. That begs the question: Does the language we speak shape the way we think? Now, this is an ancient question. People have been speculating about this question forever. Charlemagne, Holy Roman emperor, said, "To have a second language is to have a second soul" -- strong statement that language crafts reality. But on the other hand, Shakespeare has Juliet say, "What's in a name? A rose by any other name would smell as sweet." Well, that suggests that maybe language doesn't craft reality.
Er bestaan natuurlijk meerdere talen. Er worden ongeveer 7.000 talen gesproken in de wereld. Al die talen verschillen van elkaar op allerlei manieren. Sommige talen hebben andere klanken, andere verschillen qua woordenschat, of hebben een andere structuur -- heel belangrijk, een andere structuur. Dat roept de vraag op: vormt de taal die we spreken onze manier van denken? Die vraag bestaat al lang. Er wordt al eeuwen over gespeculeerd. Karel de Grote, de Roomse keizer, zei: "Als je een tweede taal spreekt, heb je een tweede ziel" -- een sterke bewering dat taal werkelijkheid vormt. Aan de andere kant liet Shakespeare zijn Juliet zeggen: "Wat zegt een naam? Een roos met een andere naam ruikt net zo lekker." Dat geeft aan dat taal misschien toch niet de werkelijkheid maakt.
These arguments have gone back and forth for thousands of years. But until recently, there hasn't been any data to help us decide either way. Recently, in my lab and other labs around the world, we've started doing research, and now we have actual scientific data to weigh in on this question.
Deze argumenten gaan al duizenden jaren over en weer, maar tot voor kort was er geen data die ons kon helpen kiezen. Onlangs zijn we in mijn en andere labs gestart met onderzoek, en nu hebben we wetenschappelijke gegevens om op deze vraag in te gaan.
So let me tell you about some of my favorite examples. I'll start with an example from an Aboriginal community in Australia that I had the chance to work with. These are the Kuuk Thaayorre people. They live in Pormpuraaw at the very west edge of Cape York. What's cool about Kuuk Thaayorre is, in Kuuk Thaayorre, they don't use words like "left" and "right," and instead, everything is in cardinal directions: north, south, east and west. And when I say everything, I really mean everything. You would say something like, "Oh, there's an ant on your southwest leg." Or, "Move your cup to the north-northeast a little bit." In fact, the way that you say "hello" in Kuuk Thaayorre is you say, "Which way are you going?" And the answer should be, "North-northeast in the far distance. How about you?"
Ik zal je mijn favoriete voorbeelden vertellen. Ik begin met de Aboriginals in Australië waarmee ik mocht werken. Dit is het Kuuk Thaayorre-volk. Ze wonen in Pormpuraaw in het uiterste westen van Kaap York. Het mooie van Kuuk Thaayore is dat ze in hun taal geen 'links' en 'rechts' gebruiken, in plaats daarvan is alles in de hoofdrichtingen: noord, zuid, oost en west. En als ik zeg alles, bedoel ik ook alles. Je zegt zoiets als: "Er loopt een mier op je zuidwestelijke been." Of: "Zet je beker iets naar het noord-noordoosten." Bij "hallo" in het Kuuk Thaayorre, zeg je: "Waar ga je heen?" Het antwoord is dan: "Noord-noordoost verderop. En jij?"
So imagine as you're walking around your day, every person you greet, you have to report your heading direction.
Stel je voor dat je je dagelijkse ronde loopt, en je moet iedereen die je groet melden in welke richting je gaat.
(Laughter)
(Gelach)
But that would actually get you oriented pretty fast, right? Because you literally couldn't get past "hello," if you didn't know which way you were going. In fact, people who speak languages like this stay oriented really well. They stay oriented better than we used to think humans could. We used to think that humans were worse than other creatures because of some biological excuse: "Oh, we don't have magnets in our beaks or in our scales." No; if your language and your culture trains you to do it, actually, you can do it. There are humans around the world who stay oriented really well.
Dan zou je snel richtingsgevoel krijgen, toch? Omdat je niet weg zou komen met "Hallo", als je niet wist welke kant je op ging. Mensen die zulke talen spreken, houden goed richtingsgevoel. Beter dan je zou denken. We dachten dat mensen daar slechter in waren dan dieren, vanwege biologische redenen: "O, we hebben geen magneet in onze snavel of in ons pantser." Nee, als je taal en je cultuur zorgen dat je het traint, dan kan je dat. Er bestaan mensen die een erg goede oriëntatie hebben.
And just to get us in agreement about how different this is from the way we do it, I want you all to close your eyes for a second and point southeast.
Om het erover eens te worden hoe anders dit is dan hoe wij het doen, wil ik dat je je ogen even dicht doet en het zuidoosten aanwijst.
(Laughter)
(Gelach)
Keep your eyes closed. Point. OK, so you can open your eyes. I see you guys pointing there, there, there, there, there ... I don't know which way it is myself --
Houd je ogen dicht. Wijs maar. Oké, doe je ogen maar open. Ik zie dat je daarheen wijst, daar, daar, daar, daar ... Ik weet ook niet waar het is --
(Laughter)
(Gelach)
You have not been a lot of help.
Ik heb niet veel aan jullie.
(Laughter)
(Gelach)
So let's just say the accuracy in this room was not very high. This is a big difference in cognitive ability across languages, right? Where one group -- very distinguished group like you guys -- doesn't know which way is which, but in another group, I could ask a five-year-old and they would know.
We houden het erop dat de zaal niet heel precies is. Er is een groot verschil in cognitieve vaardigheden tussen talen. Waar één groep -- respectabel zoals jullie -- de richting niet weet, terwijl in een andere groep een kind van vijf dat al weet.
(Laughter)
(Gelach)
There are also really big differences in how people think about time. So here I have pictures of my grandfather at different ages. And if I ask an English speaker to organize time, they might lay it out this way, from left to right. This has to do with writing direction. If you were a speaker of Hebrew or Arabic, you might do it going in the opposite direction, from right to left.
Er zijn ook grote verschillen in het omgaan met tijd. Hier zijn foto's van mijn grootvader op verschillende leeftijden. Als ik vraag aan Engelstaligen om ze op tijd te sorteren, dan legt men ze zo, van links naar rechts. Dat komt van de schrijfrichting. Als je Hebreeuws of Arabisch zou zijn, zou je ze andersom leggen, van rechts naar links.
But how would the Kuuk Thaayorre, this Aboriginal group I just told you about, do it? They don't use words like "left" and "right." Let me give you hint. When we sat people facing south, they organized time from left to right. When we sat them facing north, they organized time from right to left. When we sat them facing east, time came towards the body. What's the pattern? East to west, right? So for them, time doesn't actually get locked on the body at all, it gets locked on the landscape. So for me, if I'm facing this way, then time goes this way, and if I'm facing this way, then time goes this way. I'm facing this way, time goes this way -- very egocentric of me to have the direction of time chase me around every time I turn my body. For the Kuuk Thaayorre, time is locked on the landscape. It's a dramatically different way of thinking about time.
Hoe zouden de Kuuk Thaayorre, die Aboriginals van zonet, dat doen? Ze gebruiken geen 'links' en 'rechts'. Ik geef je een hint. Als ze naar het zuiden keken, legden ze tijd van links naar rechts. Als ze naar het noorden keken, legden ze tijd van rechts naar links. Als ze naar het oosten keken, zou tijd naar je toe komen. Hoe leg je ze dan? Van oost naar west, toch? Voor hen zit tijd niet vast in je lichaam, het zit vast aan het landschap. Als ik deze kant op kijk, gaat tijd deze kant op, en als ik deze kant op kijk, gaat tijd deze kant op. Ik kijk deze kant op, de tijd gaat zo -- erg egocentrisch om de tijd om mij heen te laten jagen, elke keer als ik me omdraai. Voor de Kuuk Thaayorre zit tijd aan het landschap. Het is een volkomen andere manier om met tijd om te gaan.
Here's another really smart human trick. Suppose I ask you how many penguins are there. Well, I bet I know how you'd solve that problem if you solved it. You went, "One, two, three, four, five, six, seven, eight." You counted them. You named each one with a number, and the last number you said was the number of penguins. This is a little trick that you're taught to use as kids. You learn the number list and you learn how to apply it. A little linguistic trick. Well, some languages don't do this, because some languages don't have exact number words. They're languages that don't have a word like "seven" or a word like "eight." In fact, people who speak these languages don't count, and they have trouble keeping track of exact quantities. So, for example, if I ask you to match this number of penguins to the same number of ducks, you would be able to do that by counting. But folks who don't have that linguistic trick can't do that.
Hier is nog een heel slimme truc. Stel dat ik vraag hoeveel pinguïns dit zijn. Ik wed dat je weet hoe je dat oplost. Je zegt: "1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8." Je telt ze. Je gaf elk een nummer, en het laatste getal was het aantal pinguïns. Dat trucje wordt je als kind geleerd. Je leert de cijfers en hoe je die moet gebruiken. Een taalkundig trucje. Sommige talen doen dat niet, omdat ze geen exacte woorden voor cijfers hebben. Er zijn talen die geen woord hebben als 'zeven', of het woord 'acht'. In feite tellen mensen die zulke talen spreken niet, en kunnen ze moeilijk grote aantallen bijhouden. Als ik je bijvoorbeeld zou vragen om dit aantal pinguïns gelijk te maken aan het aantal eenden, kan je dat doen door te tellen. Maar mensen die deze taaltruc niet hebben, kunnen dat niet.
Languages also differ in how they divide up the color spectrum -- the visual world. Some languages have lots of words for colors, some have only a couple words, "light" and "dark." And languages differ in where they put boundaries between colors. So, for example, in English, there's a word for blue that covers all of the colors that you can see on the screen, but in Russian, there isn't a single word. Instead, Russian speakers have to differentiate between light blue, "goluboy," and dark blue, "siniy." So Russians have this lifetime of experience of, in language, distinguishing these two colors. When we test people's ability to perceptually discriminate these colors, what we find is that Russian speakers are faster across this linguistic boundary. They're faster to be able to tell the difference between a light and dark blue. And when you look at people's brains as they're looking at colors -- say you have colors shifting slowly from light to dark blue -- the brains of people who use different words for light and dark blue will give a surprised reaction as the colors shift from light to dark, as if, "Ooh, something has categorically changed," whereas the brains of English speakers, for example, that don't make this categorical distinction, don't give that surprise, because nothing is categorically changing.
Talen verschillen ook in hoe ze het kleurenspectrum verdelen -- de zichtbare wereld. Sommige talen hebben veel woorden voor kleur, andere kennen alleen 'licht' en 'donker'. Talen verschillen ook qua grens tussen kleuren. Engels kent bijvoorbeeld een woord voor blauw, dat alle kleuren dekt die je hier ziet, maar Russisch heeft niet een enkel woord. In plaats daarvan maken Russen onderscheid tussen lichtblauw, 'goluboy', en donkerblauw, 'siniy'. Russen hebben dus levenslange ervaring om in hun taal deze twee kleuren te onderscheiden. Als we mensen testen in het onderscheiden van deze kleuren, zien we dat Russen sneller zijn over deze taalkundige grens. Ze kunnen sneller het verschil noemen tussen licht- en donkerblauw. Als je kijkt naar de hersenen van de mens die naar kleuren kijkt -- als de kleuren langzaam van licht- naar donkerblauw overgaan -- geeft het brein van hen die verschillende woorden voor licht- en donkerblauw hebben, een verbluffende reactie als de kleuren van licht naar donker gaan, iets als: "O, iets valt in een andere categorie," terwijl het brein van bijvoorbeeld Engelsen, die dat onderscheid niet maken, die overgang niet laten zien, omdat de categorie niet is veranderd.
Languages have all kinds of structural quirks. This is one of my favorites. Lots of languages have grammatical gender; every noun gets assigned a gender, often masculine or feminine. And these genders differ across languages. So, for example, the sun is feminine in German but masculine in Spanish, and the moon, the reverse. Could this actually have any consequence for how people think? Do German speakers think of the sun as somehow more female-like, and the moon somehow more male-like? Actually, it turns out that's the case. So if you ask German and Spanish speakers to, say, describe a bridge, like the one here -- "bridge" happens to be grammatically feminine in German, grammatically masculine in Spanish -- German speakers are more likely to say bridges are "beautiful," "elegant" and stereotypically feminine words. Whereas Spanish speakers will be more likely to say they're "strong" or "long," these masculine words.
Talen hebben allerlei structurele spitsvondigheden. Dit vind ik een van de leukste. Veel talen gebruiken woordgeslacht; elk zelfstandig naamwoord heeft een geslacht, vaak mannelijk of vrouwelijk. Die geslachten verschillen per taal. Zo is de zon in het Duits vrouwelijk, maar in het Spaans mannelijk. De maan net omgekeerd. Zou dit gevolgen hebben voor hoe mensen denken? Denken Duitsers bij de zon aan iets vrouwelijks, en bij de maan aan iets mannelijks? Dat blijkt inderdaad het geval. Als je Duits- en Spaanstaligen vraagt een brug te beschrijven, zoals deze hier -- 'brug' is grammaticaal toevallig vrouwelijk in het Duits, en mannelijk in het Spaans -- Duitsers vinden bruggen eerder 'mooi' en 'elegant' en stereotiepe vrouwelijke woorden. Spaanstaligen zullen eerder zeggen: "sterk" of "lang". Die woorden zijn mannelijk.
(Laughter)
(Gelach)
Languages also differ in how they describe events, right? You take an event like this, an accident. In English, it's fine to say, "He broke the vase." In a language like Spanish, you might be more likely to say, "The vase broke," or, "The vase broke itself." If it's an accident, you wouldn't say that someone did it. In English, quite weirdly, we can even say things like, "I broke my arm." Now, in lots of languages, you couldn't use that construction unless you are a lunatic and you went out looking to break your arm -- (Laughter) and you succeeded. If it was an accident, you would use a different construction.
Talen verschillen ook in hoe ze gebeurtenissen beschrijven. Neem een gebeurtenis als een ongeluk. In het Engels kan je goed zeggen: "Hij brak de vaas." In een taal als het Spaans zou je eerder zeggen: "De vaas brak." Of: "De vaas brak zichzelf." Als het een ongeluk is, zeg je niet dat iemand het deed. Heel gek, maar in het Engels kan je zelfs zeggen: "Ik heb mijn arm gebroken." In veel talen kan je die constructie niet gebruiken, tenzij je gek bent, en je met opzet je arm wou breken -- en het gelukt is. Als het een ongeluk was, zou je een andere constructie gebruiken.
Now, this has consequences. So, people who speak different languages will pay attention to different things, depending on what their language usually requires them to do. So we show the same accident to English speakers and Spanish speakers, English speakers will remember who did it, because English requires you to say, "He did it; he broke the vase." Whereas Spanish speakers might be less likely to remember who did it if it's an accident, but they're more likely to remember that it was an accident. They're more likely to remember the intention. So, two people watch the same event, witness the same crime, but end up remembering different things about that event. This has implications, of course, for eyewitness testimony. It also has implications for blame and punishment. So if you take English speakers and I just show you someone breaking a vase, and I say, "He broke the vase," as opposed to "The vase broke," even though you can witness it yourself, you can watch the video, you can watch the crime against the vase, you will punish someone more, you will blame someone more if I just said, "He broke it," as opposed to, "It broke." The language guides our reasoning about events.
Dat heeft gevolgen. Mensen die verschillende talen spreken, letten dus op verschillende dingen, afhankelijk van wat hun taal vereist. Als we hetzelfde ongeluk laten zien aan Engelsen en Spanjaarden, onthouden Engelsen wie het gedaan heeft, omdat het Engels vereist dat je zegt: "Hij deed het, hij brak de vaas." De Spanjaarden zijn minder geneigd te onthouden wie het deed als het een ongeluk was, maar zij onthouden beter dat het een ongeluk was. Ze zullen eerder de strekking onthouden. Twee mensen zien dus dezelfde gebeurtenis, zijn getuige van dezelfde misdaad, maar onthouden verschillende dingen van die gebeurtenis. Dit heeft consequenties voor ooggetuigenverslagen. En ook voor schuld en straffen. Als je dus Engelssprekenden neemt, en ik laat iemand zien die een vaas breekt, en ik zeg: "Hij brak de vaas", in tegenstelling tot "De vaas brak" -- zelfs al zie je het zelf, en al zie je de video, en kun je de aanslag op die vaas zien -- straf je iemand meer, geef je iemand de schuld als je zegt: "Hij brak de vaas," in plaats van "De vaas is gebroken." De taal stuurt onze beredenering bij gebeurtenissen.
Now, I've given you a few examples of how language can profoundly shape the way we think, and it does so in a variety of ways. So language can have big effects, like we saw with space and time, where people can lay out space and time in completely different coordinate frames from each other. Language can also have really deep effects -- that's what we saw with the case of number. Having count words in your language, having number words, opens up the whole world of mathematics. Of course, if you don't count, you can't do algebra, you can't do any of the things that would be required to build a room like this or make this broadcast, right? This little trick of number words gives you a stepping stone into a whole cognitive realm.
Ik heb je een paar voorbeelden gegeven van het vormen van ons denken door taal, en taal doet dat op allerlei manieren. Taal kan dus grote gevolgen hebben, zoals we zagen met ruimte en tijd, waarbij men ruimte en tijd op heel verschillende manieren kan uitleggen. Taal kan ook heel vergaande gevolgen hebben -- wat we zagen in het geval van het tellen. Het hebben van telwoorden in je taal, getalwoorden hebben, opent de wereld van de wiskunde. Als je niet kan tellen, heb je geen wiskunde, dan kan je dingen niet doen die nodig zijn om een zaal als deze te bouwen, of deze uitzending te maken. Dat trucje met cijferwoorden is een opstap naar een nieuwe denkwereld.
Language can also have really early effects, what we saw in the case of color. These are really simple, basic, perceptual decisions. We make thousands of them all the time, and yet, language is getting in there and fussing even with these tiny little perceptual decisions that we make. Language can have really broad effects. So the case of grammatical gender may be a little silly, but at the same time, grammatical gender applies to all nouns. That means language can shape how you're thinking about anything that can be named by a noun. That's a lot of stuff.
Taal kan ook heel vroege gevolgen hebben, wat we zagen in het geval van kleuren. Dat zijn eenvoudige, perceptuele beslissingen. We nemen er duizenden, continu, en daar komt taal om de hoek kijken en gebruiken die bij kleine zintuiglijke beslissingen. Taal kan ook een breed effect hebben. Het voorbeeld van grammaticaal geslacht kan wat vreemd zijn, maar tegelijk geldt geslacht wel voor alle zelfstandige naamwoorden. Dat betekent dat taal ons denken kan vormen over alles wat je een zelfstandig naamwoord kan geven. Dat is heel wat.
And finally, I gave you an example of how language can shape things that have personal weight to us -- ideas like blame and punishment or eyewitness memory. These are important things in our daily lives.
En tot slot gaf ik je een voorbeeld van hoe taal dingen kan vormen die voor onszelf gewicht hebben, ideeën zoals schuld en straf of ooggetuigengeheugen. Dat zijn belangrijke dingen in ons leven.
Now, the beauty of linguistic diversity is that it reveals to us just how ingenious and how flexible the human mind is. Human minds have invented not one cognitive universe, but 7,000 -- there are 7,000 languages spoken around the world. And we can create many more -- languages, of course, are living things, things that we can hone and change to suit our needs. The tragic thing is that we're losing so much of this linguistic diversity all the time. We're losing about one language a week, and by some estimates, half of the world's languages will be gone in the next hundred years. And the even worse news is that right now, almost everything we know about the human mind and human brain is based on studies of usually American English-speaking undergraduates at universities. That excludes almost all humans. Right? So what we know about the human mind is actually incredibly narrow and biased, and our science has to do better.
Het mooie van de taalkundige diversiteit is dat het onthult hoe ingenieus en flexibel de menselijke geest is. De menselijke geest bedacht niet maar één cognitief universum, maar wel 7.000, er worden 7.000 talen op de wereld gesproken. En we kunnen er nog veel meer maken -- talen zijn natuurlijk levende dingen, die we kunnen aanscherpen en veranderen naar onze behoeftes. Het is tragisch dat we veel taalkundige verscheidenheid verliezen. Wekelijks verdwijnt een taal, en sommige schattingen zeggen dat de helft van de talen de komende eeuw is verdwenen. No slechter nieuws is dat we op dit moment bijna alles dat we weten over het menselijk brein gebaseerd is op onderzoek van Amerikaans-Engelse studenten op universiteiten. Dat sluit bijna alle mensen uit, toch? Wat we over de menselijke geest weten, is ongelooflijk smal en bevooroordeeld, en onze wetenschap moet dat beter doen.
I want to leave you with this final thought. I've told you about how speakers of different languages think differently, but of course, that's not about how people elsewhere think. It's about how you think. It's how the language that you speak shapes the way that you think. And that gives you the opportunity to ask, "Why do I think the way that I do?" "How could I think differently?" And also, "What thoughts do I wish to create?"
Ik wil je een laatste gedachte meegeven. Ik heb verteld hoe sprekers van verschillende talen anders denken, maar dat gaat er niet over hoe men ergens anders denkt. Het gaat over hoe jij denkt. Hoe de taal die je spreekt, de manier vormt hoe jij denkt. Daarmee heb je de mogelijkheid om te vragen: "Waarom denk ik zo?" "Hoe kan ik anders denken?" En ook: "Welke gedachten wil ik creëren?"
Thank you very much.
Dank je wel.
(Applause)
(Applaus)