In Jerusalem, on April 11th, 1961, Adolf Eichmann stood trial for crimes against humanity. Eichmann had been a Nazi official tasked with organizing the transport of over 1.5 million European Jews to ghettos and concentration camps. He was popularly described as an evil mastermind who orchestrated atrocities from a cushy German office, and many were eager to see the so-called “desk murderer” tried for his crimes. But the squeamish man who took the stand seemed more like a dull bureaucrat than a sadistic killer. The disparity between Eichmann’s nature and his actions was unsettling for many viewers, but for philosopher Hannah Arendt, this contradiction inspired a disturbing revelation.
In Jeruzalem stond op 11 april 1961 Adolf Eichmann terecht voor misdaden tegen de menselijkheid. Eichmann was een nazi-functionaris die het transport moest regelen van meer dan 1,5 miljoen Europese Joden naar getto’s en concentratiekampen. Hij werd in de volksmond omschreven als een kwaadaardig meesterbrein die wreedheden aanstuurde vanuit een knus Duits kantoor, en velen zagen graag dat de zogenaamde ‘bureaumoordenaar’ voor zijn misdaden werd berecht. Maar de teergevoelige man leek meer op een saaie bureaucraat dan op een sadistische moordenaar. De discrepantie tussen Eichmanns aard en zijn handelen was voor velen verontrustend, maar voor filosoof Hannah Arendt leidde deze tegenstelling tot een verontrustende openbaring.
Arendt was a German Jew who fled her homeland in 1933 after being briefly imprisoned by the German secret police. As a refugee in France and then the United States, she dedicated herself to understanding how the Nazi regime came to power, and more specifically, how it inspired so many atrocities. A common opinion at the time was that the Third Reich was a historical oddity; a perfect storm of uniquely evil leaders supported by German citizens looking for revenge after their defeat in World War I. But Arendt believed the true conditions behind this unprecedented rise of totalitarianism weren’t specific to Germany.
Arendt was een Duitse jodin die in 1933 haar vaderland ontvluchtte na kort gevangengezet te zijn door de Duitse geheime politie. Als vluchteling in Frankrijk en daarna in de Verenigde Staten wilde ze begrijpen hoe het nazi-regime aan de macht kwam, en specifieker, hoe het tot zoveel wreedheden leidde. Men vond destijds dat het Derde Rijk een historische rariteit was; een perfecte storm van unieke kwaadaardige leiders, gesteund door Duitse burgers die op wraak uit waren na hun nederlaag in de Eerste Wereldoorlog. Maar Arendt vond dat de echte voorwaarden voor deze ongekende opkomst van het totalitarisme niet typisch Duits waren.
Throughout the 1950s, Arendt developed a theory of the human condition that divided life into three facets: labor— in which we satisfy our material needs and desires; work— in which we build the world’s physical and cultural infrastructure; and action— in which we publicly articulate our values to collectively shape the world around us. It was this last facet, the life of action, that Arendt believed was under attack, both in Germany and many other industrialized societies. She saw modernity as an age ruled by labor, where individuals mainly appear in the social world to produce and consume goods and services rather than share ideas and shape communities. Arendt believed this had fostered societies and ideologies where individuals were seen only for their economic value, rather than their moral and political capacities. She believed this isolated people from their neighbors and their sense of self. And in her 1951 book, “The Origins of Totalitarianism,” Arendt argued these conditions provided fertile ground for totalitarian regimes, which use fear and violence to increase isolation and make it dangerous to publicly engage as freethinking political agents. In this lonely state, participating in the regime becomes the only way to recover a sense of identity and community.
In de jaren vijftig ontwikkelde Arendt een theorie over de menselijke staat die het leven in drie facetten verdeelde: arbeid, waarin we voldoen aan onze materiële behoeften en verlangens; werk, waarin we de fysieke en culturele infrastructuur van de wereld opbouwen; en handelen, waarin we publiekelijk onze waarden uitdrukken om de wereld om ons heen collectief vorm te geven. Het was dit laatste facet, het handelen, dat volgens Arendt werd bedreigd, zowel in Duitsland als in vele andere geïndustrialiseerde samenlevingen. Ze zag de nieuwe tijd als een tijdperk bepaald door arbeid, waarin men vooral in de sociale wereld verschijnt om goederen en diensten te produceren en te consumeren in plaats van ideeën te delen en gemeenschappen vorm te geven. Arendt was van mening dat dit zorgde voor samenlevingen en ideologieën waarin van personen alleen hun economische waarde werd gezien en niet hun morele en politieke capaciteiten. Ze geloofde dat ze daardoor vervreemden van hun buren en hun zelfgevoel. In haar boek uit 1951, ‘The Origins of Totalitarianism’, betoogde Arendt dat deze omstandigheden een vruchtbare voedingsbodem vormden voor totalitaire regimes, die angst en geweld gebruiken om het isolement te vergroten en het gevaarlijk maken openlijk je mening te geven als vrijdenkend politicus. In deze eenzame toestand is deelname aan het regime de enige manier om een gevoel van identiteit en saamhorigheid te krijgen.
Arendt believed it was this kind of environment where Eichmann committed his crimes. Most people expected the Jewish German philosopher to judge the ex-Nazi harshly. But while she condemned his monstrous actions, Arendt saw no evidence that Eichmann himself was uniquely evil. She saw him as a distinctly ordinary man who considered diligent obedience the highest form of civic duty. And for Arendt, it was exactly this ordinariness that was most terrifying. Her point wasn't just that anyone could do what Eichmann did, but that his story suggested ordinary people could willingly accept their societal role— even when it contributed to genocide.
Arendt geloofde dat Eichmann juist in zo’n omgeving zijn misdaden pleegde. De meesten verwachtten dat de joodse Duitse filosoof de ex-nazi streng zou beoordelen. Maar hoewel ze zijn monsterlijke acties veroordeelde, zag Arendt geen bewijs dat Eichmann een buitengewoon slecht mens was. Ze zag hem als een heel gewone man die ijverige gehoorzaamheid als de hoogste vorm van burgerplicht beschouwde. Voor Arendt was juist deze alledaagsheid het angstaanjagendst. Haar punt was niet alleen dat iedereen kon doen wat Eichmann deed, maar dat zijn verhaal suggereerde dat gewone mensen graag hun maatschappelijke rol accepteerden, zelfs als het om genocide ging.
Arendt called this phenomenon “the banality of evil,” and warned that it can emerge whenever society inhibits our ability to think; or more specifically, to question our beliefs and actions in a self-reflective internal dialogue. Arendt believed this kind of thinking is the only way to confront moral problems, and that our responsibility to self-reflect is especially important when independent thought is threatened. She acknowledged that critical thinking in oppressive spaces is a defiant act that requires personal courage. But it must be done regardless, which is why Arendt still held Eichmann accountable. This thread runs throughout Arendt's work, where she continually insisted that thinking was our greatest weapon against the threats of modernity. Namely, a relentless drive for economic and technological development which would increase social alienation and inhibit human freedom.
Arendt noemde dit fenomeen ‘de banaliteit van het kwaad’, en waarschuwde dat het kan komen als de samenleving ons denkvermogen beperkt; of specifieker, onze overtuigingen en acties in twijfel trekt in een zelfreflecterende interne dialoog. Arendt dacht dat je door zo te denken morele problemen kon aanpakken, en dat onze verantwoordelijkheid tot zelfreflectie vooral belangrijk is als onafhankelijk denken wordt bedreigd. Ze erkende dat kritisch denken in benauwende tijden een uitdagende daad is die persoonlijke moed vereist. Maar het moet hoe dan ook gebeuren. Daarom hield Arendt Eichmann nog steeds verantwoordelijk. Deze rode draad loopt door het hele werk van Arendt. Ze bleef zeggen dat denken ons grootste wapen was tegen de dreigingen van de nieuwe tijd. Namelijk, een niet aflatende drang naar economische en technologische ontwikkeling die de sociale vervreemding zou vergroten en de vrijheid als mens zou belemmeren.
To foster this essential value, Arendt believed we need to create formal and informal forums that allowed for open conversations about shaping our collective future. These might include townhall meetings, self-governing workplaces, or student unions. But whatever shape they take, what’s most important to Arendt is that they value open dialogue and critical self-reflection.
Om deze essentiële waarde te koesteren, was Arendt van mening dat er formele en informele fora moesten komen voor open gesprekken over het vormgeven van onze collectieve toekomst, zoals vergaderingen in het gemeentehuis, werkplekken met zelfbestuur of studentenverenigingen. Maar in welke vorm dan ook, het belangrijkste voor Arendt is dat ze waarde hechten aan een open dialoog en kritische zelfreflectie.