I coined my own definition of success in 1934, when I was teaching at a high school in South Bend, Indiana, being a little bit disappointed, and [disillusioned] perhaps, by the way parents of the youngsters in my English classes expected their youngsters to get an A or a B. They thought a C was all right for the neighbors' children, because they were all average. But they weren't satisfied when their own -- it would make the teacher feel that they had failed, or the youngster had failed. And that's not right. The good Lord in his infinite wisdom didn't create us all equal as far as intelligence is concerned, any more than we're equal for size, appearance.
Ik bedacht mijn eigen definitie van succes in 1934, toen ik les gaf op een middelbare school in South Bend, Indiana. Een beetje teleurgesteld en misschien zelfs gedesillusioneerd door de manier waarop ouders van de kinderen in mijn Engelse les verwachtten dat hun kinderen een 9 of een 10 zouden krijgen. Ze vonden een 6 goed voor de kinderen van de buren, omdat die kinderen allemaal gemiddeld zijn. Maar ze waren niet tevreden met hun eigen kroost. Dit deed de leraar denken dat hij faalde, of dat hun kind had gefaald. En dat is niet goed. God in zijn wijsheid heeft ons allen niet gelijk gemaakt wat intelligentie betreft net zoals we niet gelijk zijn qua maat en uiterlijk. Niet iedereen kon een 9 of een 10 halen en ik wou niet op die manier oordelen.
Not everybody could earn an A or a B, and I didn't like that way of judging, and I did know how the alumni of various schools back in the '30s judged coaches and athletic teams. If you won them all, you were considered to be reasonably successful -- not completely. Because I found out -- we had a number of years at UCLA where we didn't lose a game. But it seemed that we didn't win each individual game by the margin that some of our alumni had predicted -- (Laughter) And quite frequently I really felt that they had backed up their predictions in a more materialistic manner.
En ik wist wel wat oud-leerlingen van diverse scholen in de jaren 30 vonden van coaches en sportteams. Als je alles won, werd je beschouwd als redelijk succesvol. Niet volledig. Omdat ik ontdekte dat... Een aantal jaren verloren we bij de UCLA geen enkele wedstrijd. Maar het leek erop dat we niet elke wedstrijd met de marge wonnen die sommigen van onze alumni voorspeld hadden en heel vaak... (Gelach) ...vrij vaak kreeg ik het gevoel dat ze hun voorspellingen hadden ondersteund op een meer materialistische manier.
(Laughter)
Maar dat ging zo in de jaren 30, dus daar had ik begrip voor.
But that was true back in the 30s, so I understood that. But I didn't like it, I didn't agree with it. I wanted to come up with something I hoped could make me a better teacher, and give the youngsters under my supervision, be it in athletics or the English classroom, something to which to aspire, other than just a higher mark in the classroom, or more points in some athletic contest.
Maar ik vond het niet leuk en was het er niet mee eens. Ik wilde iets bedenken waarvan ik hoopte dat het mij een betere leraar zou maken en de jongeren onder mijn toezicht, zij het in de sport of in de Engelse les, iets geven om naar te streven, anders dan simpelweg een hoog cijfer in de klas of hogere punten in een sportwedstrijd. Ik heb daarover lang nagedacht en ik wilde mijn eigen definitie bedenken.
I thought about that for quite a spell, and I wanted to come up with my own definition. I thought that might help. And I knew how Mr. Webster defined it, as the accumulation of material possessions or the attainment of a position of power or prestige, or something of that sort, worthy accomplishments perhaps, but in my opinion, not necessarily indicative of success. So I wanted to come up with something of my own.
Ik dacht dat dat zou kunnen helpen. Ik wist hoe meneer Van Dale dit definieerde: Als accumulatie van materiële bezittingen of het bereiken van een positie van macht of prestige of iets dergelijks. Waardige prestaties misschien. Maar naar mijn mening niet per se een goede indicatie van succes. Dus ik wilde zelf iets bedenken.
And I recalled -- I was raised on a small farm in Southern Indiana, and Dad tried to teach me and my brothers that you should never try to be better than someone else. I'm sure at the time he did that, I didn't -- it didn't -- well, somewhere, I guess in the hidden recesses of the mind, it popped out years later. Never try to be better than someone else, always learn from others. Never cease trying to be the best you can be -- that's under your control. If you get too engrossed and involved and concerned in regard to the things over which you have no control, it will adversely affect the things over which you have control. Then I ran across this simple verse that said, "At God's footstool to confess, a poor soul knelt, and bowed his head. 'I failed!' he cried. The Master said, 'Thou didst thy best, that is success.'"
Ik herinnerde... Ik groeide op op een kleine boerderij in Indiana en vader trachtte mij en mijn broers te leren dat je nooit moet proberen beter te zijn dan een ander. Ik weet zeker dat op dat moment, het niet... Vanuit een vergeten schuilhoek van mijn geest, kwam dat jaren later weer naar boven. Probeer nooit beter te zijn dan een ander. Leer altijd van anderen. Stop nooit met proberen zo goed als mogelijk te zijn. Daar heb je invloed op. Als je te veel in beslag genomen wordt en je zorgen maakt over dingen waar je geen controle over hebt, dan heeft dat een negatieve invloed op de dingen waarover je wel controle hebt. Vervolgens kwam ik dit eenvoudige vers tegen: 'Aan Gods voeten om te biechten, knielde de arme ziel en boog zijn hoofd. "Ik ben mislukt!", riep hij. De Meester zei: "Gij deed uw best, dat is succes."'
From those things, and one other perhaps, I coined my own definition of success, which is: Peace of mind attained only through self-satisfaction in knowing you made the effort to do the best of which you're capable. I believe that's true. If you make the effort to do the best of which you're capable, trying to improve the situation that exists for you, I think that's success, and I don't think others can judge that; it's like character and reputation -- your reputation is what you're perceived to be; your character is what you really are. And I think that character is much more important than what you are perceived to be. You'd hope they'd both be good, but they won't necessarily be the same. Well, that was my idea that I was going to try to get across to the youngsters.
Daarop, en misschien nog op iets anders, heb ik mijn eigen definitie van succes gebaseerd: Gemoedsrust bereikt men alleen door zelfvoldoening in de wetenchap dat je geprobeerd hebt het beste te doen waartoe je in staat bent. Ik geloof dat dat waar is. Als je de moeite doet het beste te doen wat je kunt om je situatie te verbeteren, dan is dat succes. Anderen kunnen daar niet over oordelen. Het is als karakter en reputatie. Je reputatie is wat men ziet, je karakter is wie je werkelijk bent. Ik denk dat karakter belangrijker is dan hoe mensen je zien. Je hoopt dat beide goed zijn, maar ze zijn niet altijd hetzelfde. Dat was mijn idee dat ik de jongeren wilde bijbrengen.
I ran across other things. I love to teach, and it was mentioned by the previous speaker that I enjoy poetry, and I dabble in it a bit, and love it. There are some things that helped me, I think, be better than I would have been. I know I'm not what I ought to be, what I should be, but I think I'm better than I would have been if I hadn't run across certain things. One was just a little verse that said,
Ik kwam ook andere dingen tegen. Ik hou van onderwijzen en de vorige spreker zei het al, ik geniet van poëzie, ik knoei ermee en ik ben er gek op. Sommige dingen hebben me geholpen een beter mens te zijn. Ik weet dat ik niet ben wie ik zou moeten zijn, maar wel beter dan ik geweest was als ik bepaalde dingen niet was tegengekomen. Eén daarvan was een versje dat ging: 'Geen geschreven woord, geen gesproken rede
"No written word, no spoken plea can teach our youth what they should be; nor all the books on all the shelves -- it's what the teachers are themselves."
kan onze jeugd leren wat ze zou moeten zijn. Noch alle boeken in de kast; het zijn de docenten die inspireren.'
That made an impression on me in the 1930s. And I tried to use that more or less in my teaching, whether it be in sports, or whether it be in the English classroom. I love poetry and always had an interest in that somehow. Maybe it's because Dad used to read to us at night, by coal oil lamp -- we didn't have electricity in our farm home. And Dad would read poetry to us. So I always liked it. And about the same time I ran across this one verse, I ran across another one. Someone asked a lady teacher why she taught, and after some time, she said she wanted to think about that. Then she came up and said,
Dat heeft indruk op me gemaakt in de jaren 30. Ik probeerde dat in mijn lessen te gebruiken, of het nu in de sport of de Engelse les was. Ik hou van poëzie en had er altijd al belangstelling voor. Misschien omdat pa ons het 's avonds voorlas bij de olielamp. We hadden geen elektriciteit thuis op de boerderij. Ze moesten ons poëzie voorlezen. Ik genoot daar altijd van. Rond de tijd dat ik dit gedicht ontdekte, vond ik een ander. Iemand vroeg aan een lerares waarom ze lesgaf. Nadat ze daar even over nagedacht had zei ze:
"They ask me why I teach, and I reply, 'Where could I find such splendid company?' There sits a statesman, strong, unbiased, wise; another Daniel Webster, silver-tongued. A doctor sits beside him, whose quick, steady hand may mend a bone, or stem the life-blood's flow. And there a builder; upward rise the arch of a church he builds, wherein that minister may speak the word of God, and lead a stumbling soul to touch the Christ. And all about, a gathering of teachers, farmers, merchants, laborers -- those who work and vote and build and plan and pray into a great tomorrow. And I may say, I may not see the church, or hear the word, or eat the food their hands may grow, but yet again I may; And later I may say, I knew him once, and he was weak, or strong, or bold or proud or gay. I knew him once, but then he was a boy. They ask me why I teach and I reply, 'Where could I find such splendid company?'"
"Ze vragen me waarom ik lesgeef en ik antwoord: "Waar anders kan ik zulk goed gezelschap vinden?" Daar zit een staatsman, sterk, onbevooroordeeld, verstandig; een tweede Daniel Webster, een geboren spreker. Een arts zit naast hem, wiens snelle vaste hand een bot kan helen of een bloedstroom kan stelpen. En daar een bouwvakker, bouwend aan de bogen van een kerk, waarin een pastoor kan prediken en een struikelende ziel naar Christus kan leiden. Een bijeenkomst van docenten, boeren, kooplieden, arbeiders. Zij die werken en stemmen en bouwen en plannen en bidden tot in een mooie toekomst. En wellicht kan ik de kerk niet zien, het Woord niet horen, het verbouwde voedsel niet eten. Maar misschien ook wel. En later kan ik zeggen, Ik heb hem ontmoet, en hij was zwak of sterk, stoutmoedig, trots of blij. Ik heb hem ontmoet, maar toen was hij jong. Ze vragen me waarom ik lesgeef en ik antwoord: "Waar anders kan ik zulk goed gezelschap vinden?"'
And I believe the teaching profession -- it's true, you have so many youngsters, and I've got to think of my youngsters at UCLA -- 30-some attorneys, 11 dentists and doctors, many, many teachers and other professions. And that gives you a great deal of pleasure, to see them go on. I always tried to make the youngsters feel that they're there to get an education, number one; basketball was second, because it was paying their way, and they do need a little time for social activities, but you let social activities take a little precedence over the other two, and you're not going to have any very long. So that was the idea that I tried to get across to the youngsters under my supervision.
Ik geloof dat het beroep van leraar... Echt waar, je hebt zo veel jongeren. Ik moet denken aan mijn jongeren aan de UCLA, meer dan 30 advocaten, 11 tandartsen en artsen, vele, vele leraren en andere beroepen. En het geeft je veel plezier ze te zien uitvliegen. Ik heb altijd geprobeerd de jongeren te laten voelen dat zij daar ten eerste zijn voor een opleiding. Ten tweede voor basketbal, wat hun studie betaalde, en er was wat tijd voor sociale activiteiten, maar laat je sociale activiteiten voor de andere twee gaan, dan raak je ze alledrie snel kwijt. Dat was het idee dat ik tussen de oren probeerde te krijgen van de jongeren onder mijn toezicht.
I had three rules, pretty much, that I stuck with practically all the time. I'd learned these prior to coming to UCLA, and I decided they were very important. One was "Never be late." Later on I said certain things -- the players, if we were leaving for somewhere, had to be neat and clean. There was a time when I made them wear jackets and shirts and ties. Then I saw our chancellor coming to school in denims and turtlenecks, and thought, it's not right for me to keep this other [rule] so I let them just -- they had to be neat and clean. I had one of my greatest players that you probably heard of, Bill Walton. He came to catch the bus; we were leaving for somewhere to play. And he wasn't clean and neat, so I wouldn't let him go. He couldn't get on the bus, he had to go home and get cleaned up to get to the airport. So I was a stickler for that. I believed in that. I believe in time; very important. I believe you should be on time, but I felt at practice, for example -- we start on time, we close on time. The youngsters didn't have to feel that we were going to keep them over.
Ik had drie regels waar ik me meestal aan hield. Ik leerde ze voordat ik bij de UCLA kwam en ik besloot dat ze erg belangrijk waren. Één was: wees nooit te laat. Later zei ik bepaalde dingen... De spelers, als we ergens naartoe gingen, moesten netjes en schoon zijn. Er was een tijd dat ik ze colberts en overhemden en stropdassen liet dragen. Toen zag ik onze rector naar school komen in spijkerbroek en koltrui, en vond ik het niet eerlijk die regel te handhaven. En dus liet ik ze... Ze moesten alleen nog net en schoon zijn. Een van mijn grootste spelers kent u waarschijnlijk wel, Bill Walton. Hij wou met de bus mee. We gingen naar een wedstrijd. Hij was niet schoon en netjes, dus ik wou hem niet mee laten gaan. Hij mocht niet in de bus. Hij moest naar huis gaan en zich wassen, en daarna met het vliegtuig. Ik was een voorstander van dat beleid. Ik geloofde erin. Ik geloof in tijd, het is erg belangrijk. Ik vind dat iedereen op tijd moet zijn, maar bij de trainingen, bijvoorbeeld, gold dat we ook op tijd eindigden. De jongeren moesten niet het idee hebben dat we ze overuren lieten draaien.
When I speak at coaching clinics, I often tell young coaches -- and at coaching clinics, more or less, they'll be the younger coaches getting in the profession. Most of them are young, you know, and probably newly-married. And I tell them, "Don't run practices late, because you'll go home in a bad mood, and that's not good, for a young married man to go home in a bad mood. When you get older, it doesn't make any difference, but --"
Als ik spreek bij coachingstrainingen vertel ik aan jonge coaches... Bij dat soort trainingen zijn het vaak jonge coaches die net beginnen. De meeste van hen zijn jong en waarschijnlijk pas getrouwd. En ik vertel ze: "Laat trainingen niet uitlopen, want dan gaat u naar huis met een slecht humeur." Een jonge getrouwde man moet niet naar huis gaan met een slecht humeur. Als je ouder bent maakt het niet uit, maar...
(Laughter)
(Gelach)
So I did believe: on time.
Dus ik geloofde in op tijd komen.
I believe starting on time, and I believe closing on time. And another one I had was, not one word of profanity. One word of profanity, and you are out of here for the day. If I see it in a game, you're going to come out and sit on the bench. And the third one was, never criticize a teammate. I didn't want that. I used to tell them I was paid to do that. That's my job. I'm paid to do it. Pitifully poor, but I am paid to do it. Not like the coaches today, for gracious sakes, no. It's a little different than it was in my day. Those were three things that I stuck with pretty closely all the time. And those actually came from my dad. That's what he tried to teach me and my brothers at one time.
Ik geloof in op tijd beginnen en op tijd eindigen. En een andere regel die ik had was 'niet vloeken'. Één vloek, en je hoeft vandaag niet meer terug te komen. Als ik het zie tijdens een wedstrijd, stuur ik je het veld af. En de derde regel was nooit een teamgenoot te bekritiseren. Ik accepteerde niet dat. Ik zei altijd dat ik betaald werd om kritiek te hebben. Ik word ervoor betaald. Niet veel, maar ik werd ervoor betaald. Niet zoals de tegenwoordige coaches, absoluut niet. Het is anders dan het was in mijn tijd. Dat waren de drie regels waar ik me meestal aan hield. Ze kwamen eigenlijk van mijn vader. Het is wat hij mij en mijn broers probeerde te leren.
I came up with a pyramid eventually, that I don't have the time to go on that. But that helped me, I think, become a better teacher. It's something like this: And I had blocks in the pyramid, and the cornerstones being industriousness and enthusiasm, working hard and enjoying what you're doing, coming up to the apex, according to my definition of success. And right at the top, faith and patience.
Ik bedacht uiteindelijk een piramide, maar ik heb nu geen tijd daarop in te gaan. Maar het hielp mij, denk ik, een betere leraar te worden. Het zit ongeveer zo. Ik had blokken in de piramide, met in de basis bedrijvigheid en enthousiasme, hard werken en genieten van wat je doet. Dan naar de top volgens mijn definitie van succes. En helemaal bovenaan geloof en geduld.
And I say to you, in whatever you're doing, you must be patient. You have to have patience to -- we want things to happen. We talk about our youth being impatient a lot, and they are. They want to change everything. They think all change is progress. And we get a little older -- we sort of let things go. And we forget there is no progress without change. So you must have patience, and I believe that we must have faith. I believe that we must believe, truly believe. Not just give it word service, believe that things will work out as they should, providing we do what we should. I think our tendency is to hope things will turn out the way we want them to much of the time, but we don't do the things that are necessary to make those things become reality. I worked on this for some 14 years, and I think it helped me become a better teacher. But it all revolved around that original definition of success.
Ik zeg je, in alles wat je doet, wees geduldig. Je moet geduld hebben om... We willen dat dingen gebeuren. We zeggen vaak dat jongeren ongeduldig zijn, en dat zijn ze. Ze willen alles veranderen en denken dat alle verandering vooruitgang is. Als we ouder worden, vergeten we dat. We vergeten dat er geen vooruitgang is zonder verandering. We moeten dus geduld hebben. En we moeten vertrouwen hebben. Ik geloof dat we moeten geloven, echt geloven. Niet alleen met de mond belijden. Geloven dat dingen uitpakken zoals ze zouden moeten, als we maar doen wat we moeten doen. We hebben de neiging te hopen dat dingen uitpakken zoals we willen, maar we doen niet wat nodig is om die dingen werkelijkheid te laten worden. Ik heb hier zo'n 14 jaar aan gewerkt en het heeft me geholpen een betere leraar te worden. Maar het draaide allemaal om die oorspronkelijke definitie van succes.
You know, a number of years ago, there was a Major League Baseball umpire by the name of George Moriarty. He spelled Moriarty with only one 'i'. I'd never seen that before, but he did. Big league baseball players -- they're very perceptive about those things, and they noticed he had only one 'i' in his name. You'd be surprised how many also told him that that was one more than he had in his head at various times.
Weet u, een aantal jaren geleden was er in de Major League Baseball een scheidsrechter, George Moriarty. Hij spelde 'Moriarty' met slechts één 'i'. Ik had dat nog niet eerder gezien, maar hij schreef het zo. Major League Baseballspelers merken dat soort dingen snel op. Zij zagen ook dat hij maar één 'i' in zijn naam had. Van een aantal kreeg hij te horen dat dat er één meer was dan hij ogen in zijn hoofd had. (Gelach)
(Laughter)
Maar hij schreef iets dat lijkt op wat ik probeerde te doen in deze piramide.
But he wrote something where I think he did what I tried to do in this pyramid. He called it "The Road Ahead, or the Road Behind." He said, "Sometimes I think the Fates must grin as we denounce them and insist the only reason we can't win, is the Fates themselves have missed. Yet there lives on the ancient claim: we win or lose within ourselves. The shining trophies on our shelves can never win tomorrow's game. You and I know deeper down, there's always a chance to win the crown. But when we fail to give our best, we simply haven't met the test, of giving all and saving none until the game is really won; of showing what is meant by grit; of playing through when others quit; of playing through, not letting up. It's bearing down that wins the cup. Of dreaming there's a goal ahead; of hoping when our dreams are dead; of praying when our hopes have fled; yet losing, not afraid to fall, if, bravely, we have given all. For who can ask more of a man than giving all within his span. Giving all, it seems to me, is not so far from victory. And so the Fates are seldom wrong, no matter how they twist and wind. It's you and I who make our fates -- we open up or close the gates on the road ahead or the road behind."
Hij noemde het 'De weg naar straks of de weg naar toen': 'Soms denk ik dat het Lot stiekem lacht als we zeggen dat het niet bestaat en menen dat de reden waarom we niet winnen is dat het Lot heeft verzaakt. Maar blijft bestaan de oude claim, winst of verlies is ons probleem. Glimmende prijzen in de kast winnen nooit de volgende slag. Jij en ik weten inderdaad: een kans op de eerste prijs bestaat, Maar als we verzaken te geven ons best, hebben we niet doorstaan de test om alles te geven en niet te stoppen totdat de strijd echt is gewonnen. Om door te gaan niet los te laten, om door te vechten waar anderen gaan; om door te spelen niet op te geven, doorzettingsvermogen wint de schaal. Om te dromen van het volgende punt, om te hopen nadat de droom vervliegt, om te bidden nadat de hoop vergaat, en toch, verliezen, niet bang te vallen, als we moedig alles hebben gegeven. Want wat kan men meer vragen van een mens dan alles te geven wat hij kan, dan lijkt het mij: echte winst is nabij. Het Lot vergist zich vrijwel nooit, ondanks de bochten waarin het zich wringt, jij en ik bepalen zelf ons Lot, we openen of sluiten zelf de poort naar de weg naar straks of de weg naar toen.'
Reminds me of another set of threes that my dad tried to get across to us: Don't whine. Don't complain. Don't make excuses. Just get out there, and whatever you're doing, do it to the best of your ability. And no one can do more than that. I tried to get across, too, that -- my opponents will tell you -- you never heard me mention winning. Never mention winning. My idea is that you can lose when you outscore somebody in a game, and you can win when you're outscored. I've felt that way on certain occasions, at various times. And I just wanted them to be able to hold their head up after a game. I used to say that when a game is over, and you see somebody that didn't know the outcome, I hope they couldn't tell by your actions whether you outscored an opponent or the opponent outscored you.
Doet me denken aan een andere set van drie die mijn vader ons probeerde te leren. Niet zeuren. Niet klagen. Geen smoesjes. Ga de wereld in, en wat je ook doet, doe het naar je beste vermogen. Niemand kan meer doen dan dat. Ik probeerde ze ook te leren dat... Mijn tegenstanders kunnen je vertellen dat ik nooit zei dat ik won. Vertel nooit dat je gewonnen hebt. Mijn idee is dat je kunt verliezen wanneer je meer punten scoort dan een ander en je kunt winnen wanneer je minder punten hebt. Ik heb dat meermalen zo ervaren. Ik wilde dat ze trots konden zijn na de wedstrijd. Ik zei altijd dat na een wedstrijd, als je iemand tegenkomt die het resultaat niet weet, die ander aan jou niet zou moeten kunnen zien of je hebt gewonnen of verloren.
That's what really matters: if you make an effort to do the best you can regularly, the results will be about what they should be. Not necessarily what you'd want them to be but they'll be about what they should; only you will know whether you can do that. And that's what I wanted from them more than anything else. And as time went by, and I learned more about other things, I think it worked a little better, as far as the results. But I wanted the score of a game to be the byproduct of these other things, and not the end itself. I believe it was one great philosopher who said -- no, no -- Cervantes. Cervantes said, "The journey is better than the end." And I like that. I think that it is -- it's getting there. Sometimes when you get there, there's almost a let down. But it's the getting there that's the fun. As a basketball coach at UCLA, I liked our practices to be the journey, and the game would be the end, the end result. I liked to go up and sit in the stands and watch the players play, and see whether I'd done a decent job during the week. There again, it's getting the players to get that self-satisfaction, in knowing that they'd made the effort to do the best of which they are capable.
Dat is waar het om draait: als je regelmatig moeite doet om het beste uit jezelf te halen zullen de resultaten zo'n beetje zijn wat ze zouden moeten zijn. Misschien niet wat je wilt dat ze zijn, maar wel richting wat ze zouden moeten zijn. Alleen jij weet of je het kunt. En dat is wat vooral van hen wilde. Naarmate de tijd verstreek en ik meer leerde over andere dingen werkte het een beetje beter, denk ik, voor zover het de resultaten betrof. Maar ik wilde dat de uitslag een bijzaak was van die andere dingen, en niet een doel op zich. Het was dacht ik een bekende filosoof, of nee, Cervantes. Cervantes zei: "De reis is beter dan het doel." Dat spreekt me aan. Ik denk dat dat zo is. Het gaat om de reis. Soms, als je er bijna bent, is het bijna een afknapper. Maar de weg ernaartoe, dat is de lol. Als basketbalcoach aan de UCLA waren de trainingen de reis en de wedstrijd was het einde van de weg. Ik ging graag op de tribune zitten om de spelers te zien spelen en te kijken of ik het die week goed gedaan had. Ook daar gaat het er weer om te zorgen dat de spelers tevreden zijn over zichzelf in de wetenschap dat ze moeite gedaan hebben om het beste uit zichzelf te halen.
Sometimes I'm asked who was the best player I had, or the best teams. I can never answer that. As far as the individuals are concerned -- I was asked one time about that, and they said, "Suppose that you, in some way, could make the perfect player. What would you want?" And I said, "Well, I'd want one that knew why he was at UCLA: to get an education, he was a good student, really knew why he was there in the first place. But I'd want one that could play, too. I'd want one to realize that defense usually wins championships, and who would work hard on defense. But I'd want one who would play offense, too. I'd want him to be unselfish, and look for the pass first and not shoot all the time. And I'd want one that could pass and would pass.
Soms vroeg men mij wie mijn beste speler was, of mijn beste team. Ik kon dat nooit beantwoorden. Voor zover het gaat om individuele personen... Een keer toen men mij zo'n vraag stelde, zei men: "Stel dat u de perfecte speler zou kunnen maken. Wat zou u willen?" Ik zei dat ik een speler zou willen die weet waarom hij bij de UCLA is: om een opleiding te krijgen. Een goede student; iemand die echt weet waarom hij hier is. Maar hij moet ook kunnen spelen. Ik zou een speler willen die snapt dat je met defensief spelen meestal wint en die daar hard voor wil werken. Maar hij moet ook aanvallend kunnen spelen. Ik wil dat hij onbaatzuchtig is en kijkt naar mogelijkheden om de bal af te spelen. Hij moet de bal op het juiste moment af kunnen geven en dat ook doen.
(Laughter)
Ik heb spelers gehad die het wel konden maar niet wilden
I've had some that could and wouldn't, and I've had some that would and could.
en spelers die het wel wilden maar niet konden.
(Laughter)
(Gelach)
So, yeah, I'd want that.
And I wanted them to be able to shoot from the outside. I wanted them to be good inside too.
Ik zou ook willen dat hij goed van veraf kan schieten. En ook van dichtbij.
(Laughter)
(Gelach)
I'd want them to be able to rebound well at both ends, too. Why not just take someone like Keith Wilkes and let it go at that. He had the qualifications. Not the only one, but he was one that I used in that particular category, because I think he made the effort to become the best. There was a couple.
Ik wil ook dat hij goed is in rebounds, zowel defensieve als offensieve. Gewoon iemand als Keith Wilkes. Laten we het daarbij houden. Hij had de juiste kwalificaties. Niet als enige, maar ik gebruik hem graag als voorbeeld, omdat ik denk dat hij de moeite doet om het beste uit zichzelf te halen. Ik noem in mijn boek 'They Call Me Coach'
I mention in my book, "They Call Me Coach," two players that gave me great satisfaction, that came as close as I think anyone I ever had to reach their full potential: one was Conrad Burke, and one was Doug McIntosh. When I saw them as freshmen, on our freshmen team -- freshmen couldn't play varsity when I taught. I thought, "Oh gracious, if these two players, either one of them" -- they were different years, but I thought about each one at the time he was there -- "Oh, if he ever makes the varsity, our varsity must be pretty miserable, if he's good enough to make it." And you know, one of them was a starting player for a season and a half. The other one, his next year, played 32 minutes in a national championship game, Did a tremendous job for us. The next year, he was a starting player on the national championship team, and here I thought he'd never play a minute, when he was -- so those are the things that give you great joy, and great satisfaction to see.
twee spelers die mij veel voldoening gaven, die dichter als geen ander kwamen bij het volledig bereiken van hun potentieel. Dat waren Conrad Burke en Doug McIntosh. Toen ik zag hen als eerstejaars in ons eerstejaarsteam... Toen ik coach was mochten eerstejaars niet in het eerste team. Ik dacht: mijn hemel, als deze twee spelers, of een van hen... Ze studeerden in verschillende jaren, maar van elk dacht ik: als hij ooit in het eerste team komt moet ons eerste team knap beroerd zijn, als hij er goed genoeg voor is. En weet je, een van hen was een beginnende speler voor anderhalf seizoen. De ander speelde in zijn tweede jaar 32 minuten in een wedstrijd van het nationale kampioenschap. Hij leverde een geweldige bijdrage. Het jaar erna was hij talent bij het team voor de nationale kampioenschappen, terwijl ik dacht dat hij nooit een minuut zou spelen. Dat zijn de dingen die grote vreugde geven en veel voldoening.
Neither one of those youngsters could shoot very well. But they had outstanding shooting percentages, because they didn't force it. And neither one could jump very well, but they kept good position, and so they did well rebounding. They remembered that every shot that's taken, they assumed would be missed. I've had too many stand around and wait to see if it's missed, then they go and it's too late, somebody else is in there ahead of them. They weren't very quick, but they played good position, kept in good balance. And so they played pretty good defense for us. So they had qualities that -- they came close to -- as close to reaching possibly their full potential as any players I ever had. So I consider them to be as successful as Lewis Alcindor or Bill Walton, or many of the others that we had; there were some outstanding players.
Geen van beide jonge spelers kon goed schieten. Maar ze hadden uitstekende schietratio's, omdat ze het niet forceerden. En geen van beide kon goed springen, maar hun positiespel was goed, en daardoor waren ze goed in rebounds. Ze onthielden dat elk schot kan missen. Te veel spelers komen pas in actie als de bal mist. En dan is het te laat. Een ander is er dan eerder. Ze waren niet snel, maar ze speelden goed positie, behielden goed de balans. En zo speelden ze een goede verdediging voor ons. Ze hadden kwaliteiten waarmee ze dichtbij het bereiken van hun volledige potentieel kwamen. misschien wel meer dan de andere spelers. Ik beschouw hen daarom als net zo succesvol als Lewis Alcinder of Bill Walton of veel van de andere spelers die we hebben gehad. We hebben veel uitstekende spelers gehad.
Have I rambled enough? I was told that when he makes his appearance, I was supposed to shut up.
Heb ik genoeg gerateld? Ik kreeg te horen dat als hij opkomt, ik me uit de voeten moest maken.
(Laughter)
(Gelach)
(Applause)
(Applaus)