I grew up on a small farm in Missouri. We lived on less than a dollar a day for about 15 years. I got a scholarship, went to university, studied international agriculture, studied anthropology, and decided I was going to give back. I was going to work with small farmers. I was going to help alleviate poverty. I was going to work on international development, and then I took a turn and ended up here. Now, if you get a Ph.D., and you decide not to teach, you don't always end up in a place like this. It's a choice. You might end up driving a taxicab. You could be in New York. What I found was, I started working with refugees and famine victims -- small farmers, all, or nearly all -- who had been dispossessed and displaced. Now, what I'd been trained to do was methodological research on such people. So I did it: I found out how many women had been raped en route to these camps. I found out how many people had been put in jail, how many family members had been killed. I assessed how long they were going to stay and how much it would take to feed them. And I got really good at predicting how many body bags you would need for the people who were going to die in these camps.
Ik verbracht mijn jeugd op een kleine boerderij in Missouri. We leefden van minder dan een dollar per dag, ongeveer 15 jaar lang. Ik kreeg een beurs en ging naar de universiteit, studeerde internationale landbouwkunde, en antropologie, en besloot dat ik iets terug zou gaan geven. Ik zou met kleine boeren gaan werken, ik zou armoede helpen bestrijden, ik zou gaan werken aan internationale ontwikkeling. Toen veranderde ik van koers en kwam hier terecht. Wanneer je met je doctorstitel besluit niet te gaan lesgeven, beland je niet automatisch hier. Het is een keuze. Je kunt ook taxichauffeur worden. In New York bijvoorbeeld. Ik begon te werken met vluchtelingen en hongersnoodslachtoffers -- allemaal -- of bijna allemaal -- kleine boeren, die onteigend en verdrongen waren. Nu was ik getrained in het methodologisch onderzoeken van zulke mensen. Dus dat deed ik: ik onderzocht hoeveel vrouwen verkracht waren onderweg naar deze kampen. Ik onderzocht hoeveel mensen gevangen gezet waren, hoeveel familieleden waren vermoord. Ik schatte hun verblijfsduur in en hoeveel het zou kosten om hen te voeden. En ik werd erg goed in het voorspellen hoeveel lijkzakken je nodig zou hebben voor de mensen die gingen sterven in deze kampen.
Now this is God's work, but it's not my work. It's not the work I set out to do. So I was at a Grateful Dead benefit concert on the rainforests in 1988. I met a guy -- the guy on the left. His name was Ben. He said, "What can I do to save the rainforests?" I said, "Well, Ben, what do you do?" "I make ice cream." So I said, "Well, you've got to make a rainforest ice cream. And you've got to use nuts from the rainforests to show that forests are worth more as forests than they are as pasture." He said, "Okay." Within a year, Rainforest Crunch was on the shelves. It was a great success. We did our first million-dollars-worth of trade by buying on 30 days and selling on 21. That gets your adrenaline going. Then we had a four and a half million-dollar line of credit because we were credit-worthy at that point. We had 15 to 20, maybe 22 percent of the global Brazil-nut market. We paid two to three times more than anybody else. Everybody else raised their prices to the gatherers of Brazil nuts because we would buy it otherwise. A great success. 50 companies signed up, 200 products came out, generated 100 million in sales. It failed. Why did it fail? Because the people who were gathering Brazil nuts weren't the same people who were cutting the forests. And the people who made money from Brazil nuts were not the people who made money from cutting the forests. We were attacking the wrong driver. We needed to be working on beef. We needed to be working on lumber. We needed to be working on soy -- things that we were not focused on.
Nu is dit God's werk, maar niet mijn werk. Dit werk was niet wat ik van plan was. Nu was ik bij een Grateful Dead- benefietconcert voor de regenwouden in 1988. Ik ontmoette een man -- de man links. Zijn naam was Ben. Hij zei, "Wat kan ik doen om de regenwouden de redden?" Ik zei, "Nou, Ben, wat doe jij?" "Ik maak ijs" Dus ik zei, "Dan moet je regenwoud-ijs maken. En je moet noten uit het regenwoud gebruiken om te laten zien dat bossen meer waard zijn als bos dan als grasland." Hij zei: "Oké" Binnen een jaar lag Rainforest Crunch op de schappen. Het was een groot succes. We maakten onze eerste miljoen dollar omzet door op 30 dagen te kopen en de verkopen op 21. Daar komt je adrenaline van op gang. Toen hadden we vierenhalf miljoen dollar krediet want we waren kredietwaardig op dat moment. We hadden 15 tot 20, misschien 22% van de wereldwijde paranoot-markt. We betaalden twee tot drie keer meer dan anderen. Iedereen ging de verzamelaars van paranoten meer betalen want anders kochten wij ze. Een groot succes. 50 bedrijven tekenden, 200 produkten kwamen op, produceerden 100 miljoen in omzet. Het faalde. Waarom faalde het? Omdat de mensen die paranoten verzamelden niet dezelfde mensen waren die de bossen omhakten. En de mensen die geld verdienden aan paranoten waren niet de mensen die geld verdienden aan ontbossing. We vielen de verkeerde drijfveer aan. We zouden aan rundvlees moeten werken We zouden aan hardhout moeten werken. We zouden aan soya moeten werken -- zaken waar we niet op gefocussed waren.
So let's go back to Sudan. I often talk to refugees: "Why was it that the West didn't realize that famines are caused by policies and politics, not by weather?" And this farmer said to me, one day, something that was very profound. He said, "You can't wake a person who's pretending to sleep."
Terug naar Soedan. Ik spreek vaak met vluchtelingen: "Waarom realiseert het westen zich niet dat hongersnoden worden veroorzaakt door beleid en politiek, niet door het weer?" En op een dag zei een boer iets dat heel diepzinnig was. Hij zei, "Je kunt niet iemand wekken die pretendeert te slapen."
(Laughter)
(Gelach)
Okay. Fast forward. We live on a planet. There's just one of them. We've got to wake up to the fact that we don't have any more and that this is a finite planet. We know the limits of the resources we have. We may be able to use them differently. We may have some innovative, new ideas. But in general, this is what we've got. There's no more of it. There's a basic equation that we can't get away from. Population times consumption has got to have some kind of relationship to the planet, and right now, it's a simple "not equal." Our work shows that we're living at about 1.3 planets. Since 1990, we crossed the line of being in a sustainable relationship to the planet. Now we're at 1.3. If we were farmers, we'd be eating our seed. For bankers, we'd be living off the principal, not the interest. This is where we stand today. A lot of people like to point to some place else as the cause of the problem. It's always population growth. Population growth's important, but it's also about how much each person consumes. So when the average American consumes 43 times as much as the average African, we've got to think that consumption is an issue. It's not just about population, and it's not just about them; it's about us. But it's not just about people; it's about lifestyles. There's very good evidence -- again, we don't necessarily have a peer-reviewed methodology that's bulletproof yet -- but there's very good evidence that the average cat in Europe has a larger environmental footprint in its lifetime than the average African. You think that's not an issue going forward? You think that's not a question as to how we should be using the Earth's resources?
Oké. Even vooruit spoelen. We leven op een planeet. Daar is er maar één van. We moeten ontwaken uit de droom dat we meer hebben dan er is op deze begrensde planeet. We kennen de limieten van de grondstoffen die we hebben. We kunnen ze misschien anders gebruiken, hebben misschien innovatieve, nieuwe ideeën. Maar algemeen gesproken is dit wat we hebben. Meer is er niet. Er is een simpel sommetje waar we niet onderuit kunnen. Bevolking maal consumptie moet wel in relatie staan tot de planeet, en op dit moment klopt de uitkomst niet. Ons werk toont aan dat we leven op ongeveer 1,3 planeten. Rond 1990 hebben we de grens overschreden van een duurzame relatie met de planeet. Nu zijn we op 1,3. Waren we boeren geweest, dan aten we ons eigen zaad. Als bankiers, leefden we nu van het kapitaal, niet de rente. Dit is de huidige stand van zaken. Veel mensen wijzen graag naar iets anders als de bron van het probleem. Het is altijd bevolkingsgroei. Bevolkingsgroei is belangrijk, maar het gaat ook over hoeveel ieder mens consumeert. Dus wanneer de gemiddelde Amerikaan 43 keer zoveel consumeert als de gemiddelde Afrikaan, ligt voor de hand dat consumptie een probleem is. Het gaat niet alleen over populatie en het gaat niet alleen over hen; het gaat over ons. Maar het gaat niet alleen over mensen; het gaat over levensstijlen. Er is zeer goed bewijs -- nogmaals, we hebben geen collegiaal getoetste methodologie die staat als een huis-- maar er is erg goed bewijs dat de gemiddelde kat in Europa een grotere voetafdruk op het milieu heeft, tijdens zijn leven dan de gemiddelde Afrikaan. Denk je dat dat niet een probleem is in de toekomst? Denk je dat dat geen vraag is over hoe we de grondstoffen van de Aarde moeten gebruiken?
Let's go back and visit our equation. In 2000, we had six billion people on the planet. They were consuming what they were consuming -- let's say one unit of consumption each. We have six billion units of consumption. By 2050, we're going to have nine billion people -- all the scientists agree. They're all going to consume twice as much as they currently do -- scientists, again, agree -- because income is going to grow in developing countries five times what it is today -- on global average, about [2.9]. So we're going to have 18 billion units of consumption. Who have you heard talking lately that's said we have to triple production of goods and services? But that's what the math says. We're not going to be able to do that. We can get productivity up. We can get efficiency up. But we've also got to get consumption down. We need to use less to make more. And then we need to use less again. And then we need to consume less. All of those things are part of that equation.
Terug naar ons sommetje. In 2000 waren er zes miljard mensen op aarde. Ze verbruikten wat ze verbruikten -- laten we zeggen elk één eenheid van consumptie. Dus zes miljard eenheden van consumptie. Tegen 2050, zijn er negen miljard mensen -- alle wetenschappers zijn het erover eens. Ze gaan met zijn allen tweemaal zoveel verbruiken als nu -- wetenschappers zijn het wederom eens -- omdat het inkomen zal stijgen in de opkomende landen tot vijfmaal wat het nu is -- wereldwijd gemiddeld ongeveer 2,9. Dus we gaan 18 miljard eenheden van consumptie krijgen. Wie heb je recentelijk horen zeggen dat we de productie van goederen en diensten moeten verdriedubbelen? Maar dat is wat de feiten zeggen. Daartoe zij we niet in staat. We kunnen productiviteit verhogen. We kunnen de efficiëntie verbeteren. Maar we moeten ook het verbruik verlagen. We moeten minder gebruiken om meer te maken. En dan moeten we nog minder verbruiken. En dan minder verbruiken.. Al die dingen zijn onderdeel van de som.
But it basically raises a fundamental question: should consumers have a choice about sustainability, about sustainable products? Should you be able to buy a product that's sustainable sitting next to one that isn't, or should all the products on the shelf be sustainable? If they should all be sustainable on a finite planet, how do you make that happen? The average consumer takes 1.8 seconds in the U.S. Okay, so let's be generous. Let's say it's 3.5 seconds in Europe. How do you evaluate all the scientific data around a product, the data that's changing on a weekly, if not a daily, basis? How do you get informed? You don't. Here's a little question. From a greenhouse gas perspective, is lamb produced in the U.K. better than lamb produced in New Zealand, frozen and shipped to the U.K.? Is a bad feeder lot operation for beef better or worse than a bad grazing operation for beef? Do organic potatoes actually have fewer toxic chemicals used to produce them than conventional potatoes? In every single case, the answer is "it depends." It depends on who produced it and how, in every single instance. And there are many others. How is a consumer going to walk through this minefield? They're not. They may have a lot of opinions about it, but they're not going to be terribly informed.
Maar het stipt een fundamentele vraag aan: moeten consumenten een keuze hebben over duurzaamheid, over duurzame producten? Moet je een duurzaam product kunnen kopen dat staat naast een niet-duurzaam product? Of zouden alle producten op het schap duurzaam moeten zijn? Als ze allemaal duurzaam zouden moeten zijn op een eindige planeet, hoe bereik je dat? De gemiddelde consument kijkt 1,8 seconden in de VS. Oké, laten we gul zijn. Laten we zeggen dat het in Europa 3,5 seconden is. Hoe evalueer je alle wetenschappelijke informatie over een product, waarvan de informatie wekelijks, zo niet dagelijks, verandert? Hoe wordt je geïnformeerd? Dat wordt je niet. Hier is een vraagje. Vanuit een broeikasgas-perspectief, is lamsvlees geproduceerd in het Verenigd Koningkrijk beter dan lamsvlees geproduceerd in Nieuw Zeeland, ingevroren en verscheept naar het Verenigd Koninkrijk? Is een slecht droogvoerbedrijf voor rundvlees beter of slechter dan een slecht graslandbedrijf voor rundvlees? Zijn er voor biologische aardappelen werkelijk minder giftige chemicaliën gebruikt om ze te produceren dan bij conventionele aardappelen? In alle gevallen is het antwoord 'het ligt eraan'. Het ligt eraan wie het produceerde en hoe, in ieder afzonderlijk geval En er zijn vele anderen. Hoe beweegt een consument zich door dit mijnenveld? Dat doet hij niet. Ze kunnen hier veel opinies over hebben, maar ze zullen niet erg geïnformeerd zijn.
Sustainability has got to be a pre-competitive issue. It's got to be something we all care about. And we need collusion. We need groups to work together that never have. We need Cargill to work with Bunge. We need Coke to work with Pepsi. We need Oxford to work with Cambridge. We need Greenpeace to work with WWF. Everybody's got to work together -- China and the U.S. We need to begin to manage this planet as if our life depended on it, because it does, it fundamentally does. But we can't do everything. Even if we get everybody working on it, we've got to be strategic. We need to focus on the where, the what and the who. So, the where: We've identified 35 places globally that we need to work. These are the places that are the richest in biodiversity and the most important from an ecosystem function point-of-view. We have to work in these places. We have to save these places if we want a chance in hell of preserving biodiversity as we know it. We looked at the threats to these places. These are the 15 commodities that fundamentally pose the biggest threats to these places because of deforestation, soil loss, water use, pesticide use, over-fishing, etc.
Duurzaamheid moet voorafgaan aan concurrentie. Het moet iets zijn waar we allemaal om geven. En we hebben samenwerking nodig. We hebben de samenwerking nodig van groepen die dat nooit eerder deden. Cargill moet met Bunge gaan werken. Coke moet met Pepsi gaan werken. Oxford moet met Cambridge gaan werken. Greenpeace moet met WWF gaan werken. Iedereen moet gaan samenwerken -- China en de VS. We moeten deze planeet gaan beheren alsof ons leven er van afhangt, want dat doet het. Fundamenteel doet het dat. Maar we kunnen niet alles doen. Zelfs als we ieders hulp hebben, moeten we strategisch te werk gaan. We moeten focussen op waar?, wat? en wie? Dus, waar? We hebben wereldwijd 35 plekken geïdentificeerd waar we moeten werken. Dit zijn plekken met de meest gevarieerde biodiversiteit en het belangrijkst, gezien vanuit het oogpunt van ecosystemen. We moeten op deze plekken werken. We moeten deze plekken redden als we ook maar enigzins de biodiversiteit zoals we die kennen willen behouden. We keken naar de bedreigingen van deze plekken. Hier zijn de 15 goederen die fundamenteel de grootste bedreiging vormen voor deze plekken vanwege ontbossing, gronddverlies, watergebruik, pesticiden, overbevissing, etc.
So we've got 35 places, we've got 15 priority commodities, who do we work with to change the way those commodities are produced? Are we going to work with 6.9 billion consumers? Let's see, that's about 7,000 languages, 350 major languages -- a lot of work there. I don't see anybody actually being able to do that very effectively. Are we going to work with 1.5 billion producers? Again, a daunting task. There must be a better way. 300 to 500 companies control 70 percent or more of the trade of each of the 15 commodities that we've identified as the most significant. If we work with those, if we change those companies and the way they do business, then the rest will happen automatically. So, we went through our 15 commodities. This is nine of them. We lined them up side-by-side, and we put the names of the companies that work on each of those. And if you go through the first 25 or 30 names of each of the commodities, what you begin to see is, gosh, there's Cargill here, there's Cargill there, there's Cargill everywhere. In fact, these names start coming up over and over again. So we did the analysis again a slightly different way. We said: if we take the top hundred companies, what percentage of all 15 commodities do they touch, buy or sell? And what we found is it's 25 percent. So 100 companies control 25 percent of the trade of all 15 of the most significant commodities on the planet. We can get our arms around a hundred companies. A hundred companies, we can work with.
Dus we hebben 35 plekken, 15 goederen met prioriteit. Met wie gaan we werken om te veranderen hoe deze goederen worden geproduceerd? Werken we met 6,9 miljard consumenten? Eens kijken, dat zijn zo'n 7.000 talen, 350 hoofdtalen -- dit is veel werk. Ik voorzie niet dat iemand dat effectief kan doen. Gaan we met 1,5 miljard producenten samenwerken? Wederom, een overweldigende taak. Er moet een betere manier zijn. 300 tot 500 bedrijven beheersen 70% of meer van de handel in elk van deze goederen die we geïdentificeerd hebben als de meest significante. Als we met hen samenwerken, als we deze bedrijven veranderen en de wijze waarop ze handelen, dan gebeurt de rest automatisch. Dus, we liepen door de 15 goederen. Dit zijn er negen van. We zetten ze naast elkaar met daarbij de namen van de bedrijven die met elk daarvan werken. En als je door de eerste 25 of 30 namen loopt van elk van deze goederen, dan begin je te zien dat, goh, hier is Cargill, en daar is Cargill, Cargill is overal. In feite, komen deze namen keer op keer terug. Dus we deden de analyse nogmaals op een iets andere manier. We zeiden: als we de honderd grootste bedrijven nemen, welk percentage van deze 15 goederen roeren ze aan? Kopen of verkopen... En we zagen dat het 25% is. Dus 100 bedrijven beheersen 25% van de handel in de 15 belangrijkste goederen op de planeet. Honderd bedrijven kunnen we wel behapstukken. Honderd bedrijven, daarmee kunnen we werken.
Why is 25 percent important? Because if these companies demand sustainable products, they'll pull 40 to 50 percent of production. Companies can push producers faster than consumers can. By companies asking for this, we can leverage production so much faster than by waiting for consumers to do it. After 40 years, the global organic movement has achieved 0.7 of one percent of global food. We can't wait that long. We don't have that kind of time. We need change that's going to accelerate. Even working with individual companies is not probably going to get us there. We need to begin to work with industries. So we've started roundtables where we bring together the entire value chain, from producers all the way to the retailers and brands. We bring in civil society, we bring in NGOs, we bring in researchers and scientists to have an informed discussion -- sometimes a battle royale -- to figure out what are the key impacts of these products, what is a global benchmark, what's an acceptable impact, and design standards around that. It's not all fun and games.
Waarom is 25% belangrijk? Als deze bedrijven om duurzame producten eisen, beïnvloeden ze 40 tot 50% van de productie. Bedrijven kunnen producenten sneller beïnvloeden dan de consument dat kan. Wanneer bedrijven dit verlangen, kunnen we de productie zoveel sneller beïnvloeden dan door op consumenten te wachten. Na 40 jaar maakt de wereldwijde biologische beweging 0,7% uit van de wereldwijde voedselmarkt. Zo lang kunnen we niet wachten. Zoveel tijd hebben we niet. We hebben verandering nodig die accelereert. Zelfs door met individuele bedrijven te werken gaat het ons waarschijnlijk niet lukken. We moeten beginnen te werken met industrieën. Dus we startten rondetafelgesprekken, waar we de hele productieketen samenbrengen, van producenten tot de detailhandel en merken. We nodigen maatschappelijke partijen, ngo's, onderzoekers en wetenschappers uit om een geïnformeerde discussie aan te gaan -- soms een heftig debat -- om de voornaamste invloeden duidelijk te krijgen van deze producten. Waar ligt de wereldwijde maatstaf, wat is een acceptabele invloed, en hieromheen standaarden ontwerpen. Het is niet alleen lachen, gieren, brullen.
In salmon aquaculture, we kicked off a roundtable almost six years ago. Eight entities came to the table. We eventually got, I think, 60 percent of global production at the table and 25 percent of demand at the table. Three of the original eight entities were suing each other. And yet, next week, we launch globally verified, vetted and certified standards for salmon aquaculture. It can happen.
In zalm-aquacultuur, begonnen we een ronde tafel ongeveer zes jaar geleden. Acht entiteiten zaten rond de tafel. Uiteindelijk kregen we, denk ik, 60% van de wereldwijde productie rond de tafel en 25% van de vraag rond de tafel. Drie van de originele entiteiten waren elkaar aan het aanklagen. En toch lanceren we volgende week wereldwijd geverifieerde, goedgekeurde en gecertificeerde normen voor zalm-aquacultuur. Het kan dus.
(Applause)
(Applaus)
So what brings the different entities to the table? It's risk and demand. For the big companies, it's reputational risk, but more importantly, they don't care what the price of commodities is. If they don't have commodities, they don't have a business. They care about availability, so the big risk for them is not having product at all. For the producers, if a buyer wants to buy something produced a certain way, that's what brings them to the table. So it's the demand that brings them to the table. The good news is we identified a hundred companies two years ago. In the last 18 months, we've signed agreements with 40 of those hundred companies to begin to work with them on their supply chain. And in the next 18 months, we will have signed up to work with another 40, and we think we'll get those signed as well. Now what we're doing is bringing the CEOs of these 80 companies together to help twist the arms of the final 20, to bring them to the table, because they don't like NGOs, they've never worked with NGOs, they're concerned about this, they're concerned about that, but we all need to be in this together. So we're pulling out all the stops. We're using whatever leverage we have to bring them to the table.
Dus wat brengt de verschillende entiteiten samen? Het is het risico en de vraag. Voor de grote bedrijven is dat reputatierisico, maar nog belangrijker: het kan hen niet schelen wat de prijs van goederen is. Zónder goederen hebben ze geen bedrijf. Hun zorg is beschikbaarheid, dus het risico voor hen is om helemaal geen product te hebben. Voor de producenten, is het de wijze waarop een koper iets geproduceerd wil zien, wat hen aan tafel brengt. Dus het is de vraag die hen aan tafel brengt. Het goede nieuws is dat we twee jaar geleden honderd bedrijven identificeerden. De laatste 18 maanden hebben we verdragen getekend met 40 van hen om hun aanvoerkanalen aan te pakken. In de komende 18 maanden gaan we met nog eens 40 bedrijven samenwerken, en we denken dat we die ook getekend krijgen. Nu brengen we de directeuren van deze 80 bedrijven bijeen om te helpen de laatste 20 over de streep te trekken, en ze aan tafel te krijgen. Deze houden niet van ngo's, hebben nooit met hen samengewerkt, ze maken zich zorgen over van alles, maar we moeten dit allemaal samen doen. Dus we halen alles uit de kast. We schuwen geen middelen om hen aan tafel te krijgen.
One company we're working with that's begun -- in baby steps, perhaps -- but has begun this journey on sustainability is Cargill. They've funded research that shows that we can double global palm oil production without cutting a single tree in the next 20 years, and do it all in Borneo alone by planting on land that's already degraded. The study shows that the highest net present value for palm oil is on land that's been degraded. They're also undertaking a study to look at all of their supplies of palm oil to see if they could be certified and what they would need to change in order to become third-party certified under a credible certification program. Why is Cargill important? Because Cargill has 20 to 25 percent of global palm oil. If Cargill makes a decision, the entire palm oil industry moves, or at least 40 or 50 percent of it. That's not insignificant. More importantly, Cargill and one other company ship 50 percent of the palm oil that goes to China. We don't have to change the way a single Chinese company works if we get Cargill to only send sustainable palm oil to China. It's a pre-competitive issue. All the palm oil going there is good. Buy it.
Eén bedrijf waarmee we werken, dat begonnen is -- met kleine stapjes wellicht -- maar dat begonnen is aan deze reis naar duurzaamheid, is Cargill. Ze financierden onderzoek dat aantoont dat we de wereldwijde productie van palmolie kunnen verdubbelen zonder één boom om te hakken in de komende 20 jaar en dat allemaal alleen al in Borneo door land te beplanten dat al gedegradeerd is. De studie toont aan dat de hoogste netto contante waarde voor palmolie is op land dat gedegradeerd is. Ze zijn ook aan het onderzoeken of hun palmolie-leveranties gecertificeerd zouden kunnen worden en wat ze moeten veranderen om zelf gecertificeerd te worden door een geloofwaardig certificatieprogramma. Waarom is Cargill belangrijk? Omdat Cargill 20 tot 25% van de palmolie beheerst. Als Cargill een beslissing neemt, beweegt de hele palmolie-industrie, of minimaal 40-50% daarvan. Dat is niet niks. Belangrijker nog: Cargill en nog een bedrijf verschepen 50% van de palmolie die naar China gaat. We hoeven de bedrijfspraktijken van geen enkel Chinees bedrijf te veranderen als we Cargill zover krijgen dat ze enkel duurzame palmolie naar China sturen. Het is een vooropgezette zaak. Al de palmolie die erheen gaat is goed. Kopen maar.
Mars is also on a similar journey. Now most people understand that Mars is a chocolate company, but Mars has made sustainability pledges to buy only certified product for all of its seafood. It turns out Mars buys more seafood than Walmart because of pet food. But they're doing some really interesting things around chocolate, and it all comes from the fact that Mars wants to be in business in the future. And what they see is that they need to improve chocolate production. On any given plantation, 20 percent of the trees produce 80 percent of the crop, so Mars is looking at the genome, they're sequencing the genome of the cocoa plant. They're doing it with IBM and the USDA, and they're putting it in the public domain because they want everybody to have access to this data, because they want everybody to help them make cocoa more productive and more sustainable. What they've realized is that if they can identify the traits on productivity and drought tolerance, they can produce 320 percent as much cocoa on 40 percent of the land. The rest of the land can be used for something else. It's more with less and less again. That's what the future has got to be, and putting it in the public domain is smart. They don't want to be an I.P. company; they want to be a chocolate company, but they want to be a chocolate company forever.
Mars is op een vergelijkbare reis. De meeste mensen denken dat Mars een chocoladebedrijf is, maar Mars heeft duurzaamheidsbeloften gedaan om enkel nog gecertificeerde vis in te kopen. Mars blijkt meer vis te kopen dan Walmart vanwege dierenvoeding. Maar ze doen heel interessante dingen met chocolade, en het stamt allemaal van hun wens om in de toekomst zaken te kunnen blijven doen. En wat ze zien is, dat ze chocoladeproductie moeten verbeteren. Op elke wilekeurige plantage produceert 20% van de bomen 80% van de oogst, dus kijkt Mars nu naar het genoom. Ze sequencen het genoom van de cacaoplant. Samen met IBM en het Departement van Landbouw. En ze maken het publiekelijk bekend want ze willen dat iedereen toegang heeft tot deze data, zodat iedereen hen kan helpen om chocolade productiever en duurzamer te maken. Zij beseffen dat als ze de eigenschappen kunnen identificeren betreffende opbrengst en droogteresistentie, ze 320% meer cacao kunnen telen op 40% van het land. De rest van het land kan voor iets anders worden gebruikt. Het is meer met minder, en nog eens minder. Zo moet de toekomst er uitzien, en dit publiekelijk bekend maken is slim. Ze willen geen IT-bedrijf zijn, maar een chocoladefabrikant. Maar dat willen ze ook blijven.
Now, the price of food, many people complain about, but in fact, the price of food is going down, and that's odd because in fact, consumers are not paying for the true cost of food. If you take a look just at water, what we see is that, with four very common products, you look at how much a farmer produced to make those products, and then you look at how much water input was put into them, and then you look at what the farmer was paid. If you divide the amount of water into what the farmer was paid, the farmer didn't receive enough money to pay a decent price for water in any of those commodities. That is an externality by definition. This is the subsidy from nature. Coca-Cola, they've worked a lot on water, but right now, they're entering into 17-year contracts with growers in Turkey to sell juice into Europe, and they're doing that because they want to have a product that's closer to the European market. But they're not just buying the juice; they're also buying the carbon in the trees to offset the shipment costs associated with carbon to get the product into Europe. There's carbon that's being bought with sugar, with coffee, with beef. This is called bundling. It's bringing those externalities back into the price of the commodity.
Nu klagen veel mensen over de prijs van voedsel, maar in feite daalt de prijs van voedsel juist, Dat is vreemd; in feite betalen consumenten niet de werkelijke prijs van voedsel. Als je enkel naar water kijkt, en we kijken bij vier alledaagse producten hoeveel een boer produceert om die producten te maken, en dan naar hoeveel water verbruikt is bij de productie, en dan naar wat de boer betaald krijgt. Als je de hoeveelheid water deelt door wat de boer betaald krijgt, zie je dat de opbrengst onvoldoende is om een redelijke prijs te betalen voor water bij elk van die producten. Het is per definitie een externaliteit. 'Subsidie van de natuur'. Coca-Cola heeft veel aan water gewerkt, maar momenteel gaan ze 17-jaars contracten aan met telers in Turkije om vruchtensap te verkopen in Europa. Dat doen ze omdat ze een product willen dat dichter bij de Europese markt is. Maar ze kopen niet alleen het sap; ze kopen ook de koolstof in de bomen om te compenseren wat het kost aan CO2 om het product in Europa te krijgen. Er is koolstof die gekocht wordt met suiker, met koffie, met rundvlees. Dat heet bundling. Het brengt die externe kosten terug in de prijs van de koopwaar.
We need to take what we've learned in private, voluntary standards of what the best producers in the world are doing and use that to inform government regulation, so we can shift the entire performance curve. We can't just focus on identifying the best; we've got to move the rest.
We moeten de lessen, getrokken uit deze vrijwillige standaarden die de beste producenten wereldwijd toepassen, gebruiken om overheidsregelgeving te sturen, zodat we de hele prestatiecurve kunnen verschuiven. Het is niet genoeg om de besten te identificeren, we moeten de rest overhalen.
The issue isn't what to think, it's how to think. These companies have begun to think differently. They're on a journey; there's no turning back. We're all on that same journey with them. We have to really begin to change the way we think about everything. Whatever was sustainable on a planet of six billion is not going to be sustainable on a planet with nine.
De vraag is niet wat te denken, maar hoe te denken. Deze bedrijven zijn begonnen anders te denken. Ze zijn op een reis -- een weg terug is er niet. Wij allemaal maken dezelfde reis als zij. We moeten echt gaan veranderen hoe we over alles denken. Wat duurzaam was op een planeet met 6 miljard mensen zal dat niet zijn op een planeet met negen miljard.
Thank you.
Dank je wel.
(Applause)
(Applaus)