In 1903, the President of the United States took a three-day camping trip in California’s Yosemite Valley. President Theodore Roosevelt slept in a grove of towering Sequoia trees, camped in a snowstorm, and spent hours talking around the campfire with his host and guide, conservationist John Muir. Roosevelt famously loved the outdoors, but Muir had invited him there for more than just camping: Yosemite was in danger.
In 1903 maakte de president van de VS een driedaagse kampeertrip in het Yosemite-dal in Californië. President Theodore Roosevelt sliep in een bos van torenhoge sequoia’s, kampeerde in een sneeuwstorm en zat bij het kampvuur uren te praten met zijn gastheer en gids, natuurbeschermer John Muir. Zoals bekend, hield Roosevelt van het buitenleven, maar Muir had hem niet alleen uitgenodigd om te kamperen. Yosemite was in gevaar.
Though Yosemite became protected land in 1864, the valley was still at risk for overdevelopment in 1903. It was at the heart of a decades-old struggle to set aside land for both preservation and public use— two goals that were much easier said than done.
Hoewel Yosemite in 1864 beschermd land werd, werd het dal in 1903 nog steeds bedreigd door overontwikkeling. Men zat midden in een lange strijd om land te reserveren voor zowel bescherming als openbaar gebruik. Twee doelen die gemakkelijker gezegd dan gedaan waren.
The battle over Yosemite began with the 1849 gold rush, when miners surged west, seeking gold in the Sierra Nevada foothills. In 1851, a state-sanctioned militia, drove the Ahwahneechee tribe from Yosemite Valley. Those who managed to return witnessed white settlers claiming the land, felling giant sequoias, and building hotels and saloons.
De strijd om Yosemite begon tijdens de goudkoorts van 1849, toen men naar het westen trok om goud te zoeken aan de voet van de Sierra Nevada. In 1851 verdreef een militie van de staat de Ahwahneechee-stam uit Yosemite. Degenen die terug konden komen, zagen dat witte kolonisten het land innamen, reuzensequoia’s velden en hotels en cafés bouwden.
In response, a small group of concerned Californians lobbied senator John Conness to protect the valley from private interests. In 1864, Congress passed Conness’ bill, granting the Yosemite Valley to the State of California, marking the first time the U.S. government brought land under public protection. But the management of that land remained an open question, one that would only become more complicated as more lands came under similar protection.
Als reactie daarop ging een groepje bezorgde Californiërs lobbyen bij senator John Conness om het dal te beschermen tegen privébelangen. In 1864 nam het Congres Conness’ wetsvoorstel aan om Yosemite aan Californië toe te kennen, waarmee voor het eerst land openbaar beschermd werd door de regering van de VS. Het beheer van het land bleef echter onduidelijk, iets dat steeds ingewikkelder werd, toen meer stukken land soortgelijk beschermd werden.
Seven years later, geologist Ferdinand Hayden led an expedition to the Yellowstone Plateau, which many Native American tribes used for ceremonies, hunting, and trade. The expedition’s scientists and artists brought back news of spectacular geysers and hot springs, inspiring widespread support to bring Yellowstone under government protection— and restrict native people’s access to the land. However, unlike Yosemite, Yellowstone couldn’t be granted to a state— it was part of three U.S. territories that hadn’t become states yet. Instead, Congress brought Yellowstone under federal stewardship in 1872, creating the world’s first true National Park.
Zeven jaar later leidde geoloog Ferdinand Hayden een expeditie naar het Yellowstone-plateau, die door veel oorspronkelijke stammen werd gebruikt voor ceremonies, jacht en handel. Wetenschappers en kunstenaars van de expeditie brachten nieuws over spectaculaire geisers en hete bronnen, dat voor brede steun zorgde om Yellowstone bescherming door de overheid te geven, en de toegang te beperken voor de inheemse bevolking. Yellowstone kon niet, zoals bij Yosemite, aan een staat worden toegekend. Het maakte deel uit van drie gebieden die nog geen staat waren geworden. Het Congres maakte daarom in 1872 van Yellowstone federaal rentmeesterschap waardoor dat het eerste nationaal park ter wereld werd.
During his presidency, Teddy Roosevelt was instrumental in expanding the lands under public protection. By 1916, there were fifteen national parks. But the problem of management remained unsolved, and maintenance of the park was handled haphazardly over multiple government departments. Straightforward tasks like building roads and hiring personnel required inefficient bureaucratic maneuvering. None of the departments had set rules for conduct in the park, so hunters killed park wildlife, cattle overgrazed fields, and visitors vandalized landmarks.
Tijdens zijn presidentstermijn ging Teddy Roosevelt systematisch steeds meer land openbaar beschermen. In 1916 waren er al vijftien nationale parken. Het managementprobleem was echter nog niet opgelost, en beheer van het park werd lukraak verdeeld over meerdere bestuurlijke overheidsdiensten. Voor de hand liggende dingen als wegen aanleggen en mensen inhuren vereist inefficiënt bureaucratisch handelen. Geen van de diensten had gedragsregels opgesteld zodat jagers wild in het park afschoten, vee alles kaal vrat en bezoekers monumenten vernielden.
The solution came from Canada, which had a highly effective centralized park service. In 1916, the United States established the National Park Service based on this model. To this day, the mission for the park service is comprised of two goals that sometimes conflict: to conserve the parks for the future and to allow the public to enjoy them. That’s a delicate balancing act: roads, trails, and other infrastructure make the parks accessible to visitors, but also alter the landscape, while visitors themselves can contribute to pollution, erosion, and damage of delicate ecosystems. The very history of preservation can also be at odds with this mission. Many parks were not, at the time of their founding, the uninhabited wilderness that’s become the standard for their preservation. Instead, many were homes or places of worship for native peoples, who lost access to these lands in the name of public use. Only recently has the National Park Service begun to reckon with this legacy and engage Native Americans in park management. Around the world, indigenous communities play crucial roles in land management and preservation.
De oplossing kwam uit Canada, dat een zeer efficiënte gecentraliseerde parkdienst had. In 1916 stichtte de VS de National Park Service, die op dat model was gebaseerd. Tot op de dag van vandaag bestaat de missie van het park uit twee doelen die soms botsen: de parken behouden voor de toekomst en bezoekers toelaten om ervan te genieten. Dat is zoeken naar evenwicht: met wegen, paden en andere infrastructuur kan men het park bezoeken maar ze veranderen het landschap ook, terwijl juist die bezoekers vervuiling, erosie, en schade aan kwetsbare ecosystemen kunnen veroorzaken. Juist die beschermingsgeschiedenis kan op gespannen voet staan met deze missie. Veel parken waren, toen ze gesticht werden, niet de onbewoonde wildernis die nu de standaard is voor hun bescherming. Veel plekken waren namelijk bewoond of heilig voor inheemse volkeren die geen toegang meer hadden vanwege het algemeen belang. Pas onlangs begon de National Park Service rekening te houden met deze erfenis en ging de inheemse bevolking bij het parkbeheer betrekken. Over de hele wereld spelen inheemse volken een cruciale rol bij het beheer en de bescherming van land.
Today, there are thousands of national parks worldwide, and each must balance public use with historical and ecological preservation. Parks in New Zealand, Iceland, Australia, and South Africa have experienced severe erosion as visitor numbers have skyrocketed. Some, like Mu Ko Similan National Park in Thailand, have closed sections to tourists entirely to allow the ecosystem to recover.
Tegenwoordig zijn er wereldwijd duizenden nationale parken, die bezoek in evenwicht moeten brengen met historisch en ecologisch behoud. Parken in Nieuw-Zeeland, IJsland, Australië en Zuid-Afrika ondervinden ernstige erosie door enorm toenemende bezoekersaantallen. Sommige, zoals het Mu Ko Similanpark in Thailand, hebben delen gesloten voor toeristen zodat het ecosysteem kan herstellen.
National Parks have preserved irreplaceable landscapes for future generations. They also force us to reckon with hard questions: what are our responsibilities to this planet, and to each other?
Nationale parken hebben onvervangbare landschappen voor toekomstige generaties bewaard. Ze dwingen ons ook om ons af te vragen wat onze verantwoordelijkheid is voor de aarde, en voor elkaar.