I'm a storyteller. That's what I do in life -- telling stories, writing novels -- and today I would like to tell you a few stories about the art of storytelling and also some supernatural creatures called the djinni. But before I go there, please allow me to share with you glimpses of my personal story. I will do so with the help of words, of course, but also a geometrical shape, the circle, so throughout my talk, you will come across several circles.
Ik ben een verhalenverteller. Dat is wat ik doe in het leven: verhalen vertellen, romans schrijven. Vandaag zou ik jullie een paar verhalen willen vertellen over de kunst van het vertellen en ook over bovennatuurlijke schepsels, djinni genaamd. Voordat ik daarheen ga wil ik een glimp van mijn eigen verhaal met jullie delen. Ik zal dat doen met behulp van woorden, natuurlijk, maar ook met een geometrische vorm, de cirkel. Doorheen mijn verhaal zal je verschillende cirkels ontmoeten.
I was born in Strasbourg, France to Turkish parents. Shortly after, my parents got separated, and I came to Turkey with my mom. From then on, I was raised as a single child by a single mother. Now in the early 1970s, in Ankara, that was a bit unusual. Our neighborhood was full of large families, where fathers were the heads of households, so I grew up seeing my mother as a divorcee in a patriarchal environment. In fact, I grew up observing two different kinds of womanhood. On the one hand was my mother, a well-educated, secular, modern, westernized, Turkish woman. On the other hand was my grandmother, who also took care of me and was more spiritual, less educated and definitely less rational. This was a woman who read coffee grounds to see the future and melted lead into mysterious shapes to fend off the evil eye.
Ik werd geboren in Straatsburg, Frankrijk, uit Turkse ouders. Kort daarna gingen mijn ouders uit elkaar en ik kwam met mijn moeder naar Turkije. Vanaf dat ogenblik werd ik opgevoed als enig kind door een alleenstaande moeder. In het begin van de jaren zeventig was dat in Ankara nogal ongewoon. Onze buurt was vol met grote families waar vaders gezinshoofd waren. Ik groeide dus op en zag mijn moeder als een gescheiden vrouw in een patriarchale omgeving. In feite groeide ik op met de observatie van twee soorten van vrouw-zijn. Aan de ene kant was er mijn moeder, een hoogopgeleide, seculiere, moderne, westerse Turkse vrouw. Aan de andere kant was er mijn grootmoeder, die ook voor mij zorgde en meer spiritueel was, minder hoog opgeleid, en zeker minder rationeel. Deze vrouw keek koffiedik om de toekomst te zien en smolt lood in mysterieuze vormen om het boze oog af te weren.
Many people visited my grandmother, people with severe acne on their faces or warts on their hands. Each time, my grandmother would utter some words in Arabic, take a red apple and stab it with as many rose thorns as the number of warts she wanted to remove. Then one by one, she would encircle these thorns with dark ink. A week later, the patient would come back for a follow-up examination. Now, I'm aware that I should not be saying such things in front of an audience of scholars and scientists, but the truth is, of all the people who visited my grandmother for their skin conditions, I did not see anyone go back unhappy or unhealed. I asked her how she did this. Was it the power of praying? In response she said, "Yes, praying is effective, but also beware of the power of circles."
Vele mensen bezochten mijn grootmoeder, mensen met ernstige acne op hun gezicht of met wratten op hun handen. Mijn grootmoeder prevelde telkens wat woorden in het Arabisch, nam een rode appel en prikte erin met evenzoveel rozendoornen als het aantal wratten dat ze wilde verwijderen. Vervolgens omcirkelde ze deze doornen met donkere inkt. Een week later kwam de patiënt terug voor een vervolgonderzoek. Ik weet dat ik dit soort dingen niet zou moeten zeggen voor een publiek van geleerden en wetenschappers, maar de waarheid is dat ik van alle mensen die mijn grootmoeder raadpleegden voor hun huidziekten niemand zag weggaan die ongelukkig of niet genezen was. Ik vroeg haar hoe ze dat deed. Was het de kracht van het gebed? Ze antwoordde: "Ja, bidden helpt. Maar hoed je ook voor de kracht van cirkels."
From her, I learned, amongst many other things, one very precious lesson -- that if you want to destroy something in this life, be it an acne, a blemish or the human soul, all you need to do is to surround it with thick walls. It will dry up inside. Now we all live in some kind of a social and cultural circle. We all do. We're born into a certain family, nation, class. But if we have no connection whatsoever with the worlds beyond the one we take for granted, then we too run the risk of drying up inside. Our imagination might shrink; our hearts might dwindle, and our humanness might wither if we stay for too long inside our cultural cocoons. Our friends, neighbors, colleagues, family -- if all the people in our inner circle resemble us, it means we are surrounded with our mirror image.
Ik leerde vele andere dingen van haar, en één zeer kostbare les: als je in dit leven iets wil vernietigen, zij het acne, een blaam of de menselijke ziel, is het enige dat je moet doen het met dikke muren omgeven. Het zal vanbinnen uitdrogen. We leven allemaal in een soort sociale en culturele cirkel. Dat doen we allemaal. We worden geboren in een bepaalde familie, natie, klasse. Maar als we geen enkele verbinding hebben met de werelden buiten de wereld die we vanzelfsprekend vinden, dan lopen we het risico dat we vanbinnen uitdrogen. Onze verbeelding zou kunnen krimpen. Onze harten zouden kunnen krimpen. En onze menselijkheid zou kunnen wegkwijnen als we te lang blijven hangen in onze culturele cocons. Onze vrienden, buren, collega's, familie - als alle mensen in onze eigen kring op ons lijken, dan betekent dat dat we omringd zijn met ons spiegelbeeld.
Now one other thing women like my grandma do in Turkey is to cover mirrors with velvet or to hang them on the walls with their backs facing out. It's an old Eastern tradition based on the knowledge that it's not healthy for a human being to spend too much time staring at his own reflection. Ironically, [living in] communities of the like-minded is one of the greatest dangers of today's globalized world. And it's happening everywhere, among liberals and conservatives, agnostics and believers, the rich and the poor, East and West alike. We tend to form clusters based on similarity, and then we produce stereotypes about other clusters of people. In my opinion, one way of transcending these cultural ghettos is through the art of storytelling. Stories cannot demolish frontiers, but they can punch holes in our mental walls. And through those holes, we can get a glimpse of the other, and sometimes even like what we see.
Een andere gewoonte van vrouwen zoals mijn oma in Turkije is dat ze spiegels met fluweel bedekken of ze aan de muur hangen met de achterkant naar voren. Dat is een oude Oosterse traditie die is gebaseerd op de wetenschap dat het niet gezond is voor een mens om teveel tijd door te brengen met staren naar zijn eigen reflectie. Ironisch genoeg zijn gemeenschappen van gelijkgezinden één van de grootste gevaren van de geglobaliseerde wereld van vandaag. Het gebeurt overal, onder liberalen en conservatieven, agnostici en gelovigen, rijken en armen, Oosten en Westen in dezelfde mate. We hebben de neiging om clusters te vormen op basis van gelijkenis, en dan produceren we stereotiepen over andere clusters van mensen. Volgens mij is één manier om deze culturele getto's te overstijgen de kunst van het vertellen. Verhalen kunnen geen grenzen vernietigen, maar ze kunnen wel gaten maken in onze mentale muren. Door deze gaten kunnen we een glimp opvangen van de andere en kunnen we soms zelfs houden van wat we zien.
I started writing fiction at the age of eight. My mother came home one day with a turquoise notebook and asked me if I'd be interested in keeping a personal journal. In retrospect, I think she was slightly worried about my sanity. I was constantly telling stories at home, which was good, except I told this to imaginary friends around me, which was not so good. I was an introverted child, to the point of communicating with colored crayons and apologizing to objects when I bumped into them, so my mother thought it might do me good to write down my day-to-day experiences and emotions. What she didn't know was that I thought my life was terribly boring, and the last thing I wanted to do was to write about myself. Instead, I began to write about people other than me and things that never really happened. And thus began my life-long passion for writing fiction. So from the very beginning, fiction for me was less of an autobiographical manifestation than a transcendental journey into other lives, other possibilities. And please bear with me: I'll draw a circle and come back to this point.
Ik was acht toen ik fictie begon te schrijven. Mijn moeder kwam op zekere dag thuis met een turquoise schrift en vroeg mij of ik een persoonlijk dagboek zou willen bijhouden. Als ik erop terugkijk denk ik dat ze zich wat zorgen maakte over mijn geestelijke gezondheid. Ik vertelde thuis constant verhalen, wat goed was, behalve dat ik ze aan denkbeeldige vrienden vertelde, wat niet zo goed was. Ik was een introvert kind zozeer zelfs dat ik met kleurpotloden communiceerde en mij verontschuldigde bij objecten als ik ertegen aanliep. Mijn moeder dacht dat het mij goed zou doen om mijn ervaringen en emoties van elke dag neer te schrijven. Wat ze niet wist was dat ik mijn leven vreselijk saai vond en dat het laatste wat ik wilde doen schrijven over mijzelf was. In plaats daarvan begon ik te schrijven over andere mensen en dingen die in werkelijkheid nooit gebeurd waren. Zo begon mijn levenslange passie voor het schrijven van fictie. Vanaf het prille begin was fictie voor mij niet zozeer een autobiografische manifestatie als wel een transcendentale reis naar andere levens, andere mogelijkheden. Heb alstublieft geduld met mij. Ik zal een cirkel tekenen en op dit punt terugkeren.
Now one other thing happened around this same time. My mother became a diplomat. So from this small, superstitious, middle-class neighborhood of my grandmother, I was zoomed into this posh, international school [in Madrid], where I was the only Turk. It was here that I had my first encounter with what I call the "representative foreigner." In our classroom, there were children from all nationalities, yet this diversity did not necessarily lead to a cosmopolitan, egalitarian classroom democracy. Instead, it generated an atmosphere in which each child was seen -- not as an individual on his own, but as the representative of something larger. We were like a miniature United Nations, which was fun, except whenever something negative, with regards to a nation or a religion, took place. The child who represented it was mocked, ridiculed and bullied endlessly. And I should know, because during the time I attended that school, a military takeover happened in my country, a gunman of my nationality nearly killed the Pope, and Turkey got zero points in [the] Eurovision Song Contest. (Laughter)
Omstreeks deze periode gebeurde nog iets anders. Mijn moeder werd diplomaat. En dus werd ik vanuit de kleine, bijgelovige, middenklassebuurt van mijn grootmoeder gekatapulteerd naar een chique internationale school waar ik de enige Turk was. Hier had ik mijn eerste ontmoeting met wat ik de "representatieve buitenlander" noem. In onze klas zaten kinderen van alle nationaliteiten. Toch leidde deze diversiteit niet noodzakelijk tot een kosmopolitische, egalitaire democratie in de klas. Het zorgde integendeel voor een sfeer waarin elk kind werd gezien niet als een individu op zichzelf, maar als een vertegenwoordiger van iets groters. We waren als een mini-Verenigde Naties, wat leuk was, behalve als er iets negatiefs gebeurde in verband met een natie of een godsdienst. Het kind dat er de vertegenwoordiger van was werd uitgelachen, belachelijk gemaakt en eindeloos gepest. En ik kan het weten, want terwijl ik daar op school zat was er een militaire coup in mijn land, vermoordde een schutter met mijn nationaliteit bijna de Paus en kreeg Turkije nul punten in het Eurovisiesongfestival; (Gelach)
I skipped school often and dreamed of becoming a sailor during those days. I also had my first taste of cultural stereotypes there. The other children asked me about the movie "Midnight Express," which I had not seen; they inquired how many cigarettes a day I smoked, because they thought all Turks were heavy smokers, and they wondered at what age I would start covering my hair. I came to learn that these were the three main stereotypes about my country: politics, cigarettes and the veil. After Spain, we went to Jordan, Germany and Ankara again. Everywhere I went, I felt like my imagination was the only suitcase I could take with me. Stories gave me a sense of center, continuity and coherence, the three big Cs that I otherwise lacked.
Ik spijbelde vaak en droomde ervan om matroos te worden in die dagen. Ik proefde daar ook voor het eerst culturele stereotiepen. De andere kinderen vroegen mij naar de film "Midnight Express", die ik niet had gezien. Ze vroegen hoeveel sigaretten ik per dag rookte, want ze dachten dat alle Turken zware rokers waren. En ze vroegen zich af op welke leeftijd ik mijn haar zou gaan bedekken. Ik leerde dat dit de drie belangrijkste stereotiepen over mijn land waren: politiek, sigaretten en de sluier. Na Spanje gingen we naar Jordanië, Duitsland en opnieuw naar Ankara. Overal waar ik kwam had ik het gevoel dat mijn verbeelding de enige koffer was die ik mee kon nemen. Verhalen gaven me een gevoel van centrum, continuïteit en coherentie, de drie grote C's die ik anders ontbrak.
In my mid-twenties, I moved to Istanbul, the city I adore. I lived in a very vibrant, diverse neighborhood where I wrote several of my novels. I was in Istanbul when the earthquake hit in 1999. When I ran out of the building at three in the morning, I saw something that stopped me in my tracks. There was the local grocer there -- a grumpy, old man who didn't sell alcohol and didn't speak to marginals. He was sitting next to a transvestite with a long black wig and mascara running down her cheeks. I watched the man open a pack of cigarettes with trembling hands and offer one to her, and that is the image of the night of the earthquake in my mind today -- a conservative grocer and a crying transvestite smoking together on the sidewalk. In the face of death and destruction, our mundane differences evaporated, and we all became one even if for a few hours. But I've always believed that stories, too, have a similar effect on us. I'm not saying that fiction has the magnitude of an earthquake, but when we are reading a good novel, we leave our small, cozy apartments behind, go out into the night alone and start getting to know people we had never met before and perhaps had even been biased against.
Toen ik midden twintig was verhuisde ik naar Istanboel, de stad die ik aanbid. Ik woonde in een zeer bruisende, diverse buurt waar ik verschillende van mijn romans schreef. Ik was in Istanboel toen er een aardbeving was in 1999. Toen ik uit het gebouw rende om drie uur 's ochtends zag ik iets dat mij onmiddellijk halt deed houden. Daar zat de plaatselijke kruidenier, een knorrige oude man die geen alcohol verkocht en niet met marginalen sprak. Hij zat naast een travestiet met een lange zwarte pruik en mascara die uitliep over haar kaken. Ik zag de man een pak sigaretten openen, met trillende handen, en er haar een aanbieden Dat is het beeld van de nacht van de aardbeving in mijn hoofd vandaag, een conservatieve kruidenier en een huilende travestiet die samen roken op de stoep. Toen we voor dood en vernieling stonden verdampten onze wereldse verschillen en werden we allemaal één al was het maar voor een paar uur. Ik heb altijd geloofd dat verhalen ook zo'n effect op ons hebben. Ik zeg niet dat fictie de omvang van een aardbeving heeft. Maar als we een goede roman lezen verlaten we onze kleine gezellige flats, gaan we alleen de nacht in en leren we mensen kennen die we nooit hadden ontmoet en waar we misschien zelfs een vooroordeel tegen hadden.
Shortly after, I went to a women's college in Boston, then Michigan. I experienced this, not so much as a geographical shift, as a linguistic one. I started writing fiction in English. I'm not an immigrant, refugee or exile -- they ask me why I do this -- but the commute between languages gives me the chance to recreate myself. I love writing in Turkish, which to me is very poetic and very emotional, and I love writing in English, which to me is very mathematical and cerebral. So I feel connected to each language in a different way. For me, like millions of other people around the world today, English is an acquired language. When you're a latecomer to a language, what happens is you live there with a continuous and perpetual frustration. As latecomers, we always want to say more, you know, crack better jokes, say better things, but we end up saying less because there's a gap between the mind and the tongue. And that gap is very intimidating. But if we manage not to be frightened by it, it's also stimulating. And this is what I discovered in Boston -- that frustration was very stimulating.
Korte tijd later vertrok ik naar een vrouwenuniversiteit, eerst in Boston, toen in Michigan. Ik ervoer dit niet zozeer als een geografische verplaatsing als wel als een linguïstische. Ik begon fictie te schrijven in het Engels. Ik ben geen immigrant, vluchteling of balling. Ze vragen mij waarom ik dit doe. Pendelen tussen talen geeft mij de kans mezelf te herscheppen. Ik hou van schrijven in het Turks. Dat is voor mij erg poëtisch en emotioneel. En ik hou van schrijven in het Engels. Dat is voor mij erg wiskundig en cerebraal. Ik voel me met elke taal op een andere manier verbonden. Voor mij, zoals voor miljoenen andere mensen op de wereld vandaag, is Engels een aangeleerde taal. Als je pas laat bij een taal aankomt leef je er mee met een continue en eeuwige frustratie. Als laatkomers willen we altijd meer zeggen, betere grapjes maken, betere dingen zeggen. Maar uiteindelijk zeggen we minder omdat er een kloof is tussen de geest en de tong. Die kloof is erg intimiderend. Maar als we ons er niet door laten afschrikken is hij ook stimulerend. Dit is wat ik ontdekte in Boston: dat frustratie erg stimulerend was.
At this stage, my grandmother, who had been watching the course of my life with increasing anxiety, started to include in her daily prayers that I urgently get married so that I could settle down once and for all. And because God loves her, I did get married. (Laughter) But instead of settling down, I went to Arizona. And since my husband is in Istanbul, I started commuting between Arizona and Istanbul -- the two places on the surface of earth that couldn't be more different. I guess one part of me has always been a nomad, physically and spiritually. Stories accompany me, keeping my pieces and memories together, like an existential glue.
Op dit punt begon mijn grootmoeder, die mijn levensloop had gevolgd met groeiende angst, in haar dagelijkse gebeden op te nemen dat ik dringend zou trouwen zodat ik mezelf voorgoed kon settelen. En omdat God van haar houdt trouwde ik inderdaad. (Gelach) Maar in plaats te settelen ging ik naar Arizona. En omdat mijn man in Istanboel woont begon ik te pendelen tussen Arizona en Istanboel. Twee plaatsen op het aardoppervlak die niet verschillender kunnen zijn. Ik veronderstel dat een deel van mij altijd een nomade is geweest, fysiek en spiritueel. Verhalen vergezellen mij, houden mijn onderdelen en herinneringen samen, als een existentiële lijm.
Yet as much as I love stories, recently, I've also begun to think that they lose their magic if and when a story is seen as more than a story. And this is a subject that I would love to think about together. When my first novel written in English came out in America, I heard an interesting remark from a literary critic. "I liked your book," he said, "but I wish you had written it differently." (Laughter) I asked him what he meant by that. He said, "Well, look at it. There's so many Spanish, American, Hispanic characters in it, but there's only one Turkish character and it's a man." Now the novel took place on a university campus in Boston, so to me, it was normal that there be more international characters in it than Turkish characters, but I understood what my critic was looking for. And I also understood that I would keep disappointing him. He wanted to see the manifestation of my identity. He was looking for a Turkish woman in the book because I happened to be one.
Maar hoe ik ook van verhalen houd, ik ben recent ook beginnen te denken dat ze hun magie verliezen als een verhaal gezien wordt als meer dan een verhaal. Dit is een onderwerp waarover ik graag samen zou nadenken. Toen mijn eerste in het Engels geschreven roman uitkwam in Amerika hoorde ik een interessante opmerking van een recensent. "Ik vond je boek goed", zei hij, "maar ik wou dat je het anders had geschreven." (Gelach) Ik vroeg hem wat hij daarmee bedoelde. Hij zei: "Kijk eens, er zitten zoveel Spaanse, Amerikaanse en Hispanic personages in, maar er is maar één Turks personage en dat is een man." De roman speelde zich af op een universiteitscampus in Boston. Voor mij was het dus normaal dat er meer internationale personages in zouden zitten dan Turkse personages. Maar ik begreep waar mijn recensent naar zocht. En ik begreep ook dat ik hem zou blijven teleurstellen. Hij wou de manifestatie van mijn identiteit zien. Hij zocht een Turkse vrouw in het boek omdat ik er toevallig een was.
We often talk about how stories change the world, but we should also see how the world of identity politics affects the way stories are being circulated, read and reviewed. Many authors feel this pressure, but non-Western authors feel it more heavily. If you're a woman writer from the Muslim world, like me, then you are expected to write the stories of Muslim women and, preferably, the unhappy stories of unhappy Muslim women. You're expected to write informative, poignant and characteristic stories and leave the experimental and avant-garde to your Western colleagues. What I experienced as a child in that school in Madrid is happening in the literary world today. Writers are not seen as creative individuals on their own, but as the representatives of their respective cultures: a few authors from China, a few from Turkey, a few from Nigeria. We're all thought to have something very distinctive, if not peculiar.
We praten vaak over hoe verhalen de wereld veranderen. We zouden ook moeten zien hoe de wereld van de identiteitspolitiek de manier beïnvloedt waarop verhalen in omloop worden gebracht, gelezen en gerecenseerd. Vele auteurs voelen deze druk, maar niet-Westerse auteurs voelen die sterker. Als je een vrouwelijke auteur uit de moslimwereld bent, zoals ik, dan wordt er verwacht dat je de verhalen schrijft van moslimvrouwen, en bij voorkeur de ongelukkige verhalen van ongelukkige moslimvrouwen. Er wordt verwacht dat je informatieve, scherpe en karakteristieke verhalen schrijft en dat je het experiment en de avant-garde aan je Westerse collega's laat. Wat ik ervoer als kind op die school in Madrid gebeurt vandaag in de literaire wereld. Schrijvers worden niet gezien als creatieve individuen op zichzelf maar als de vertegenwoordigers van hun respectieve culturen. Enkele auteurs uit China, enkele uit Turkije, enkele uit Nigeria. Van elk van ons denkt men dat we iets karakteristieks hebben, zoniet iets eigenaardigs.
The writer and commuter James Baldwin gave an interview in 1984 in which he was repeatedly asked about his homosexuality. When the interviewer tried to pigeonhole him as a gay writer, Baldwin stopped and said, "But don't you see? There's nothing in me that is not in everybody else, and nothing in everybody else that is not in me." When identity politics tries to put labels on us, it is our freedom of imagination that is in danger. There's a fuzzy category called multicultural literature in which all authors from outside the Western world are lumped together. I never forget my first multicultural reading, in Harvard Square about 10 years ago. We were three writers, one from the Philippines, one Turkish and one Indonesian -- like a joke, you know. (Laughter) And the reason why we were brought together was not because we shared an artistic style or a literary taste. It was only because of our passports. Multicultural writers are expected to tell real stories, not so much the imaginary. A function is attributed to fiction. In this way, not only the writers themselves, but also their fictional characters become the representatives of something larger.
De schrijver en pendelaar James Baldwin gaf een interview in 1984 waarin hem herhaaldelijk werd gevraagd naar zijn homosexualiteit. Toen de interviewer hem in het hokje probeerde te stoppen van homoschrijver stopte Baldwin en zei: "Maar zie je dan niet dat er niets in mij is dat niet in alle anderen zit, en niets in alle anderen dat niet in mij zit." Als identiteitspolitiek probeert om etiketten op ons te kleven dan is het onze vrijheid van verbeelding die in gevaar is. Er is een fuzzy categorie die multiculturele literatuur wordt genoemd waarin alle auteurs van buiten de Westerse wereld op één hoop worden gegooid. Ik vergeet nooit mijn eerste multiculturele lezing op Harvard Square, een tiental jaar geleden. We waren met drie schrijvers, één uit de Filippijnen, één Turkse en één Indonesische - alsof het een grap was. (Gelach) En de reden waarom we bij elkaar waren gebracht was niet omdat we een artistieke stijl deelden of een literaire smaak. Het was enkel om onze paspoorten. Multiculturele schrijvers worden verondersteld echte verhalen te vertellen, niet zozeer imaginaire. Fictie krijgt een functie. Op deze manier worden niet alleen de schrijvers zelf maar ook hun fictieve personages de vertegenwoordigers van iets groters.
But I must quickly add that this tendency to see a story as more than a story does not solely come from the West. It comes from everywhere. And I experienced this firsthand when I was put on trial in 2005 for the words my fictional characters uttered in a novel. I had intended to write a constructive, multi-layered novel about an Armenian and a Turkish family through the eyes of women. My micro story became a macro issue when I was prosecuted. Some people criticized, others praised me for writing about the Turkish-Armenian conflict. But there were times when I wanted to remind both sides that this was fiction. It was just a story. And when I say, "just a story," I'm not trying to belittle my work. I want to love and celebrate fiction for what it is, not as a means to an end.
Maar ik moet er snel aan toevoegen dat deze tendens om een verhaal te zien als meer dan een verhaal niet alleen uit het Westen komt. Hij komt van overal. Ik heb dit uit eerste hand ervaren toen ik in 2005 moest terechtstaan voor de woorden die mijn fictieve personages hadden geuit in een roman. Ik had de bedoeling gehad om een constructieve, gelaagde roman te schrijven over een Armeense en een Turkse familie door de ogen van vrouwen. Mijn microverhaal werd een macrokwestie toen ik werd vervolgd. Sommige mensen hadden kritiek, anderen prezen mij omdat ik schreef over het Turks-Armeense conflict. Maar er waren momenten dat ik beide kanten eraan wilde herinneren dat dit fictie was. Het was maar een verhaal. En als ik zeg "maar een verhaal", dan probeer ik mijn werk niet te kleineren. Ik wil houden van fictie en haar bejubelen om wat ze is, niet als een middel tot een doel.
Writers are entitled to their political opinions, and there are good political novels out there, but the language of fiction is not the language of daily politics. Chekhov said, "The solution to a problem and the correct way of posing the question are two completely separate things. And only the latter is an artist's responsibility." Identity politics divides us. Fiction connects. One is interested in sweeping generalizations. The other, in nuances. One draws boundaries. The other recognizes no frontiers. Identity politics is made of solid bricks. Fiction is flowing water.
Schrijvers hebben recht op hun politieke mening en er zijn goede politieke romans, maar de taal van de fictie is niet de taal van de dagelijkse politiek. Tsjechov zei: "De oplossing voor een probleem en de correcte manier om de vraag te stellen zijn twee volkomen gescheiden dingen. Alleen het laatste is de verantwoordelijkheid van de kunstenaar." Identiteitspolitiek verdeelt ons. Fictie verbindt. Het ene heeft belang bij ruime veralgemeningen. Het andere bij nuances. Het ene trekt grenzen. Het andere erkent geen grenzen. Identiteitspolitiek is gemaakt van massieve baksteen. Fictie is stromend water.
In the Ottoman times, there were itinerant storytellers called "meddah." They would go to coffee houses, where they would tell a story in front of an audience, often improvising. With each new person in the story, the meddah would change his voice, impersonating that character. Everybody could go and listen, you know -- ordinary people, even the sultan, Muslims and non-Muslims. Stories cut across all boundaries, like "The Tales of Nasreddin Hodja," which were very popular throughout the Middle East, North Africa, the Balkans and Asia. Today, stories continue to transcend borders. When Palestinian and Israeli politicians talk, they usually don't listen to each other, but a Palestinian reader still reads a novel by a Jewish author, and vice versa, connecting and empathizing with the narrator. Literature has to take us beyond. If it cannot take us there, it is not good literature.
In de Ottomaanse tijden waren er rondtrekkende vertellers, zogenaamde "meddah". Ze gingen naar koffiehuizen waar ze een verhaal vertelden voor een publiek, vaak al improviserend. Voor elk nieuw personage in het verhaal veranderde de meddah zijn stem, om het personage gestalte te geven. Iedereen kon gaan luisteren: gewone mensen, zelfs de sultan, moslims en niet-moslims. Verhalen overschreden alle grenzen. Zoals "De verhalen van Nasreddin Hodja", die erg populair waren in heel het Midden-Oosten, Noord-Afrika, de Balkan en Azië. Vandaag blijven verhalen grenzen overschrijden. Als Palestijnse en Israëlische politici praten, dan luisteren ze meestal niet naar elkaar. Maar een Palestijnse lezer leest nog steeds een boek van een Joodse auteur en vice versa, er is verbinding en empathie met de verteller. Literatuur moet ons verder brengen. Als het ons daar niet kan brengen is het geen goede literatuur.
Books have saved the introverted, timid child that I was -- that I once was. But I'm also aware of the danger of fetishizing them. When the poet and mystic, Rumi, met his spiritual companion, Shams of Tabriz, one of the first things the latter did was to toss Rumi's books into water and watch the letters dissolve. The Sufis say, "Knowledge that takes you not beyond yourself is far worse than ignorance." The problem with today's cultural ghettos is not lack of knowledge -- we know a lot about each other, or so we think -- but knowledge that takes us not beyond ourselves: it makes us elitist, distant and disconnected. There's a metaphor which I love: living like a drawing compass. As you know, one leg of the compass is static, rooted in a place. Meanwhile, the other leg draws a wide circle, constantly moving. Like that, my fiction as well. One part of it is rooted in Istanbul, with strong Turkish roots, but the other part travels the world, connecting to different cultures. In that sense, I like to think of my fiction as both local and universal, both from here and everywhere.
Boeken hebben het introverte, verlegen kind gered dat ik ooit was. Maar ik ben mij ook bewust van het gevaar om er fetisjen van te maken. Toen de dichter en mysticus, Rumi, zijn spirituele compaan ontmoette, Shams van Tabriz, was één van diens eerste daden dat hij Rumi's boeken in het water gooide en keek naar de letters die zich oplosten. De Soefi's zeggen: "Kennis die je niet verder brengt dan jezelf is veel erger dan onwetendheid." Het probleem van de culturele getto's van vandaag is niet gebrek aan kennis. We weten veel over elkaar, of dat denken we. Maar kennis die ons niet verder brengt dan onszelf maakt ons elitair, afstandelijk en losgekoppeld. Er is een metafoor waar ik van hou: leven als een passer. Zoals je weet is één been van de passer statisch, vast op een plaats. Ondertussen tekent het andere been een wijde cirkel, constant in beweging. Dat doet mijn fictie ook. Een deel ervan is geworteld in Istanboel met sterke Turkse wortels. Het andere deel reist over de wereld en verbindt zich met verschillende culturen. In die zin zie ik mijn fictie graag als tegelijk locaal en universeel, tegelijk van hier en van overal.
Now those of you who have been to Istanbul have probably seen Topkapi Palace, which was the residence of Ottoman sultans for more than 400 years. In the palace, just outside the quarters of the favorite concubines, there's an area called The Gathering Place of the Djinn. It's between buildings. I'm intrigued by this concept. We usually distrust those areas that fall in between things. We see them as the domain of supernatural creatures like the djinn, who are made of smokeless fire and are the symbol of elusiveness. But my point is perhaps that elusive space is what writers and artists need most. When I write fiction I cherish elusiveness and changeability. I like not knowing what will happen 10 pages later. I like it when my characters surprise me. I might write about a Muslim woman in one novel, and perhaps it will be a very happy story, and in my next book, I might write about a handsome, gay professor in Norway. As long as it comes from our hearts, we can write about anything and everything.
Diegenen van jullie die in Istanboel zijn geweest hebben waarschijnlijk het Topkapipaleis gezien dat de residentie was van de Ottomaanse sultans gedurende meer dan 400 jaar. In het paleis, net buiten de vertrekken van de favoriete concubines is een plek die de Verzamelplaats van de Djinn heet. Het ligt tussen de gebouwen. Dit concept intrigeert me. We wantrouwen meestal de plekken die tussen dingen in vallen. We zien ze als het domein van bovennatuurlijke schepsels als de djinn, die bestaan uit rookloos vuur en symbool zijn van ongrijpbaarheid. Maar mijn punt is dat ongrijpbare ruimte wellicht is wat schrijvers en kunstenaars het meeste nodig hebben. Als ik fictie schrijf dan koester ik ongrijpbaarheid en veranderlijkheid. Ik hou ervan dat ik niet weet wat 10 pagina's verder zal gebeuren. Ik hou ervan dat mijn personages mij verrassen. Ik schrijf misschien over een moslimvrouw in de ene roman. En dat wordt misschien een heel vrolijk verhaal. En in mijn volgende boek schrijf ik misschien over een knappe homoprofessor in Noorwegen. Zolang het uit ons hart komt, kunnen we schrijven over eender wat en alles.
Audre Lorde once said, "The white fathers taught us to say, 'I think, therefore I am.'" She suggested, "I feel, therefore I am free." I think it was a wonderful paradigm shift. And yet, why is it that, in creative writing courses today, the very first thing we teach students is "write what you know"? Perhaps that's not the right way to start at all. Imaginative literature is not necessarily about writing who we are or what we know or what our identity is about. We should teach young people and ourselves to expand our hearts and write what we can feel. We should get out of our cultural ghetto and go visit the next one and the next.
Audre Lorde zei eens: "De blanke vaders leerden ons zeggen 'Ik denk, dus ik ben.'" Zij stelde voor: "Ik voel, dus ik ben vrij." Ik denk dat dat een prachtige paradigmaverschuiving was. En toch, waarom is het dat in cursussen creatief schrijven vandaag het allereerste ding dat we studenten aanleren is: schrijf wat je kent? Misschien is dat helemaal niet de beste manier om te starten. Literatuur van de verbeelding gaat niet noodzakelijk om schrijven over wie we zijn of wat we kennen, of waar onze identiteit om draait. We moeten jonge mensen en onszelf leren om ons hart te verruimen en te schrijven wat we kunnen voelen. We moeten ons culturele getto verlaten en het volgende bezoeken en het volgende.
In the end, stories move like whirling dervishes, drawing circles beyond circles. They connect all humanity, regardless of identity politics, and that is the good news. And I would like to finish with an old Sufi poem: "Come, let us be friends for once; let us make life easy on us; let us be lovers and loved ones; the earth shall be left to no one."
Uiteindelijk bewegen verhalen als draaiende derwisjen, die cirkels buiten cirkels tekenen. Ze verbinden de hele mensheid, wars van identiteitspolitiek. Dat is het goede nieuws. Ik zou willen afsluiten met een oud Soefi-gedicht. "Kom, laat ons voor één keer vrienden zijn; laat ons onszelf het leven gemakkelijk maken; laat ons minnaars en beminden zijn; de aarde zal aan niemand worden nagelaten."
Thank you.
Dankjewel.
(Applause)
(Applaus)