Delighted to be here and to talk to you about a subject dear to my heart, which is beauty. I do the philosophy of art, aesthetics, actually, for a living. I try to figure out intellectually, philosophically, psychologically, what the experience of beauty is, what sensibly can be said about it and how people go off the rails in trying to understand it. Now this is an extremely complicated subject, in part because the things that we call beautiful are so different. I mean just think of the sheer variety -- a baby's face, Berlioz's "Harold in Italy," movies like "The Wizard of Oz" or the plays of Chekhov, a central California landscape, a Hokusai view of Mt. Fuji, "Der Rosenkavalier," a stunning match-winning goal in a World Cup soccer match, Van Gogh's "Starry Night," a Jane Austen novel, Fred Astaire dancing across the screen. This brief list includes human beings, natural landforms, works of art and skilled human actions. An account that explains the presence of beauty in everything on this list is not going to be easy.
Leuk om hier te zijn om met jullie te praten over een onderwerp dat mij na aan het hart ligt, namelijk schoonheid. Ik hou me bezig met de filosofie van kunst en esthetiek, eigenlijk, als broodwinning. Ik probeer filosofisch en psychologisch te begrijpen, wat de ervaring van schoonheid is, wat er verstandig over kan worden gezegd en hoe mensen de weg kwijtraken in het proberen te begrijpen. Nu is dit een uiterst gecompliceerd onderwerp, deels omdat de dingen die we mooi noemen zo verschillend zijn. Denk maar aan de enorme verscheidenheid - een kindergezichtje, Berlioz' "Harold in Italië", films als "The Wizard of Oz", of de toneelstukken van Tsjechov, een Centraal Californisch landschap, een zicht op de Fuji-berg van Hokusai, "Der Rosenkavalier", een prachtig wedstrijdwinnend doelpunt in een wereldbekerwedstrijd, Van Gogh's "Sterrennacht", een roman van Jane Austen, Fred Astaire dansend over het scherm. Deze korte lijst omvat mensen, natuurlijke terreinvormen, kunstwerken en kunstig menselijk handelen. Een uitleg geven die de aanwezigheid van schoonheid in alles op deze lijst verklaart zal niet eenvoudig zijn.
I can, however, give you at least a taste of what I regard as the most powerful theory of beauty we yet have. And we get it not from a philosopher of art, not from a postmodern art theorist or a bigwig art critic. No, this theory comes from an expert on barnacles and worms and pigeon breeding, and you know who I mean: Charles Darwin. Of course, a lot of people think they already know the proper answer to the question, "What is beauty?" It's in the eye of the beholder. It's whatever moves you personally. Or, as some people, especially academics prefer, beauty is in the culturally conditioned eye of the beholder. People agree that paintings or movies or music are beautiful because their cultures determine a uniformity of aesthetic taste. Taste for both natural beauty and for the arts travel across cultures with great ease. Beethoven is adored in Japan. Peruvians love Japanese woodblock prints. Inca sculptures are regarded as treasures in British museums, while Shakespeare is translated into every major language of the Earth. Or just think about American jazz or American movies -- they go everywhere. There are many differences among the arts, but there are also universal, cross-cultural aesthetic pleasures and values.
Ik kan jullie echter tenminste een voorproefje geven van wat ik beschouw als de meest krachtige theorie van schoonheid die wij totnogtoe hebben. En we krijgen ze dit keer niet van een kunstfilosoof noch van een postmoderne kunsttheoreticus of een vooraanstaand kunstcriticus. Nee, deze theorie komt van een deskundige in zeepokken, wormen en duiven fokken. En jullie weten wie ik bedoel - Charles Darwin. Natuurlijk, veel mensen denken dat ze het goede antwoord op de vraag "Wat is schoonheid?" al weten. Ze ligt in het oog van de toeschouwer. Het is wat je persoonlijk beweegt. Of, zoals sommige mensen - met name academici - verkiezen, schoonheid ligt in het cultureel geconditioneerde oog van de toeschouwer. Mensen zijn het erover eens dat schilderijen, films of muziek mooi zijn omdat hun culturen de uniformiteit van de esthetische smaak bepalen. Smaak voor zowel natuurlijke schoonheid en de kunsten overbrugt de culturen met groot gemak. Beethoven wordt aanbeden in Japan. Peruanen houden van Japanse houtsneden. Inca-sculpturen worden als schatten beschouwd in Britse musea, terwijl Shakespeare is vertaald in elke grote taal van de aarde. Of denk maar aan Amerikaanse jazz of Amerikaanse films - je vindt ze overal. Er zijn veel verschillen tussen de kunsten, maar er zijn ook universele, cross-culturele esthetische genoegens en waarden.
How can we explain this universality? The best answer lies in trying to reconstruct a Darwinian evolutionary history of our artistic and aesthetic tastes. We need to reverse-engineer our present artistic tastes and preferences and explain how they came to be engraved in our minds by the actions of both our prehistoric, largely pleistocene environments, where we became fully human, but also by the social situations in which we evolved. This reverse engineering can also enlist help from the human record preserved in prehistory. I mean fossils, cave paintings and so forth. And it should take into account what we know of the aesthetic interests of isolated hunter-gatherer bands that survived into the 19th and the 20th centuries.
Hoe kunnen we deze universaliteit verklaren? Het beste antwoord ligt in het proberen de darwinistische evolutionaire geschiedenis van onze artistieke en esthetische smaak te reconstrueren. We moeten proberen te achterhalen hoe onze huidige artistieke smaak en voorkeuren zich hebben ontwikkeld en uitleggen hoe ze zo in onze geesten werden vastgelegd. Door de acties van zowel onze prehistorische, grotendeels Pleistocene omgevingen, waar we volledig mens werden, maar ook door de sociale situaties waarin we evolueerden. Deze 'reverse engineering' kan ook een beroep doen op de hulp van het menselijk archief bewaard in de prehistorie. Ik bedoel fossielen, grotschilderingen enzovoort. En we moeten rekening houden met wat we weten van de esthetische interesses van geïsoleerde groepen van jager-verzamelaars die overleefden tot in de 19e en 20e eeuw.
Now, I personally have no doubt whatsoever that the experience of beauty, with its emotional intensity and pleasure, belongs to our evolved human psychology. The experience of beauty is one component in a whole series of Darwinian adaptations. Beauty is an adaptive effect, which we extend and intensify in the creation and enjoyment of works of art and entertainment. As many of you will know, evolution operates by two main primary mechanisms. The first of these is natural selection -- that's random mutation and selective retention -- along with our basic anatomy and physiology -- the evolution of the pancreas or the eye or the fingernails. Natural selection also explains many basic revulsions, such as the horrid smell of rotting meat, or fears, such as the fear of snakes or standing close to the edge of a cliff. Natural selection also explains pleasures -- sexual pleasure, our liking for sweet, fat and proteins, which in turn explains a lot of popular foods, from ripe fruits through chocolate malts and barbecued ribs.
Ik heb persoonlijk niet de minste twijfel dat de ervaring van schoonheid, met haar emotionele intensiteit en genot, behoort tot onze geëvolueerde menselijke psychologie. De ervaring van schoonheid is een onderdeel in een hele reeks van Darwinistische aanpassingen. Schoonheid is een adaptief gevolg, dat we uitbreiden en intensifiëren in het creëren en het genieten van werken van kunst en vermaak. Zoals velen van jullie wel zullen weten, werkt evolutie middels twee belangrijke primaire mechanismen. De eerste hiervan is natuurlijke selectie - dat is een willekeurige mutatie en selectief behoud - samen met onze anatomie en fysiologie - zoals de evolutie van de alvleesklier of het oog of de vingernagels. Natuurlijke selectie verklaart ook waarom we van bepaalde zaken walgen zoals de vreselijke geur van rottend vlees, of angsten, zoals de angst voor slangen of dicht bij de rand van een klif staan. Natuurlijke selectie verklaart ook genoegens - seksueel genot, onze voorliefde voor zoet, vet en eiwitten, wat op zijn beurt weer al die populaire voedingsmiddelen verklaart, van rijpe vruchten en chocolade tot barbecue-ribben.
The other great principle of evolution is sexual selection, and it operates very differently. The peacock's magnificent tail is the most famous example of this. It did not evolve for natural survival. In fact, it goes against natural survival. No, the peacock's tail results from the mating choices made by peahens. It's quite a familiar story. It's women who actually push history forward. Darwin himself, by the way, had no doubts that the peacock's tail was beautiful in the eyes of the peahen. He actually used that word. Now, keeping these ideas firmly in mind, we can say that the experience of beauty is one of the ways that evolution has of arousing and sustaining interest or fascination, even obsession, in order to encourage us toward making the most adaptive decisions for survival and reproduction. Beauty is nature's way of acting at a distance, so to speak. I mean, you can't expect to eat an adaptively beneficial landscape. It would hardly do to eat your baby or your lover. So evolution's trick is to make them beautiful, to have them exert a kind of magnetism to give you the pleasure of simply looking at them.
Het andere grote principe van de evolutie is de seksuele selectie, die heel anders werkt. De prachtige staart van de pauw is daar het meest bekende voorbeeld van. Die evolueerde niet voor het natuurlijke overleven. In feite gaat die tegen de natuurlijke overleving in. Nee, de pauwenstaart is het resultaat van de paringkeuzes van pauwinnen. Het is een nogal bekend verhaal. Het zijn vrouwen die de geschiedenis richting geven. Darwin zelf had er geen twijfels over dat de pauwenstaart mooi was in de ogen van de pauwin. Hij gebruikte letterlijk dat woord. Met deze ideeën stevig in het achterhoofd, kunnen we zeggen dat de ervaring van schoonheid een van de manieren is waarop de evolutie zorgt voor het opwekken en in stand houden van interesse of fascinatie, zelfs obsessie, om ons aan te moedigen de meest adaptieve beslissingen voor overleving en voortplanting te nemen. Schoonheid is de manier waarop de natuur op afstand te werkt, bij wijze van spreken. Ik bedoel, jullie kunt niet verwachten dat je een adaptief voordelig landschap kan eten. En ook niet je baby of je geliefde. Dus de evolutionaire truc bestaat erin om ze mooi te maken, om ze een soort van magnetisme te laten uitoefenen waardoor het alleen al een genot is naar hen te kijken.
Consider briefly an important source of aesthetic pleasure, the magnetic pull of beautiful landscapes. People in very different cultures all over the world tend to like a particular kind of landscape, a landscape that just happens to be similar to the pleistocene savannas where we evolved. This landscape shows up today on calendars, on postcards, in the design of golf courses and public parks and in gold-framed pictures that hang in living rooms from New York to New Zealand. It's a kind of Hudson River school landscape featuring open spaces of low grasses interspersed with copses of trees. The trees, by the way, are often preferred if they fork near the ground, that is to say, if they're trees you could scramble up if you were in a tight fix. The landscape shows the presence of water directly in view, or evidence of water in a bluish distance, indications of animal or bird life as well as diverse greenery and finally -- get this -- a path or a road, perhaps a riverbank or a shoreline, that extends into the distance, almost inviting you to follow it. This landscape type is regarded as beautiful, even by people in countries that don't have it. The ideal savanna landscape is one of the clearest examples where human beings everywhere find beauty in similar visual experience.
Denk even aan een belangrijke bron van esthetisch plezier, de magnetische aantrekkingskracht van mooie landschappen. Mensen in zeer verschillende culturen over de hele wereld hebben de neiging om te houden van een bepaald soort landschap, een landschap dat toevallig gelijkt op de Pleistocene savannes waarin we zijn geëvolueerd. Dit landschap vind je vandaag nog op kalenders, kaarten, in het ontwerp van golfbanen en openbare parken en in de in goud ingelijste foto's die in huiskamers van New York tot Nieuw-Zeeland hangen. Het is een soort van Hudson River School-landschap met open ruimten van lage grassen afgewisseld met bosjes van bomen. De bomen, tussen haakjes, zien we het liefst met takken tot dicht bij de grond, dat wil zeggen, dat je er makkelijk kon inklimmen in een noodsituatie. Het landschap toont de aanwezigheid van rechtstreeks zichtbaar water, of een teken van water in de blauwachtige verte, aanduidingen van dierlijk leven evenals diverse soorten groen en ten slotte - let op - een pad of een weg, misschien een rivieroever of een kustlijn, die zich uitstrekt in de verte, en je bijna uitnodigt om het te volgen. Dit soort landschap wordt mooi gevonden, zelfs door mensen in landen waar het niet voorkomt. Het ideale savannelandschap is een van de duidelijkste voorbeelden waar mensen van overal schoonheid vinden in een vergelijkbare visuele ervaring.
But, someone might argue, that's natural beauty. How about artistic beauty? Isn't that exhaustively cultural? No, I don't think it is. And once again, I'd like to look back to prehistory to say something about it. It is widely assumed that the earliest human artworks are the stupendously skillful cave paintings that we all know from Lascaux and Chauvet. Chauvet caves are about 32,000 years old, along with a few small, realistic sculptures of women and animals from the same period. But artistic and decorative skills are actually much older than that. Beautiful shell necklaces that look like something you'd see at an arts and crafts fair, as well as ochre body paint, have been found from around 100,000 years ago.
Maar, zou iemand kunnen beweren, dat is natuurlijke schoonheid. Hoe zit het met artistieke schoonheid? Is dat niet volledig cultureel bepaald? Ik denk het niet. En nogmaals wil ik terug kijken naar de prehistorie om er iets over te zeggen. Het wordt algemeen aangenomen dat de vroegste menselijke kunstwerken de verbazend bekwame grotschilderingen zijn die we allemaal kennen van Lascaux en Chauvet. De grotten van Chauvet zijn ongeveer 32.000 jaar oud, evenals een paar kleine, realistische beelden van vrouwen en dieren uit dezelfde periode. Maar artistieke en decoratieve vaardigheden zijn eigenlijk veel ouder dan dat. Mooie halssnoeren van schelpen die eruit zien als iets wat je zou vinden bij een ambachtenbeurs. Ook oker bodypaint, van ongeveer 100.000 jaar geleden is gevonden.
But the most intriguing prehistoric artifacts are older even than this. I have in mind the so-called Acheulian hand axes. The oldest stone tools are choppers from the Olduvai Gorge in East Africa. They go back about two-and-a-half-million years. These crude tools were around for thousands of centuries, until around 1.4 million years ago when Homo erectus started shaping single, thin stone blades, sometimes rounded ovals, but often in what are to our eyes an arresting, symmetrical pointed leaf or teardrop form. These Acheulian hand axes -- they're named after St. Acheul in France, where finds were made in 19th century -- have been unearthed in their thousands, scattered across Asia, Europe and Africa, almost everywhere Homo erectus and Homo ergaster roamed. Now, the sheer numbers of these hand axes shows that they can't have been made for butchering animals. And the plot really thickens when you realize that, unlike other pleistocene tools, the hand axes often exhibit no evidence of wear on their delicate blade edges. And some, in any event, are too big to use for butchery. Their symmetry, their attractive materials and, above all, their meticulous workmanship are simply quite beautiful to our eyes, even today.
Maar de meest intrigerende prehistorische artefacten zijn nog ouder dan dit. Ik denk aan de zogenaamde Acheuliaanse vuistbijlen. De oudste stenen werktuigen zijn hakkers uit de Olduvaikloof in Oost-Afrika. Ze gaan ongeveer tot twee en een half miljoen jaar terug. Deze ruwe gereedschappen waren duizenden eeuwen lang te vinden, tot ongeveer 1,4 miljoen jaar geleden toen Homo erectus begon met het vormgeven van losse, dunne stenen messen, soms afgeronde ovalen, maar die vaak voor onze ogen, een boeiend, symmetrisch blad in druppelvorm vertoonden. Deze Acheuliaanse vuistbijlen - ze zijn vernoemd naar Saint-Acheul in Frankrijk, waar ze in de 19de eeuw werden gevonden - zijn met duizenden opgegraven, verspreid over Azië, Europa en Afrika, bijna overal waar Homo erectus en Homo ergaster rondzwierven. Nu, de enorme aantallen van deze vuistbijlen wijzen erop dat ze niet werden gemaakt voor het slachten van dieren. En nog meer evidentie voor deze stelling is dat, in tegenstelling tot andere Pleistocene werktuigen, deze handbijlen vaak geen tekenen van slijtage vertonen op hun tere scherpe kanten. En sommige zijn in elk geval te groot om te gebruiken voor de slagerij. Hun symmetrie, hun aantrekkelijke materialen en, bovenal, hun zorgvuldige afwerking zijn gewoon heel mooi voor onze ogen, zelfs vandaag de dag.
So what were these ancient -- I mean, they're ancient, they're foreign, but they're at the same time somehow familiar. What were these artifacts for? The best available answer is that they were literally the earliest known works of art, practical tools transformed into captivating aesthetic objects, contemplated both for their elegant shape and their virtuoso craftsmanship. Hand axes mark an evolutionary advance in human history -- tools fashioned to function as what Darwinians call "fitness signals" -- that is to say, displays that are performances like the peacock's tail, except that, unlike hair and feathers, the hand axes are consciously cleverly crafted. Competently made hand axes indicated desirable personal qualities -- intelligence, fine motor control, planning ability, conscientiousness and sometimes access to rare materials. Over tens of thousands of generations, such skills increased the status of those who displayed them and gained a reproductive advantage over the less capable. You know, it's an old line, but it has been shown to work -- "Why don't you come up to my cave, so I can show you my hand axes?"
Dus waar dienden deze oude - ik bedoel, ze zijn oud en vreemd, maar ze zijn tegelijkertijd op de een of andere manier vertrouwd - waar dienden deze artefacten voor? Het best beschikbare antwoord is dat ze letterlijk de vroegst bekende kunstwerken zijn, praktische hulpmiddelen getransformeerd tot boeiende esthetische objecten, in aanzien om zowel hun elegante vorm als hun virtuoze vakmanschap. Vuistbijlen bakenen een evolutionaire vooruitgang in de menselijke geschiedenis af- hulpmiddelen gemaakt om te dienen voor wat Darwinisten 'fitnesssignalen' noemen - dat wil zeggen, sierstukken, om te pronken zoals de pauw met zijn staart, met dien verstande dat, in tegenstelling tot haren en veren, de vuistbijlen bewust zijn ontworpen. Competent gemaakt vuistbijlen duidden op wenselijke persoonlijke kwaliteiten- intelligentie, fijne motoriek, het vermogen om te plannen, nauwgezetheid en soms de toegang tot zeldzame materialen. Meer dan tienduizenden generaties lang, verhoogden dergelijke vaardigheden de status van degenen die hen tentoonspreidden en zo een reproductief voordeel kregen over de minder vaardigen. Het is een oud trucje, maar het is aangetoond dat het werkt - "Kom eens naar mijn grot, dan kan ik je mijn vuistbijlen laten zien."
(Laughter)
(Gelach)
Except, of course, what's interesting about this is that we can't be sure how that idea was conveyed, because the Homo erectus that made these objects did not have language. It's hard to grasp, but it's an incredible fact. This object was made by a hominid ancestor, Homo erectus or Homo ergaster, between 50,000 and 100,000 years before language. Stretching over a million years, the hand axe tradition is the longest artistic tradition in human and proto-human history. By the end of the hand axe epic, Homo sapiens -- as they were then called, finally -- were doubtless finding new ways to amuse and amaze each other by, who knows, telling jokes, storytelling, dancing, or hairstyling. Yes, hairstyling -- I insist on that.
Behalve, natuurlijk, wat er nog interessant aan is, is dat we niet zeker weten hoe dat idee werd overgebracht, omdat Homo erectus die deze objecten maakte niet over taal beschikte. Het is moeilijk te begrijpen, maar het is een ongelooflijk feit. Dit object is gemaakt door een hominide voorvader - Homo erectus of Homo ergaster - 50 tot 100.000 jaar geleden voordat taal zich had ontwikkeld. Zich uitstrekkend over een miljoen jaar, is de vuistbijl traditie de langste artistieke traditie in de menselijke en voormenselijke geschiedenis. Tegen het einde van het vuistbijltijdperk, vond Homo sapiens - zoals ze vanaf toen werden genoemd, eindelijk - ongetwijfeld nieuwe manieren om elkaar te vermaken en te verbazen door, wie weet, het vertellen van moppen, verhalen, dansen of haartooi. Ja, haartooi - daar druk ik op.
For us moderns, virtuoso technique is used to create imaginary worlds in fiction and in movies, to express intense emotions with music, painting and dance. But still, one fundamental trait of the ancestral personality persists in our aesthetic cravings: the beauty we find in skilled performances. From Lascaux to the Louvre to Carnegie Hall, human beings have a permanent innate taste for virtuoso displays in the arts. We find beauty in something done well.
Voor ons moderne mensen, worden virtuoze technieken gebruikt om imaginaire werelden te creëren in fictie en in films, om intense emoties te uiten met muziek, schilderkunst en dans. Maar toch, een fundamentele eigenschap van de voorouderlijke persoonlijkheid blijft bestaan in ons esthetische hunkeren: de schoonheid die we vinden in kunstige voorstellingen. Van Lascaux en het Louvre tot Carnegie Hall, hebben mensen een permanente ingeboren smaak voor het virtuoze tentoonspreiden van kunst. Wij vinden schoonheid in iets dat goed werd gedaan.
So the next time you pass a jewelry shop window displaying a beautifully cut teardrop-shaped stone, don't be so sure it's just your culture telling you that that sparkling jewel is beautiful. Your distant ancestors loved that shape and found beauty in the skill needed to make it, even before they could put their love into words. Is beauty in the eye of the beholder? No, it's deep in our minds. It's a gift handed down from the intelligent skills and rich emotional lives of our most ancient ancestors. Our powerful reaction to images, to the expression of emotion in art, to the beauty of music, to the night sky, will be with us and our descendants for as long as the human race exists.
Dus de volgende keer dat je in de etalage van een juwelier een mooi gesneden traanvormige steen ziet, wees er dan niet zo zeker van dat het alleen maar je cultuur is die je vertelt dat dit fonkelende juweel mooi is. Je verre voorouders hielden van die vorm en vonden schoonheid in de vaardigheden die nodig zijn om het te maken, zelfs voordat ze hun liefde konden verwoorden. Zit schoonheid in het oog van de toeschouwer? Nee, ze zit diep in onze geest. Het is een geschenk, doorgegeven vanuit de intelligente vaardigheden en het rijke gevoelsleven van onze oudste voorouders. Onze krachtige reactie op beelden, op de expressie van emotie in de kunst, op de schoonheid van muziek en op de nachtelijke hemel, zal ons en onze nakomelingen bijblijven zolang als de mensheid zal bestaan.
Thank you.
Dank je.
(Applause)
(Applaus)