We all make decisions every day; we want to know what the right thing is to do -- in domains from the financial to the gastronomic to the professional to the romantic. And surely, if somebody could really tell us how to do exactly the right thing at all possible times, that would be a tremendous gift.
We maken elke dag keuzes, we willen weten waar we het beste aan doen -- of dat over financiën, gastronomie, astronomie of romantiek gaat. Als er iemand ons te allen tijde kon vertellen wat het allerbeste was, dan zou dat een geweldig geschenk zijn.
It turns out that, in fact, the world was given this gift in 1738 by a Dutch polymath named Daniel Bernoulli. And what I want to talk to you about today is what that gift is, and I also want to explain to you why it is that it hasn't made a damn bit of difference.
Het blijkt dat de wereld dat geschenk al kreeg in 1738, van de Nederlandse wis- en natuurkundige Daniel Bernoulli. Ik wil jullie vandaag graag vertellen w wat dit geschenk fprecies inhoudt en uitleggen hoe het komt dat we er niets mee opgeschoten zijn.
Now, this is Bernoulli's gift. This is a direct quote. And if it looks like Greek to you, it's because, well, it's Greek. But the simple English translation -- much less precise, but it captures the gist of what Bernoulli had to say -- was this: The expected value of any of our actions -- that is, the goodness that we can count on getting -- is the product of two simple things: the odds that this action will allow us to gain something, and the value of that gain to us.
Hier zie je het 'geschenk van Bernoulli' in zijn letterlijke vorm. Mocht dit Grieks voor je zijn…, dan kan dat kloppen, het is Grieks. In gewoon Nederlands, zij het minder precies, maar wel in de geest van wat Bernoulli ermee bedoelde, staat er: "De verwachtingswaarde van een bepaalde actie, oftewel hoeveel goeds we mogen terugverwachten, is het product van twee eenvoudige factoren: de kans dat deze actie ons iets opbrengt en hoeveel deze opbrengst ons waard is.
In a sense, what Bernoulli was saying is, if we can estimate and multiply these two things, we will always know precisely how we should behave.
Het komt er volgens Bernoulli dus op neer dat als we deze twee factoren inschatten en vermenigvuldigen, we altijd precies weten hoe te handelen.
Now, this simple equation, even for those of you who don't like equations, is something that you're quite used to. Here's an example: if I were to tell you, let's play a little coin toss game, and I'm going to flip a coin, and if it comes up heads, I'm going to pay you 10 dollars, but you have to pay four dollars for the privilege of playing with me, most of you would say, sure, I'll take that bet. Because you know that the odds of you winning are one half, the gain if you do is 10 dollars, that multiplies to five, and that's more than I'm charging you to play. So, the answer is, yes. This is what statisticians technically call a damn fine bet.
Deze eenvoudige vergelijking, zelfs als je niet zo van formules houdt, is iets waar je al ervaring mee hebt. Voorbeeldje: als ik zou voorstellen om een potje 'kop of munt' te spelen, en ik gooi op, en als het kop is, geef ik je 10 dollar, maar het kost vier dollar om dit spel met mij te mogen spelen, dan zouden de meeste van jullie meteen meedoen, omdat je weet dat de kans dat je wint, een half is, de opbrengst in dat geval 10 dollar is, vermenigvuldigd is dat vijf, wat meer is dan je mij moet betalen om mee te doen. Het antwoord is dus ja. In het vakjargon der statistiek heet dit 'een verdomd goede deal'.
Now, the idea is simple when we're applying it to coin tosses, but in fact, it's not very simple in everyday life. People are horrible at estimating both of these things, and that's what I want to talk to you about today.
Toegepast op 'kop of munt' is het idee eenvoudig, maar in het dagelijkse leven valt het behoorlijk tegen. Mensen zijn waardeloos in het inschatten van deze twee factoren en daar wil ik het vandaag met jullie over hebben.
There are two kinds of errors people make when trying to decide what the right thing is to do, and those are errors in estimating the odds that they're going to succeed, and errors in estimating the value of their own success. Now, let me talk about the first one first. Calculating odds would seem to be something rather easy: there are six sides to a die, two sides to a coin, 52 cards in a deck. You all know what the likelihood is of pulling the ace of spades or of flipping a heads. But as it turns out, this is not a very easy idea to apply in everyday life. That's why Americans spend more -- I should say, lose more -- gambling than on all other forms of entertainment combined. The reason is, this isn't how people do odds.
Er zijn twee fouten die mensen maken als ze een goed besluit willen vormen. Fouten bij het inschatten van hun kansen en fouten bij het inschatten van de waarde van hun eigen succes. Eerst iets over de eerste fout. Kansen bepalen lijkt iets eenvoudigs. Een dobbelsteen heeft 6 zijden, een munt 2 en een stok kaarten 52. We weten allemaal hoe groot de kans is dat je schoppenaas trekt of de kans op kop. Toch blijkt het lang niet zo eenvoudig te zijn in het dagelijkse leven. Daarom geven Amerikanen meer geld uit aan -- of eigenlijk, verliezen meer aan -- gokken dan aan alle andere vormen van entertainment bij elkaar. Dat komt omdat mensen niet op deze manier omgaan met kansberekening.
The way people figure odds requires that we first talk a bit about pigs. Now, the question I'm going to put to you is whether you think there are more dogs or pigs on leashes observed in any particular day in Oxford. And of course, you all know that the answer is dogs. And the way that you know that the answer is dogs is you quickly reviewed in memory the times you've seen dogs and pigs on leashes. It was very easy to remember seeing dogs, not so easy to remember pigs. And each one of you assumed that if dogs on leashes came more quickly to your mind, then dogs on leashes are more probable. That's not a bad rule of thumb, except when it is.
Om te begrijpen hoe mensen kansrekenen, moeten we het eerst over varkens hebben. De vraag die ik jullie wil voorleggen, is of er meer aangelijnde honden of varkens zijn op een willekeurige dag in Oxford. Jullie weten allemaal dat het 'honden' is. Je wist dat omdat je snel in je geheugen naging hoe vaak je aangelijnde honden en varkens zag. Honden herinneren was gemakkelijk, varkens iets minder. Iedereen hier nam aan dat als aangelijnde honden ons makkelijker te binnen schoten, dat aangelijnde honden waarschijnlijker waren. Dat is geen slechte vuistregel, tenzij het dat wel is.
So, for example, here's a word puzzle. Are there more four-letter English words with R in the third place or R in the first place? Well, you check memory very briefly, make a quick scan, and it's awfully easy to say to yourself, Ring, Rang, Rung, and very hard to say to yourself, Pare, Park: they come more slowly. But in fact, there are many more words in the English language with R in the third than the first place. The reason words with R in the third place come slowly to your mind isn't because they're improbable, unlikely or infrequent. It's because the mind recalls words by their first letter. You kind of shout out the sound, S -- and the word comes. It's like the dictionary; it's hard to look things up by the third letter. So, this is an example of how this idea that the quickness with which things come to mind can give you a sense of their probability --
Neem nou dit woordspelletje. Zijn er in het Engels meer 4-letterwoorden met een R als derde letter, of met een R als eerste? Nou, je duikt je geheugen even in, bladert er doorheen en het is ontzettend makkelijk om 'Ring, Rang, Rung' op te ratelen en heel lastig om 'Pare, Park' te horen: die hebben meer tijd nodig. Er zijn echter veel meer woorden in het Engels met R als derde dan als eerste letter. De reden dat je minder makkelijk op woorden met R als derde letter komt, is niet omdat ze onwaarschijnlijk, onaannemelijk of zeldzaam zijn. Het komt omdat je woorden onthoudt op hun eerste letter. Je spuugt zowat de eerste klank uit, S -- en daar is het woord. Iets in het woordenboek opzoeken op de derde letter is behoorlijk lastig. Dus, dit is een voorbeeld van hoe de snelheid waarmee dingen je te binnen schieten je een gevoel geven van hun waarschijnlijkheid --
how this idea could lead you astray. It's not just puzzles, though. For example, when Americans are asked to estimate the odds that they will die in a variety of interesting ways -- these are estimates of number of deaths per year per 200 million U.S. citizens. And these are just ordinary people like yourselves who are asked to guess how many people die from tornado, fireworks, asthma, drowning, etc. Compare these to the actual numbers.
hoe je daarmee bedrogen uitkomt. Maar dit geldt niet alleen voor raadsels. Wanneer je Amerikanen vraagt wat de kansen zijn dat ze overlijden aan verschillende interessante oorzaken -- dit zijn schattingen van het aantal doden per jaar, per 200 miljoen Amerikanen. En dit zijn alledaagse mensen zoals wij, die gevraagd zijn om het aantal doden door tornado’s, vuurwerk, astma, verdrinking te schatten.
Now, you see a very interesting pattern here, which is first of all, two things are vastly over-estimated, namely tornadoes and fireworks. Two things are vastly underestimated: dying by drowning and dying by asthma. Why? When was the last time that you picked up a newspaper and the headline was, "Boy dies of Asthma?" It's not interesting because it's so common. It's very easy for all of us to bring to mind instances of news stories or newsreels where we've seen tornadoes devastating cities, or some poor schmuck who's blown his hands off with a firework on the Fourth of July. Drownings and asthma deaths don't get much coverage. They don't come quickly to mind, and as a result, we vastly underestimate them.
Vergelijk deze cijfers met de daadwerkelijke aantallen. Je ziet hier een interessant patroon. Twee oorzaken worden zwaar overschat, tornado’s en vuurwerk. Twee oorzaken worden erg onderschat: verdrinkingsdood en sterfte door astma. Waarom? Wat was de laatste keer dat je een krant pakte met de kop 'Jongen overleden aan astma'? Het is niet interessant, omdat het zo normaal is. Het is voor iedereen erg makkelijk om zich te herinneren dat we nieuwsberichten hebben gezien over allesverwoestende tornado’s, of één of andere vlegel die op Onafhankelijkheidsdag zijn handen eraf blies met vuurwerk. Verdrinkingsdood of sterfte aan astma komen niet vaak in het nieuws. Ze komen niet zo gauw in ons op, en daarom worden deze flink onderschat.
Indeed, this is kind of like the Sesame Street game of "Which thing doesn't belong?" And you're right to say it's the swimming pool that doesn't belong, because the swimming pool is the only thing on this slide that's actually very dangerous. The way that more of you are likely to die than the combination of all three of the others that you see on the slide.
Dit lijkt inderdaad op het spel uit Sesamstraat: “Welke hoort er niet bij?” En je hebt helemaal gelijk dat het zwembad er niet bij hoort, omdat het zwembad het enige is in dit rijtje dat feitelijk echt gevaarlijk is. Waarschijnlijk zullen er meer van jullie zo sterven dan aan alle drie de andere mogelijkheden in dit rijtje bij elkaar.
The lottery is an excellent example, of course -- an excellent test-case of people's ability to compute probabilities. And economists -- forgive me, for those of you who play the lottery -- but economists, at least among themselves, refer to the lottery as a stupidity tax, because the odds of getting any payoff by investing your money in a lottery ticket are approximately equivalent to flushing the money directly down the toilet -- which, by the way, doesn't require that you actually go to the store and buy anything.
Loterijen zijn een perfect voorbeeld, een perfecte testcase, van het vermogen van mensen om kansen te berekenen. Economen – mijn excuses aan de loterij-deelnemers onder jullie – maar economen, in ieder geval onderling, noemen loterijen graag domheidsbelasting, omdat de kans om uitbetaald te worden als je geld geïnvesteerd hebt in een lot, ongeveer gelijk is aan het geld direct door de wc te spoelen -- wat je trouwens de moeite bespaart eerst naar de winkel te gaan om iets te kopen.
Why in the world would anybody ever play the lottery? Well, there are many answers, but one answer surely is, we see a lot of winners. Right? When this couple wins the lottery, or Ed McMahon shows up at your door with this giant check -- how the hell do you cash things that size, I don't know. We see this on TV; we read about it in the paper. When was the last time that you saw extensive interviews with everybody who lost? Indeed, if we required that television stations run a 30-second interview with each loser every time they interview a winner, the 100 million losers in the last lottery would require nine-and-a-half years of your undivided attention just to watch them say, "Me? I lost." "Me? I lost." Now, if you watch nine-and-a-half years of television -- no sleep, no potty breaks -- and you saw loss after loss after loss, and then at the end there's 30 seconds of, "and I won," the likelihood that you would play the lottery is very small.
Waarom zou iemand überhaupt meespelen in een loterij? Daar zijn veel antwoorden op mogelijk, maar zeker één ervan is dat we veel winnaars zien. Toch? Wanneer dit stel de loterij wint, of ze staan voor je deur met die gigantische cheque – hoe verzilver je zo’n gedrocht eigenlijk, geen idee. We zien dat op tv, we lezen erover in de krant. Wat was de laatste keer dat je uitgebreide interviews zag met iedereen die verloren had? Het is zelfs zo, dat als we zouden eisen dat zenders alle verliezers 30 seconden aan het woord lieten voor ieder interview met een winnaar, dan zouden de 100 miljoen verliezers van de laatste loterij negen en een half jaar van je aandacht nodig hebben, alleen om ze te zien zeggen: “Ik? Ik heb verloren.” “Ik? Ik heb verloren.” Nou, na 9,5 jaar televisie kijken -- zonder te slapen en geen plaspauzes -- waarin je verliezer na verliezer zag, en helemaal op het einde 30 seconden met “En ik heb gewonnen!”,
Look, I can prove this to you: here's a little lottery. There's 10 tickets in this lottery. Nine of them have been sold to these individuals. It costs you a dollar to buy the ticket and, if you win, you get 20 bucks. Is this a good bet? Well, Bernoulli tells us it is. The expected value of this lottery is two dollars; this is a lottery in which you should invest your money. And most people say, "OK, I'll play."
is het niet waarschijnlijk dat je mee zou spelen in de loterij. Kijk, ik kan het bewijzen: hier is een loterijtje. Er zijn 10 loten in dit spel. Negen daarvan zijn verkocht aan deze personen. Het kost je één dollar voor een lot en als je wint, krijg je 20 dollar. Is dit een goede deal? Volgens Bernoulli wel: de verwachtingswaarde is namelijk twee dollar. Dit is een loterij waar je je geld in moet stoppen.
Now, a slightly different version of this lottery: imagine that the nine tickets are all owned by one fat guy named Leroy. Leroy has nine tickets; there's one left. Do you want it? Most people won't play this lottery. Now, you can see the odds of winning haven't changed, but it's now fantastically easy to imagine who's going to win. It's easy to see Leroy getting the check, right? You can't say to yourself, "I'm as likely to win as anybody," because you're not as likely to win as Leroy. The fact that all those tickets are owned by one guy changes your decision to play, even though it does nothing whatsoever to the odds.
De meeste mensen doen dus mee. Maar nu dezelfde loterij met een kleine aanpassing: stel je voor dat de negen loten allemaal van een dikzak genaamd Leroy zijn. Leroy heeft negen loten; er is één lot over. Wil je het kopen? De meeste mensen zullen afhaken. Je begrijpt dat de winkans niet veranderd is, maar het is ineens geen kunst meer om te bedenken wie er gaat winnen. Je ziet Leroy die cheque al in ontvangst nemen, toch? Je denkt niet: “Ik heb evenveel kans,” want je hebt minder kans om te winnen dan Leroy. Het feit dat één iemand al die loten heeft verandert je besluit om te spelen,
Now, estimating odds, as difficult as it may seem, is a piece of cake
hoewel het helemaal niets aan je kansen verandert.
compared to trying to estimate value: trying to say what something is worth, how much we'll enjoy it, how much pleasure it will give us. I want to talk now about errors in value. How much is this Big Mac worth? Is it worth 25 dollars? Most of you have the intuition that it's not -- you wouldn't pay that for it.
Het inschatten van kansen, hoe moeilijk het ook lijkt, is simpel in vergelijking met het toekennen van waarde aan iets: iets op waarde schatten, hoeveel we er van kunnen genieten, hoeveel plezier we ergens aan zullen beleven. Ik wil het nu hebben over de fouten in waardering. Hoeveel is deze Big Mac waard? Is hij 25 dollar waard? De meesten van jullie voelen aan van niet -- je zou dat er niet voor betalen.
But in fact, to decide whether a Big Mac is worth 25 dollars requires that you ask one, and only one question, which is: What else can I do with 25 dollars? If you've ever gotten on one of those long-haul flights to Australia and realized that they're not going to serve you any food, but somebody in the row in front of you has just opened the McDonald's bag, and the smell of golden arches is wafting over the seat, you think, I can't do anything else with this 25 dollars for 16 hours. I can't even set it on fire -- they took my cigarette lighter! Suddenly, 25 dollars for a Big Mac might be a good deal.
Maar in feite, om te bepalen of een Big Mac 25 dollar waard is, moet je jezelf één enkele vraag stellen, namelijk: “Wat kan ik nog meer met 25 dollar?” Als je ooit zo’n lange afstandsvlucht naar Australië gemaakt hebt en tot de ontdekking kwam dat ze je geen eten zullen serveren, maar iemand in de rij voor je heeft net zijn McDonald’s-pakketje geopend, en de geur van de M komt je tegemoet, dan denk je bij jezelf: er is niets wat ik de komende 16 uur nog met deze 25 dollar kan doen, zelfs niet in de fik zetten -- ze hebben mijn aansteker afgepakt! Ineens is 25 dollar voor een Big Mac niet zo’n slechte deal.
On the other hand, if you're visiting an underdeveloped country, and 25 dollars buys you a gourmet meal, it's exorbitant for a Big Mac. Why were you all sure that the answer to the question was no, before I'd even told you anything about the context? Because most of you compared the price of this Big Mac to the price you're used to paying. Rather than asking, "What else can I do with my money," comparing this investment to other possible investments, you compared to the past. And this is a systematic error people make. What you knew is, you paid three dollars in the past; 25 is outrageous.
Maar als je in een onderontwikkeld land bent, en je kunt er uitgebreid voor uit eten, dan is 25 dollar buitensporig voor een Big Mac. Waarom wisten jullie zo zeker dat het 'nee' was, voordat ik ook maar iets over de context verteld had? Omdat de meesten van jullie de prijs van deze Big Mac vergeleken met wat je gewend bent te betalen. In plaats van je af te vragen: “Wat kan ik nog meer met mijn geld?” en te vergelijken met andere investeringen, vergeleek je het met het verleden. En dat is de systematische fout die mensen maken. Wat je wist, is dat je vroeger 3 dollar betaalde. 25 dollar is absurd.
This is an error, and I can prove it to you by showing the kinds of irrationalities to which it leads. For example, this is, of course, one of the most delicious tricks in marketing, is to say something used to be higher, and suddenly it seems like a very good deal. When people are asked about these two different jobs: a job where you make 60K, then 50K, then 40K, a job where you're getting a salary cut each year, and one in which you're getting a salary increase, people like the second job better than the first, despite the fact they're all told they make much less money. Why? Because they had the sense that declining wages are worse than rising wages, even when the total amount of wages is higher in the declining period. Here's another nice example.
Dat is een vergissing, en dat zal ik aantonen door de irrationele gevolgen te tonen. Dit is bijvoorbeeld een van de beste trucs in marketing: door te zeggen dat iets ooit duurder was, en plotseling lijkt het een zeer goede koop. Als je mensen over twee verschillende banen ondervraagt, een baan waar je 60.000 verdient, dan 50.000 en dan 40.000, een baan waar je elk jaar minder krijgt, en een waar je ieder jaar opslag krijgt, dan kiezen ze voor de tweede baan, ondanks het feit dat ze daar alles wel beschouwd veel minder verdienen. Waarom? Omdat ze het gevoel hebben dat loonsvermindering erger is dan loonsverhoging, zelfs wanneer het totale loon hoger is in de dalende periode.
Here's a $2,000 Hawaiian vacation package; it's now on sale for 1,600.
Nog een mooi voorbeeld:
Assuming you wanted to go to Hawaii, would you buy this package? Most people say they would. Here's a slightly different story: $2,000 Hawaiian vacation package is now on sale for 700 dollars, so you decide to mull it over for a week. By the time you get to the ticket agency, the best fares are gone -- the package now costs 1,500. Would you buy it? Most people say, no. Why? Because it used to cost 700, and there's no way I'm paying 1,500 for something that was 700 last week.
een verzorgde vakantie naar Hawaii voor 2.000 dollar, die er uitgaat voor 1.600. Stel dat je toch naar Hawaii wilde, zou je op het aanbod ingaan? De meeste mensen zeggen van wel. Nu een net iets ander verhaal. De vakantie van 2.000 dollar naar Hawaii is nu in de aanbieding voor 700, dus je gaat er een weekje over nadenken. Terug bij het reisbureau blijken de beste deals al weg. De reis kost nu 1.500 dollar. Zou je er op ingaan? De meeste mensen niet. Waarom? Omdat het ooit 700 dollar kostte. Ik ga niet 1.500 betalen
This tendency to compare to the past is causing people to pass up the better deal. In other words, a good deal that used to be a great deal is not nearly as good as an awful deal that was once a horrible deal.
voor iets wat vorige week nog 700 was. Door deze neiging om te vergelijken met het verleden slaan mensen de betere deal af. Met andere woorden, een goede deal, die ooit een geweldige deal was, verliest het van een slechte deal die ooit een verschrikkelijke deal was.
Here's another example of how comparing to the past can befuddle our decisions. Imagine that you're going to the theater. You're on your way to the theater. In your wallet you have a ticket, for which you paid 20 dollars. You also have a 20-dollar bill. When you arrive at the theater, you discover that somewhere along the way you've lost the ticket. Would you spend your remaining money on replacing it? Most people answer, no. Now, let's just change one thing in this scenario. You're on your way to the theater, and in your wallet you have two 20-dollar bills. When you arrive you discover you've lost one of them. Would you spend your remaining 20 dollars on a ticket? Well, of course, I went to the theater to see the play. What does the loss of 20 dollars along the way have to do?
Hier heb je een ander voorbeeld van hoe vergelijken met vroeger onze besluitvorming kan verwarren. Stel je gaat naar het theater. Je bent onderweg, met in je portemonnee een kaartje dat 20 dollar kostte. Verder heb je nog een briefje van 20. Eenmaal aangekomen bij het theater ontdek je dat je ergens onderweg het kaartje bent kwijtgeraakt. Zou je het overgebleven geld uitgeven aan een nieuw kaartje? De meeste mensen niet. Laten we eens één ding aanpassen in dit scenario. Je bent onderweg met in je portemonnee twee briefjes van 20. Aangekomen ontdek je dat je er één kwijt bent. Zou je de andere 20 dollar uitgeven aan een kaartje? “Tuurlijk, ik ging naar het theater voor de voorstelling, wat heeft dat verloren briefje van 20 er nou mee te maken?”
Now, just in case you're not getting it, here's a schematic of what happened, OK? (Laughter) Along the way, you lost something. In both cases, it was a piece of paper. In one case, it had a U.S. president on it; in the other case it didn't. What the hell difference should it make? The difference is that when you lost the ticket you say to yourself, I'm not paying twice for the same thing. You compare the cost of the play now -- 40 dollars -- to the cost that it used to have -- 20 dollars -- and you say it's a bad deal. Comparing with the past causes many of the problems that behavioral economists and psychologists identify in people's attempts to assign value. But even when we compare with the possible, instead of the past, we still make certain kinds of mistakes. And I'm going to show you one or two of them.
Voor het geval je het nog niet helemaal begrepen hebt is hier een schema van wat er gebeurd is. (Gelach) Onderweg ben je iets kwijt geraakt. In beide gevallen was het een stukje papier. In het ene geval stond de president erop, in het andere geval niet. Wat is nou helemaal het verschil? Het verschil is dat je, toen je het kaartje verloor, bij jezelf dacht: “Ik ga niet twee keer voor hetzelfde betalen.” Je vergelijkt de huidige prijs van de voorstelling, 40 dollar, met de originele prijs -- 20 dollar -- en vindt dat een slechte deal. Vergelijken met het verleden veroorzaakt veel van de problemen die gedragseconomen en psychologen onderscheiden in pogingen van mensen om waarde toe te kennen. Maar zelfs als we vergelijken met wat mogelijk is in plaats van met het verleden, maken we verschillende soorten fouten. Ik zal er je een of twee laten zien.
One of the things we know about comparison: that when we compare one thing to the other, it changes its value. So in 1992, this fellow, George Bush, for those of us who were kind of on the liberal side of the political spectrum, didn't seem like such a great guy. Suddenly, we're almost longing for him to return. (Laughter) The comparison changes how we evaluate him.
Een van de dingen die we weten over vergelijkingen is dat als we vergelijken, de waarde verandert. In 1992 leek deze George Bush voor de mensen onder ons die wat aan de liberale kant van het politieke spectrum staan, niet zo’n geweldige vent. Ineens zouden we bijna wensen dat hij terugkomt. De vergelijking --- (Gelach) De vergelijking beïnvloedt onze beoordeling.
Now, retailers knew this long before anybody else did, of course, and they use this wisdom to help you -- spare you the undue burden of money. And so a retailer, if you were to go into a wine shop and you had to buy a bottle of wine, and you see them here for eight, 27 and 33 dollars, what would you do? Most people don't want the most expensive, they don't want the least expensive. So, they will opt for the item in the middle. If you're a smart retailer, then, you will put a very expensive item that nobody will ever buy on the shelf, because suddenly the $33 wine doesn't look as expensive in comparison.
Handelaren wisten dit al veel eerder en -- zo zijn ze -- ze gebruiken deze wijsheid om je te helpen en je van de last van het geld te verlossen. Dus mocht je naar de slijter gaan om een fles wijn te kopen en je zag flessen staan voor 8, 27 en 33 dollar, wat zou je doen? De meeste mensen willen niet het allerduurste, maar ook niet de goedkoopste. Dus gaan ze voor de gulden middenweg. Dus, ben je een slimme handelaar, dan zet je een erg kostbare wijn in de schappen die niemand ooit zal kopen, zodat de wijn van 33 dollar naar verhouding ineens niet meer zo duur lijkt.
So I'm telling you something you already knew: namely, that comparison changes the value of things. Here's why that's a problem: the problem is that when you get that $33 bottle of wine home, it won't matter what it used to be sitting on the shelf next to. The comparisons we make when we are appraising value, where we're trying to estimate how much we'll like things, are not the same comparisons we'll be making when we consume them. This problem of shifting comparisons can bedevil our attempts to make rational decisions.
Ik wijs dus weer naar de bekende weg: vergelijken verandert de waarde van dingen. Dit is het probleem daarmee: als je die fles van 33 dollar mee naar huis neemt, maakt het niets meer uit wat er ooit naast lag in de schappen. De vergelijkingen die we maken bij het waarderen van iets, waar we proberen in te schatten hoe goed ons iets zal bevallen, zijn andere vergelijkingen dan die we maken tijdens het consumeren zelf. Dit probleem van het verleggen van vergelijkingen kan onze pogingen tot rationeel beslissen bedonderen.
Let me just give you an example. I have to show you something from my own lab, so let me sneak this in. These are subjects coming to an experiment to be asked the simplest of all questions: How much will you enjoy eating potato chips one minute from now? They're sitting in a room with potato chips in front of them. For some of the subjects, sitting in the far corner of a room is a box of Godiva chocolates, and for others is a can of Spam. In fact, these items that are sitting in the room change how much the subjects think they're going to enjoy the potato chips. Namely, those who are looking at Spam think potato chips are going to be quite tasty; those who are looking at Godiva chocolate think they won't be nearly so tasty. Of course, what happens when they eat the potato chips? Well, look, you didn't need a psychologist to tell you that when you have a mouthful of greasy, salty, crispy, delicious snacks, what's sitting in the corner of the room makes not a damn bit of difference to your gustatory experience. Nonetheless, their predictions are perverted by a comparison that then does not carry through and change their experience.
Laat me een voorbeeld geven. Ik moet toch iéts laten zien uit mijn laboratorium. Hier is het. Dit zijn de deelnemers aan een experiment die de eenvoudigste vraag ooit krijgen: hoeveel ga je genieten van chips die je over één minuut mag eten? Ze zitten in een kamer met chips recht voor zich. Bij enkele deelnemers staat in een hoekje van de kamer een doos Godiva-pralines, en bij anderen een blik spam. Uiteindelijk beïnvloeden de producten die in de kamer staan hoeveel de deelnemers denken van hun chips te gaan genieten. De deelnemers die naar spam kijken, verwachten dat de chips hun goed zal smaken. De deelnemers die naar de pralines kijken verwachten lang niet zo veel van de chips. Maar wat gebeurt er als ze daarna hun chips eten? Je hebt geen psycholoog nodig om te weten dat met je mond vol vette, zoute, knapperige, overheerlijke versnaperingen, wat er in de hoek van de kamer ligt, geen bal verschil maakt in je smaakbeleving. Neemt niet weg dat hun verwachtingen onderhevig waren aan vergelijkingen die vervolgens wegvallen bij de uiteindelijke beleving.
You've all experienced this yourself, even if you've never come into our lab to eat potato chips. So here's a question: You want to buy a car stereo. The dealer near your house sells this particular stereo for 200 dollars, but if you drive across town, you can get it for 100 bucks. So would you drive to get 50 percent off, saving 100 dollars? Most people say they would. They can't imagine buying it for twice the price when, with one trip across town, they can get it for half off.
Dit kennen jullie allemaal, zelfs als je nooit in ons lab geweest bent om chips te eten. Daarom de volgende vraag. Je wilt een autoradio kopen. De autohandelaar om de hoek verkoopt deze radio voor 200 dollar, maar als je naar de andere kant van de stad rijdt, kost hij 100 dollar. Stap je de auto in voor 50% korting, een besparing van 100 dollar? De meeste mensen wel. Zij peinzen er niet over het dubbele te betalen als ze met een ritje door de stad de helft korting kunnen krijgen.
Now, let's imagine instead you wanted to buy a car that had a stereo, and the dealer near your house had it for 31,000. But if you drove across town, you could get it for 30,900. Would you drive to get it? At this point, 0.003 savings -- the 100 dollars. Most people say, no, I'm going to schlep across town to save 100 bucks on the purchase of a car?
Denk je nu eens in dat je een auto wilde kopen met een radio er in en de handelaar om de hoek had hem voor 31.000. Maar aan de andere kant van de stad stond hij voor 30.900. Zou je hiervoor rijden? Dat is 3 promille korting -- onze 100 dollar. De meeste mensen niet. “De stad door kachelen om 100 dollar te besparen op de aankoop van een auto?”
This kind of thinking drives economists crazy, and it should. Because this 100 dollars that you save -- hello! -- doesn't know where it came from. It doesn't know what you saved it on. When you go to buy groceries with it, it doesn't go, I'm the money saved on the car stereo, or, I'm the dumb money saved on the car. It's money. And if a drive across town is worth 100 bucks, it's worth 100 bucks no matter what you're saving it on. People don't think that way. That's why they don't know whether their mutual fund manager is taking 0.1 percent or 0.15 percent of their investment, but they clip coupons to save one dollar off of toothpaste.
Economen worden gek van dit soort logica, en terecht. Want de bespaarde 100 dollar -- hallo! -- die weten niet waar ze vandaan kwamen. Ze weten niet waar je ze op bespaard hebt. Als je boodschappen doet, roepen ze niet: “Ik ben het geld dat je overhield aan je autoradio,” of, “Ik ben het domme geld bespaard op de auto.” Het is geld. Als een ritje door de stad 100 dollar waard is, dan is het 100 dollar waard. waar je het ook op bespaart. Zo redeneren mensen niet. Daarom weten ze ook niet of hun beleggingsadviseur 0,1 procent of 0,15 procent opstrijkt, maar ze sparen wel zegels
Now, you can see, this is the problem of shifting comparisons, because what you're doing is, you're comparing the 100 bucks to the purchase that you're making, but when you go to spend that money you won't be making that comparison. You've all had this experience.
om een dollar korting te krijgen op tandpasta. Dit is dus het probleem van het verleggen van vergelijkingen, want je vergelijkt de 100 dollar met de aankoop die je doet, maar zodra je dat geld uitgeeft, maak je die vergelijking niet meer.
If you're an American, for example, you've probably traveled in France. And at some point you may have met a couple from your own hometown, and you thought, "Oh, my God, these people are so warm. They're so nice to me. I mean, compared to all these people who hate me when I try to speak their language and hate me more when I don't, these people are just wonderful." And so you tour France with them, and then you get home and you invite them over for dinner, and what do you find? Compared to your regular friends, they are boring and dull, right? Because in this new context, the comparison is very, very different. In fact, you find yourself disliking them enough almost to qualify for French citizenship.
Je hebt het allemaal wel eens meegemaakt. Ben je een Amerikaan, dan ben je vast wel eens in Frankrijk geweest. Je kwam misschien een stelletje tegen uit je eigen dorp, waarvan je dacht: “Jezus, wat een hartelijke mensen. Ze doen zo aardig tegen mij. Vergeleken met die Fransen die zich ergeren aan mijn slechte Frans, maar die me haten als ik het niet probeer, zijn deze mensen geweldig.” Dus je reist samen door Frankrijk. Terug thuis nodig je ze uit voor het eten. Wat blijkt? In vergelijking met je eigen vrienden zijn ze saai en suf. Want in deze nieuwe situatie wordt de vergelijking volstrekt anders. Sterker nog, je krijgt zo’n hekel aan hen
Now, you have exactly the same problem when you shop for a stereo.
dat je hen bijna een Frans paspoort zou geven.
You go to the stereo store, you see two sets of speakers -- these big, boxy, monoliths, and these little, sleek speakers, and you play them, and you go, you know, I do hear a difference: the big ones sound a little better. And so you buy them, and you bring them home, and you entirely violate the décor of your house. And the problem, of course, is that this comparison you made in the store is a comparison you'll never make again. What are the odds that years later you'll turn on the stereo and go, "Sounds so much better than those little ones," which you can't even remember hearing.
Je krijgt hetzelfde probleem als je een stereo-installatie uitzoekt. In de hifi-winkel staan twee boxensets: twee grote, hoekige zuilen, en twee van die kleine, slanke speakertjes. Je zet ze aan en ... ik hoor wel verschil, hoor, die grote klinken ietsje beter. Dus die worden het: je zet ze in je woonkamer waarmee je interieur een portie zinloos geweld wordt aangedaan. Met het probleem, zoals altijd, dat je de vergelijking die je in de winkel maakte nooit meer zult maken. Hoeveel kans is er dat je later nog 'ns de stereo aanzet en denkt: “Klinkt toch echt veel beter dan die kleintjes,”
The problem of shifting comparisons is even more difficult when these choices are arrayed over time. People have a lot of trouble making decisions about things that will happen at different points in time. And what psychologists and behavioral economists have discovered is that by and large people use two simple rules. So let me give you one very easy problem, a second very easy problem and then a third, hard, problem.
waarvan je niet meer weet hoe ze klonken. Het probleem van het verleggen van vergelijkingen wordt nog lastiger als keuzes tijdsafhankelijk worden. Mensen stuntelen wat af bij het maken van keuzes over dingen die op verschillende momenten plaats vinden. Psychologen en gedragseconomen hebben ontdekt dat het gros van de mensen twee eenvoudige regels hanteert. Hier zijn eerst twee eenvoudige vragen en dan een derde, moeilijke vraag.
Here's the first easy problem: You can have 60 dollars now or 50 dollars now. Which would you prefer? This is what we call a one-item IQ test, OK? All of us, I hope, prefer more money, and the reason is, we believe more is better than less.
Dit is de eerste simpele vraag. Je kan nu 60 dollar krijgen, of nu 50 dollar. Wat heb je het liefst? Dit noemen we ook wel een één-vraags-IQ-test. Iedereen, hoop ik, heeft liever meer geld, met als reden dat we aannemen dat meer beter is dan minder.
Here's the second problem: You can have 60 dollars today or 60 dollars in a month. Which would you prefer? Again, an easy decision, because we all know that now is better than later. What's hard in our decision-making is when these two rules conflict. For example, when you're offered 50 dollars now or 60 dollars in a month. This typifies a lot of situations in life in which you will gain by waiting, but you have to be patient. What do we know? What do people do in these kinds of situations? Well, by and large people are enormously impatient. That is, they require interest rates in the hundred or thousands of percents in order to delay gratification and wait until next month for the extra 10 dollars. Maybe that isn't so remarkable, but what is remarkable is how easy it is to make this impatience go away by simply changing when the delivery of these monetary units will happen. Imagine that you can have 50 dollars in a year -- that's 12 months -- or 60 dollars in 13 months. What do we find now? People are gladly willing to wait: as long as they're waiting 12, they might as well wait 13.
De tweede vraag: Je kan vandaag 60 dollar krijgen of 60 dollar over een maand. Wat verkies je? Wederom niet zo’n moeilijke keuze, omdat iedereen weet dat nu beter is dan later. Keuzes maken wordt lastig als deze twee regels conflicteren. Bijvoorbeeld bij het aanbod: 50 dollar nu of 60 dollar over een maand. Dit is een typische situatie waarbij je winst haalt uit wachten, maar je geduld moet uitoefenen. Wat weten we daarvan? Wat doen mensen bij dit soort dilemma’s? Nou, het gros is bijzonder ongeduldig. Zij willen een rente van honderden of duizenden procenten voordat ze hun uitkering uitstellen en bereid zijn een maand te wachten voor die extra 10 dollar. Niet eens zo opmerkelijk, maar wat wel opmerkelijk is, is hoe makkelijk het is om het ongeduld te sussen door de uitbetalingen op een ander moment plaats te laten vinden Bedenk eens dat je over een jaar – 12 maanden -- 50 dollar kan krijgen of 60 dollar over 13 maanden. Wat zien we nu? Mensen wachten nu met plezier: als ze toch 12 maanden wachten,
What makes this dynamic inconsistency happen? Comparison. Troubling comparison. Let me show you.
kunnen ze net zo goed 13 maanden wachten. Wat veroorzaakt deze dynamische tegenstrijdigheid?
This is just a graph showing the results that I just suggested you would show if I gave you time to respond, which is, people find that the subjective value of 50 is higher than the subjective value of 60 when they'll be delivered in now or one month, respectively -- a 30-day delay -- but they show the reverse pattern when you push the entire decision off into the future a year. Now, why in the world do you get this pattern of results?
Vergelijkingen. Zorgelijke vergelijkingen. Kijk maar. Hier zie je een grafiek met de antwoorden die jullie zouden geven als ik wat meer tijd had gegeven: dat mensen de 50 dollar meer waarderen dan de 60 dollar als ze respectievelijk nu en over een maand betaald worden -- een uitstel van 30 dagen -- maar dit patroon keert zich om als je het complete besluit een jaar de toekomst in verschuift. Waar komt dit patroon in hemelsnaam vandaan?
These guys can tell us. What you see here are two lads, one of them larger than the other: the fireman and the fiddler. They are going to recede towards the vanishing point in the horizon, and I want you to notice two things. At no point will the fireman look taller than the fiddler. No point. However, the difference between them seems to be getting smaller. First it's an inch in your view, then it's a quarter-inch, then a half-inch, and then finally they go off the edge of the earth.
Dat kunnen deze heren ons vertellen. Je ziet hier twee jongens, de één wat langer de ander: de brandweerman en de violist Ze zullen zo aan de horizon verdwijnen. Let daarbij op de volgende twee punten. Er is geen enkel moment dat de violist langer dan de brandweerman lijkt. Nooit. Toch lijkt het verschil steeds kleiner te worden. Eerst op het oog twee centimeter, dan één centimeter, een halve, en uiteindelijk verdwijnen ze aan de rand van de aarde.
Here are the results of what I just showed you. This is the subjective height -- the height you saw of these guys at various points. And I want you to see that two things are true. One, the farther away they are, the smaller they look; and two, the fireman is always bigger than the fiddler. But watch what happens when we make some of them disappear. Right. At a very close distance, the fiddler looks taller than the fireman, but at a far distance their normal, their true, relations are preserved. As Plato said, what space is to size, time is to value. These are the results of the hard problem I gave you: 60 now or 50 in a month? And these are subjective values, and what you can see is, our two rules are preserved.
Hier zie je de resultaten van wat ik je net liet zien. Dit is de waargenomen lengte -- zoals je die op je overkwam bij verschillende afstanden. Ik wil je bewust maken van de volgende feiten. Ten eerste, hoe groter de afstand, des te kleiner ze lijken. En ten tweede, de brandweerman is altijd groter dan de violist. Maar kijk wat er gebeurt als we er enkele doen verdwijnen. Precies. Dichtbij lijkt de violist langer dan de brandweerman, maar op een grote afstand blijft hun verhouding in lengte hetzelfde. Plato zei al: wat ruimte voor formaat is, is tijd voor waarde. Dit zijn de antwoorden op het dilemma wat ik je voorschotelde, 60 nu, of 50 over een maand. Dit zijn subjectieve waarden. Onze twee regels blijven gelden.
People always think more is better than less: 60 is always better than 50, and they always think now is better than later: the bars on this side are higher than the bars on this side. Watch what happens when we drop some out. Suddenly we have the dynamic inconsistency that puzzled us. We have the tendency for people to go for 50 dollars now over waiting a month, but not if that decision is far in the future. Notice something interesting that this implies -- namely, that when people get to the future, they will change their minds. That is, as that month 12 approaches, you will say, what was I thinking, waiting an extra month for 60 dollars? I'll take the 50 dollars now.
Mensen vinden meer altijd beter dan minder. 60 is altijd beter dan 50 en ze denken altijd dat nu beter is dan later. De balkjes aan deze kant zijn hoger dan aan die kant. Zie nu wat er gebeurt als we er een paar weglaten. Ineens komt de verwarrende dynamische tegenstrijdigheid weer terug. Mensen zijn geneigd om voor de 50 dollar te kiezen in plaats van een maand te wachten, maar niet bij een besluit ver in de toekomst. Hier volgt nog iets interessants uit: als de toekomst aanbreekt, veranderen mensen van mening. Oftewel, als de 12e maand nadert, zeg je ineens: “Wat dacht ik wel, nog een maand extra wachten op 60 dollar? Hier met die 50 dollar.”
Well, the question with which I'd like to end is this: If we're so damn stupid, how did we get to the moon? Because I could go on for about two hours with evidence of people's inability to estimate odds and inability to estimate value.
Ik wil graag afsluiten met de volgende kwestie: als wij zo stom zijn, hoe zijn we dan ooit op de maan geland? Want ik zou nog wel twee uur door kunnen gaan met bewijzen dat mensen niet in staat zijn om kansen en waarde in te schatten.
The answer to this question, I think, is an answer you've already heard in some of the talks, and I dare say you will hear again: namely, that our brains were evolved for a very different world than the one in which we are living. They were evolved for a world in which people lived in very small groups, rarely met anybody who was terribly different from themselves, had rather short lives in which there were few choices and the highest priority was to eat and mate today.
Het antwoord op deze vraag heb je volgens mij al meer gehoord, maar ik herhaal het even: onze hersenen hebben zich ontwikkeld voor een complete andere wereld dan die waar we in leven. Ze hebben zich ontwikkeld voor een wereld waarin mensen in kleine groepjes leefden, amper iemand tegenkwamen die echt heel anders was, niet zo oud werden en weinig keuzes hoefden te maken, met vandaag eten en paren als hoogste prioriteit.
Bernoulli's gift, Bernoulli's little formula, allows us, it tells us how we should think in a world for which nature never designed us. That explains why we are so bad at using it, but it also explains why it is so terribly important that we become good, fast. We are the only species on this planet that has ever held its own fate in its hands. We have no significant predators, we're the masters of our physical environment; the things that normally cause species to become extinct are no longer any threat to us. The only thing -- the only thing -- that can destroy us and doom us are our own decisions. If we're not here in 10,000 years, it's going to be because we could not take advantage of the gift given to us by a young Dutch fellow in 1738, because we underestimated the odds of our future pains and overestimated the value of our present pleasures.
Het geschenk van Bernoulli, Bernoulli’s formuletje, vertelt ons hoe we moeten denken in een wereld waarvoor de natuur ons niet ontworpen heeft. Dat verklaart waarom we er zo slecht gebruik van maken, maar ook waarom het belangrijk is dat we dat wel snel goed gaan doen. Wij zijn de enige diersoort op deze planeet die ooit haar eigen lot in handen heeft gehad We hebben geen serieuze roofdieren boven ons, wij domineren onze fysieke leefomgeving; zaken waar normaal gesproken diersoorten door uitsterven, zijn voor ons geen bedreiging meer. Het enige -- echt het enige -- waar we aan ten onder kunnen gaan zijn onze eigen beslissingen. Als we er over 10.000 jaar niet meer zijn, dan komt dat omdat het ons niet lukte gebruik te maken van het geschenk dat we kregen van een jonge Nederlander in 1738, omdat we onze kans op toekomstige tegenslagen onderschatten
Thank you. (Applause)
en de waarde van ons huidige plezier overschatten. Dank u wel.
Chris Anderson: That was remarkable. We have time for some questions for Dan Gilbert. One and two.
(Applaus) Chris Anderson: Dat was buitengewoon.
Bill Lyell: Would you say that this mechanism is in part how terrorism actually works to frighten us, and is there some way that we could counteract that?
Er is nog tijd om Dan Gilbert een paar vragen te stellen. Eerste en tweede. Bill Lyell: Zou u willen stellen dat dit mechanisme gedeeltelijk ook is hoe terrorisme werkt om ons bang te maken, en is er een goede manier om dat tegen te gaan?
Dan Gilbert: I actually was consulting recently with the Department of Homeland Security, which generally believes that American security dollars should go to making borders safer. I tried to point out to them that terrorism was a name based on people's psychological reaction to a set of events, and that if they were concerned about terrorism they might ask what causes terror and how can we stop people from being terrified, rather than -- not rather than, but in addition to stopping the atrocities that we're all concerned about. Surely the kinds of play that at least American media give to -- and forgive me, but in raw numbers these are very tiny accidents. We already know, for example, in the United States, more people have died as a result of not taking airplanes -- because they were scared -- and driving on highways, than were killed in 9/11. OK? If I told you that there was a plague that was going to kill 15,000 Americans next year, you might be alarmed if you didn't find out it was the flu. These are small-scale accidents, and we should be wondering whether they should get the kind of play, the kind of coverage, that they do. Surely that causes people to overestimate the likelihood that they'll be hurt in these various ways, and gives power to the very people who want to frighten us.
Dan Gilbert: Ik heb laatst advies gegeven aan de nationale veiligheidsdiensten, die zelf meestal geloven dat er meer geld moet gaan naar grensbewaking. Ik probeerde hen uit te leggen dat terrorisme een naam is gebaseerd op de psychologische reactie van mensen op gebeurtenissen, en dat als je je zorgen maakt over terreur, je zou kunnen vragen wat terreur veroorzaakt en hoe we kunnen zorgen dat mensen zich niet bang voelen, in plaats van -- of beter gezegd, naast het beëindigen van de gruwelen waar we ons zorgen over maken. Zeker hoeveel aandacht de Amerikaanse pers eraan besteedt -- sorry, maar in getallen uitgedrukt zijn het maar kleine voorvallen. Zo weten we bijvoorbeeld dat er in de VS meer mensen zijn overleden door geen vliegtuigen te nemen -- omdat ze bang waren -- maar de auto te nemen, dan dat er op 11 september zijn overleden. Als ik je zou zeggen dat er een plaag is die volgend jaar het leven van 15.000 Amerikanen zou opeisen, zou je verontrust zijn als je niet wist dat het om griep ging. Het blijven kleine voorvallen, en we moeten ons afvragen of de media er zoveel aandacht aan moeten schenken, als nu gebeurt. Dat zorgt er vanzelf voor dat mensen de kans overschatten dat hen op deze manier iets overkomt. Dat geeft macht aan wie ons wil terroriseren.
CA: Dan, I'd like to hear more on this. So, you're saying that our response to terror is, I mean, it's a form of mental bug? Talk more about it.
CA: Hier zou ik meer over willen horen. Je zegt dat onze reactie op terreur een soort van bug in onze psyche is? Zeg daar eens wat meer over.
DG: It's out-sized. I mean, look. If Australia disappears tomorrow, terror is probably the right response. That's an awful large lot of very nice people. On the other hand, when a bus blows up and 30 people are killed, more people than that were killed by not using their seatbelts in the same country. Is terror the right response?
DG: Het is buitenproportioneel. Als Australië morgen verdwijnt, is angst waarschijnlijk de juiste reactie. Dat is een verschrikkelijk groot aantal hele lieve mensen. Aan de andere kant, als een bus opgeblazen wordt en 30 mensen gaan dood: er zijn meer mensen dan dat overleden door het niet dragen van autogordels in hetzelfde land.
CA: What causes the bug? Is it the drama of the event -- that it's so spectacular? Is it the fact that it's an intentional attack by, quote, outsiders? What is it?
Is angst dan de juiste reactie? CA: Wat veroorzaakt die bug? Dat het zo dramatisch is -- of zo spectaculair? Komt het omdat het een geplande aanslag is door, ik citeer, buitenstaanders?
DG: Yes. It's a number of things, and you hit on several of them. First, it's a human agent trying to kill us -- it's not a tree falling on us by accident. Second, these are enemies who may want to strike and hurt us again. People are being killed for no reason instead of good reason -- as if there's good reason, but sometimes people think there are. So there are a number of things that together make this seem like a fantastic event, but let's not play down the fact that newspapers sell when people see something in it they want to read. So there's a large role here played by the media, who want these things to be as spectacular as they possibly can.
DG: Ja. Er zijn verschillende redenen, en je wees er al een paar aan. Het is een mens die ons probeert te doden. het is niet zomaar een boom die toevallig op ons valt. Ten tweede, deze vijanden willen ons misschien nog eens aanvallen. Mensen worden vermoord zonder reden in plaats van met reden - alsof er een goede reden bestaat, maar soms denken mensen van wel. Er zijn dus verscheidene oorzaken tesamen waardoor het zo’n spectaculair incident lijkt, maar vergeet niet dat de kranten goed verkopen als mensen er iets in zien staan dat ze graag willen lezen. Dus de media spelen hier een grote rol. Die willen zulke dingen zo spectaculair mogelijk hebben.
CA: I mean, what would it take to persuade our culture to downplay it?
CA: Hoe zorgen we dat onze cultuur het wat minder opblaast?
DG: Well, go to Israel. You know, go to Israel. And a mall blows up, and then everybody's unhappy about it, and an hour-and-a-half later -- at least when I was there, and I was 150 feet from the mall when it blew up -- I went back to my hotel and the wedding that was planned was still going on. And as the Israeli mother said, she said, "We never let them win by stopping weddings." I mean, this is a society that has learned -- and there are others too -- that has learned to live with a certain amount of terrorism and not be quite as upset by it, shall I say, as those of us who have not had many terror attacks.
DG: Nou, ga naar Israël. Ga gewoon naar Israël. Een winkelcentrum ontploft, wat erg is, en 1,5 uur later -- tenminste, toen ik daar was, en ik was 50 m van de ontploffing vandaan. Ik ging terug naar mijn hotel en de geplande bruiloft ging gewoon door. De Israëlische moeder zei: “We laten ze niet winnen door bruiloften te stoppen.” Deze cultuur heeft geleerd -- net als andere -- om te leven met een bepaalde hoeveelheid terrorisme en zich minder druk maakt dan, zeg maar, culturen die minder vaak doelwit zijn geweest.
CA: But is there a rational fear that actually, the reason we're frightened about this is because we think that the Big One is to come?
CA: Maar is er ook een reële grond voor onze angsten, de reden dat we bang zijn, is omdat we denken dat er nog een veel grotere aanslag zal komen?
DG: Yes, of course. So, if we knew that this was the worst attack there would ever be, there might be more and more buses of 30 people -- we would probably not be nearly so frightened. I don't want to say -- please, I'm going to get quoted somewhere as saying, "Terrorism is fine and we shouldn't be so distressed." That's not my point at all. What I'm saying is that, surely, rationally, our distress about things that happen, about threats, should be roughly proportional to the size of those threats and threats to come. I think in the case of terrorism, it isn't. And many of the things we've heard about from our speakers today -- how many people do you know got up and said, Poverty! I can't believe what poverty is doing to us. People get up in the morning; they don't care about poverty. It's not making headlines, it's not making news, it's not flashy. There are no guns going off. I mean, if you had to solve one of these problems, Chris, which would you solve? Terrorism or poverty? (Laughter) (Applause) That's a tough one.
DG: Ja natuurlijk: als we wisten dat dit de grootste aanslag ooit was en er nog meer bussen van 30 mensen doelwit waren -- dan zouden we wellicht niet zo bang zijn. Ik wil hier niet zeggen -- straks gaan ze me citeren met “Niets mis met terrorisme, waar maken we ons druk om.” Maar dat bedoel ik echt niet. Mijn punt is dat, rationeel gezien, onze zorgen over gebeurtenissen, bedreigingen, ongeveer in verhouding moeten zijn met de omvang van bedreigingen, nu en in de toekomst. Met terrorisme is dat niet het geval, volgens mij. Veel dingen die we vandaag hoorden -- hoeveel mensen ken je die vandaag opstonden en zeiden: “Armoede! Waar gaat het heen met al die armoede.” Als mensen 's ochtends opstaan, maken ze zich niet druk om armoede. Dat haalt de krant niet. Het is geen nieuws, het is niet hip. Er wordt niet geschoten. Als je een van deze problemen moest oplossen, Chris, welke zou dat dan zijn: terrorisme of armoede? (Gelach) (Applaus)
CA: There's no question. Poverty, by an order of magnitude, a huge order of magnitude, unless someone can show that there's, you know, terrorists with a nuke are really likely to come. The latest I've read, seen, thought is that it's incredibly hard for them to do that. If that turns out to be wrong, we all look silly, but with poverty it's a bit --
Da’s een lastige. CA: Ongetwijfeld armoede, dat is zoveel groter, zo ontzettend veel groter, tenzij iemand ons ervan overtuigt dat er echt terroristen met atoombommen komen. Voor zo ver ik weet, gelezen en gezien heb, is het verschrikkelijk lastig voor hen om een atoombom te krijgen, maar als we er naast zitten, staan we allemaal voor schut, en met armoede is het een beetje --
DG: Even if that were true, still more people die from poverty.
DG: Zelfs als dat waar zou zijn, dan blijft armoede meer doden eisen. (Applaus)
CA: We've evolved to get all excited about these dramatic attacks. Is that because in the past, in the ancient past, we just didn't understand things like disease and systems that cause poverty and so forth, and so it made no sense for us as a species to put any energy into worrying about those things? People died; so be it. But if you got attacked, that was something you could do something about. And so we evolved these responses. Is that what happened?
CA: We zijn geëvolueerd om ons op te winden over deze dramatische aanslagen. Komt dat omdat we vroeger, lang geleden, zaken als ziektes niet begrepen, en de systemen die armoede veroorzaken en zo, zodat het geen zin had om ons als soort druk te maken over dit soort dingen? Mensen gingen dood, het zij zo. Maar als je zelf aangevallen werd, dan had je het heft in eigen handen, zodat we nu reageren zoals we reageren. Is het zo gegaan?
DG: Well, you know, the people who are most skeptical about leaping to evolutionary explanations for everything are the evolutionary psychologists themselves. My guess is that there's nothing quite that specific in our evolutionary past. But rather, if you're looking for an evolutionary explanation, you might say that most organisms are neo-phobic -- that is, they're a little scared of stuff that's new and different. And there's a good reason to be, because old stuff didn't eat you. Right? Any animal you see that you've seen before is less likely to be a predator than one that you've never seen before. So, you know, when a school bus is blown up and we've never seen this before, our general tendency is to orient towards that which is new and novel is activated. I don't think it's quite as specific a mechanism as the one you alluded to, but maybe a more fundamental one underlying it.
DG: Weet je, het meest sceptisch over teruggrijpen naar evolutionaire verklaring zijn de evolutiepsychologen zelf. Ik ga er vanuit dat er niet zoiets specifieks was in ons evolutionair verleden. Maar zoek je toch een evolutionaire reden, dan zou je kunnen zeggen omdat de meeste organismen neofobisch zijn -- bang voor wat nieuw is. En daar is een goede reden voor, want het vorige heeft je niet opgegeten. Er is minder kans dat een gekend dier jou als prooi ziet, dan een beest dat je voor het eerst tegenkomt. Dus, als een schoolbus opgeblazen wordt en we dit voor het eerst meemaken, zijn we geneigd om te handelen zoals we altijd doen bij nieuwe fenomenen. Het lijkt me niet zo’n specifieke evolutionaire aanpassing als je net aanhaalde: maar eerder een fundamentele.
Jay Walker: You know, economists love to talk about the stupidity of people who buy lottery tickets. But I suspect you're making the exact same error you're accusing those people of, which is the error of value. I know, because I've interviewed about 1,000 lottery buyers over the years. It turns out that the value of buying a lottery ticket is not winning. That's what you think it is. All right? The average lottery buyer buys about 150 tickets a year, so the buyer knows full well that he or she is going to lose, and yet she buys 150 tickets a year. Why is that? It's not because she is stupid or he is stupid. It's because the anticipation of possibly winning releases serotonin in the brain, and actually provides a good feeling until the drawing indicates you've lost. Or, to put it another way, for the dollar investment, you can have a much better feeling than flushing the money down the toilet, which you cannot have a good feeling from. Now, economists tend to -- (Applause) -- economists tend to view the world through their own lenses, which is: this is just a bunch of stupid people. And as a result, many people look at economists as stupid people. And so fundamentally, the reason we got to the moon is, we didn't listen to the economists. Thank you very much. (Applause)
Jay Walker: Economen zijn dol op praten over hoe dom deelnemers aan de loterij zijn. Ik denk dat u precies dezelfde fout maakt als waar u hen van beschuldigt: het verkeerd inschatten van de waarde. Ik heb zo'n 1.000 kopers van loten ondervraagd door de jaren heen. Het blijkt dat de waarde van het kopen van een lot niet het winnen is. Wat u wel denkt, toch? De gemiddelde loterij-deelnemer koopt zo’n 150 loten per jaar, dus de speler weet zelf goed dat hij of zij zal verliezen, maar koopt toch 150 loten per jaar. Waarom? Niet omdat zij stom is, of omdat hij stom is. Dat komt omdat er door de kans op winnen serotonine vrijkomt in de hersenen, wat een goed gevoel geeft tot je hoort dat je verloren hebt. Of anders gezegd, met een investering van een dollar kun je je veel beter voelen dan als je je geld door de wc spoelt, waar je geen goed gevoel van krijgt. Maar economen zijn geneigd -- (Applaus) -- economen zijn geneigd met een bepaalde bril naar de wereld te kijken, en te denken dat loterij-spelers dom zijn. Vervolgens worden economen door veel mensen gezien als dommeriken. Het komt er op neer dat we op de maan geland zijn, omdat we juist niet naar economen geluisterd hebben. Dank u wel. (Applaus)
DG: Well, no, it's a great point. It remains to be seen whether the joy of anticipation is exactly equaled by the amount of disappointment after the lottery. Because remember, people who didn't buy tickets don't feel awful the next day either, even though they don't feel great during the drawing. I would disagree that people know they're not going to win. I think they think it's unlikely, but it could happen, which is why they prefer that to the flushing. But certainly I see your point: that there can be some utility to buying a lottery ticket other than winning. Now, I think there's many good reasons not to listen to economists. That isn't one of them, for me, but there's many others.
DG: Nou, je hebt zeker een punt. Het is nog maar afwachten of het plezier van meedoen even groot is als de teleurstelling na de loterij. Vergeet niet dat wie geen lotje kocht, zich de dag erop niet slecht voelde, ook al doet de trekking hem niets. Ik denk niet dat ze beseffen dat ze niet gaan winnen. Ze weten wel dat de kans klein is, maar hij is er wel, dus liever de loterij dan het geld door de wc spoelen. Maar ik zie zeker waar je naar toe wilt: het kopen van een lot levert meer op dan alleen het winnen. Verder ken ik vele redenen om niet naar economen te luisteren. Dit is er geen van, wat mij betreft, maar er zijn redenen te over.
CA: Last question.
CA: Laatste vraag.
Aubrey de Grey: My name's Aubrey de Grey, from Cambridge. I work on the thing that kills more people than anything else kills -- I work on aging -- and I'm interested in doing something about it, as we'll all hear tomorrow. I very much resonate with what you're saying, because it seems to me that the problem with getting people interested in doing anything about aging is that by the time aging is about to kill you it looks like cancer or heart disease or whatever. Do you have any advice? (Laughter)
Aubrey de Grey: Ik ben Aubrey de Grey, uit Cambridge. Ik houd me bezig met doodsoorzaak nummer één -- ouderdom, waar ik graag iets tegen wil doen, morgen meer daarover. Ik kan me helemaal vinden in wat u zegt. Het lijkt erop dat het grote probleem bij het sensibiliseren voor de strijd tegen ouderdom, is dat ouderdom, als je er last van krijgt, zich openbaart als kanker of hartkwalen. Heb je nog adviezen? (Gelach)
DG: For you or for them?
DG: Voor u of voor hen?
AdG: In persuading them.
AdG: Om ze te overhalen.
DG: Ah, for you in persuading them. Well, it's notoriously difficult to get people to be farsighted. But one thing that psychologists have tried that seems to work is to get people to imagine the future more vividly. One of the problems with making decisions about the far future and the near future is that we imagine the near future much more vividly than the far future. To the extent that you can equalize the amount of detail that people put into the mental representations of near and far future, people begin to make decisions about the two in the same way. So, would you like to have an extra 100,000 dollars when you're 65 is a question that's very different than, imagine who you'll be when you're 65: will you be living, what will you look like, how much hair will you have, who will you be living with. Once we have all the details of that imaginary scenario, suddenly we feel like it might be important to save so that that guy has a little retirement money. But these are tricks around the margins. I think in general you're battling a very fundamental human tendency, which is to say, "I'm here today, and so now is more important than later."
DG: Aha, voor u om hen over te halen. Nou het is verschrikkelijk lastig om mensen vooruit te laten kijken. Maar één ding dat volgens psychologen lijkt te werken, is om mensen hun toekomst wat concreter voor te laten stellen. Een probleem met beslissen over de verre en nabije toekomst, is dat we de nabije toekomst veel concreter voor ons zien dan de verre toekomst. Als mensen hun nabije en verre toekomst even gedetailleerd voorstellen, zullen ze op dezelfde manier hun besluiten vormen voor beide. Dus “Zou u 100.000 dollar meer willen hebben wanneer u 65 bent?” is een totaal andere vraag dan: “Beeld u zichzelf eens in als 65-jarige: leeft u nog, hoe ziet u eruit, hoeveel haar heeft u nog, met wie woont u samen?” Zodra we alle details hebben van deze denkbeeldige situatie, lijkt het ineens belangrijker om te sparen zodat die kerel van zijn pensioen kan genieten. Maar dat zijn doekjes voor het bloeden. Ik denk dat u het opneemt tegen een diepmenselijk trekje dat zegt: “Ik leef in het hier en nu, nu is dus belangrijker dan later.” CA: Dan, dankjewel. Mensen in de zaal, dit was een geweldige sessie. Dankjewel.
CA: Dan, thank you. Members of the audience, that was a fantastic session. Thank you. (Applause)
(Applaus)