I'm a journalist, so I like to look for the untold stories, the lives that quietly play out under the scream of headlines. I've also been going about the business of putting down roots, choosing a partner, making babies. So for the last few years, I've been trying to understand what constitutes the 21st-century good life, both because I'm fascinated by the moral and philosophical implications, but also because I'm in desperate need of answers myself.
Ik ben journaliste. Ik ga graag op zoek naar verborgen verhalen, naar de levens die schuilgaan achter de krantenkoppen. Ik heb mij ook pas gesetteld. Ik heb een partner, met wie ik een baby heb. De afgelopen jaren heb ik willen uitzoeken wat het goede leven inhoudt in de éénentwingste eeuw. Ik ben namelijk gefascineerd door de morele en filosofische aspecten ervan. Maar ook omdat ik op zoek ben naar antwoorden voor mezelf.
We live in tenuous times. In fact, for the first time in American history, the majority of parents do not think that their kids will be better off than they were. This is true of rich and poor, men and women. Now, some of you might hear this and feel sad. After all, America is deeply invested in this idea of economic transcendence, that every generation kind of leapfrogs the one before it, earning more, buying more, being more. We've exported this dream all over the world, so kids in Brazil and China and even Kenya inherit our insatiable expectation for more. But when I read this historic poll for the first time, it didn't actually make me feel sad. It felt like a provocation. "Better off" -- based on whose standards?
We leven in gespannen tijden. Voor de eerste keer in de Amerikaanse geschiedenis denkt de meerderheid dat hun kinderen er niet beter aan toe zullen zijn dan zijzelf. Dit geldt zowel voor rijken als voor armen, voor mannen en vrouwen. Misschien stemt dat jullie wel droef. Amerika heeft zich lang gewijd aan het idee van economische vooruitgang. Iedere generatie gaat met sprongen vooruit op de vorige generatie. Ze verdienen meer, kopen meer, zijn meer. Die droom droegen we uit over de hele wereld. Dus erven kinderen in Brazilië, China en zelfs Kenia onze onverzadigbare drang naar meer. Maar toen ik deze historische cijfers voor het eerst las, stemde me dat eigenlijk niet droevig. Het voelde als een provocatie. 'Er beter aan toe zijn', volgens welke standaard?
Is "better off" finding a secure job that you can count on for the rest of your life? Those are nearly extinct. People move jobs, on average, every 4.7 years, and it's estimated that by 2020, nearly half of Americans will be freelancers. OK, so is better off just a number? Is it about earning as much as you possibly can? By that singular measurement, we are failing. Median per capita income has been flat since about 2000, adjusted for inflation. All right, so is better off getting a big house with a white picket fence? Less of us are doing that. Nearly five million people lost their homes in the Great Recession, and even more of us sobered up about the lengths we were willing to go -- or be tricked into going, in many predatory cases -- to hold that deed. Home-ownership rates are at their lowest since 1995.
Betekent dat een vaste job vinden, waar je de rest van je leven kan op rekenen? Vaste jobs zijn bijna uitgestorven. Mensen veranderen gemiddeld iedere 4,7 jaar van baan. Men schat dat tegen 2020 bijna de helft van de Amerikanen als freelancer zal werken. Misschien is 'er beter aan toe zijn' niet meer dan een getal? Draait het erom zoveel mogelijk te verdienen? Volgens die eenzijdige maatstaf zijn we ook aan het falen. Het mediaaninkomen per persoon is al niet meer gestegen sinds 2000, inflatie meegerekend. Betekent 'er beter aan toe zijn' een mooi huis met een tuin hebben? Minder mensen slagen daarin. In de Grote Recessie verloren bijna vijf miljoen mensen hun huis. Steeds meer mensen zijn niet meer bereid om al die risico's te nemen, hoewel ze daar in veel gevallen wel toe gedwongen worden, als ze 'n huis willen bezitten. Nog nooit sinds 1995 bezaten zo weinig mensen een huis.
All right, so we're not finding steady employment, we're not earning as much money, and we're not living in big fancy houses. Toll the funeral bells for everything that made America great. But, are those the best measurements of a country's greatness, of a life well lived? What I think makes America great is its spirit of reinvention. In the wake of the Great Recession, more and more Americans are redefining what "better off" really means. Turns out, it has more to do with community and creativity than dollars and cents.
Dus we vinden geen vaste baan, we verdienen niet meer zoveel geld, en we wonen niet in grote, chique huizen. De begrafenisklokken luiden al boven al wat Amerika groot gemaakt heeft. Maar... zijn dat wel echt de beste maatstaven om de grootsheid van een land te meten? Of van een goed leven? Wat Amerika groot maakt, is haar gave om zichzelf steeds heruit te vinden. In de nasleep van de Grote Recessie hebben meer en meer Amerikanen bijgesteld wat 'er beter aan toe zijn' betekent. Blijkbaar spelen de gemeenschap en creativiteit een belangrijkere rol dan dollars of centen.
Now, let me be very clear: the 14.8 percent of Americans living in poverty need money, plain and simple. And all of us need policies that protect us from exploitation by employers and financial institutions. Nothing that follows is meant to suggest that the gap between rich and poor is anything but profoundly immoral. But, too often we let the conversation stop there. We talk about poverty as if it were a monolithic experience; about the poor as if they were solely victims. Part of what I've learned in my research and reporting is that the art of living well is often practiced most masterfully by the most vulnerable.
Maar laat me zeer duidelijk zijn: De 14,8% Amerikanen die in armoede leven, hebben geld nodig. Dat is klaar en duidelijk. We hebben allemaal nood aan bescherming tegen uitbuiting door werkgevers en de financiële instellingen. Niets van wat ik ga zeggen betekent dat de kloof tussen arm en rijk niets minder is dan simpelweg immoreel. Maar... al te vaak stopt de discussie hier. We praten over armoede alsof het een eenduidige ervaring is. Alsof armen enkel slachtoffer zijn. In mijn onderzoek heb ik onder andere geleerd dat de kunst van het goede leven vaak het best wordt beoefend door de meest kwetsbaren.
Now, if necessity is the mother of invention, I've come to believe that recession can be the father of consciousness. It confronts us with profound questions, questions we might be too lazy or distracted to ask in times of relative comfort. How should we work? How should we live? All of us, whether we realize it or not, seek answers to these questions, with our ancestors kind of whispering in our ears.
Als noodzaak de moeder is van innovatie, dan geloof ik dat recessie de vader kan zijn van ons bewustzijn. Het confronteert ons met fundamentele vragen, waarvoor we te lui of afgeleid zijn om ze te stellen in tijden van relatieve welvaart. Hoe zouden we moeten werken? Hoe zouden we moeten leven? Of we het nu beseffen of niet, we zoeken allen naar antwoorden op deze vragen, terwijl onze voorouders over onze schouder meekijken.
My great-grandfather was a drunk in Detroit, who sometimes managed to hold down a factory job. He had, as unbelievable as it might sound, 21 children, with one woman, my great-grandmother, who died at 47 years old of ovarian cancer. Now, I'm pregnant with my second child, and I cannot even fathom what she must have gone through. And if you're trying to do the math -- there were six sets of twins. So my grandfather, their son, became a traveling salesman, and he lived boom and bust. So my dad grew up answering the door for debt collectors and pretending his parents weren't home. He actually took his braces off himself with pliers in the garage, when his father admitted he didn't have money to go back to the orthodontist. So my dad, unsurprisingly, became a bankruptcy lawyer. Couldn't write this in a novel, right? He was obsessed with providing a secure foundation for my brother and I.
Mijn overgrootvader was een dronkaard in Detroit. Af en toen had hij een vaste baan in de fabriek. Je gelooft het misschien niet, maar hij had 21 kinderen bij één vrouw, mijn overgrootmoeder. Ze stierf aan eierstokkanker toen ze 47 jaar was. Ik ben nu zwanger van mijn tweede kind. Ik kan me zelfs niet inbeelden wat ze moet doorstaan hebben. Als je 't eens wil uitrekenen, ze had zes tweelingen. Mijn grootvader, hun zoon, zat als zakenman altijd op de baan. Hij had nooit genoeg geld. Mijn vader heeft vaak de deur moeten openmaken voor schuldeisers om te zeggen dat zijn ouders er niet waren. Hij heeft zijn zelf beugel verwijderd, met een tang in de garage, want zijn vader had niet genoeg geld om naar de tandarts terug te keren. Het kan dus niet verbazen dat mijn vader gespecialiseerd was in faillissementsrecht. Zoiets kan je niet uitvinden, toch? Hij wou absoluut een goede basis voorzien voor mij en mijn broer.
So I ask these questions by way of a few generations of struggle. My parents made sure that I grew up on a kind of steady ground that allows one to question and risk and leap. And ironically, and probably sometimes to their frustration, it is their steadfast commitment to security that allows me to question its value, or at least its value as we've historically defined it in the 21st century.
Ik stel deze vragen met het moeilijke pad van mijn voorouders in gedachten. Mijn ouders hebben ons behoed van financiële zorgen. Hierdoor konden we vragen stellen, risico's nemen, en de sprong wagen. Ironisch genoeg, en waarschijnlijk vaak tot hun frustratie, is het die toewijding aan standvastigheid die me de waarde ervan in vraag liet stellen. Of minstens de waarde die we eraan schonken in het verleden, in de 21ste eeuw.
So let's dig into this first question: How should we work? We should work like our mothers. That's right -- we've spent decades trying to fit women into a work world built for company men. And many have done backbends to fit in, but others have carved a more unconventional path, creating a patchwork of meaning and money with enough flexibility to do what they need to do for those that they love. My mom called it "just making it work." Today I hear life coaches call it "a portfolio career." Whatever you call it, more and more men are craving these whole, if not harried, lives. They're waking up to their desire and duty to be present fathers and sons.
Laat me even ingaan op de eerste vraag. Hoe zouden we moeten werken? We zouden moeten werken als onze moeders. Dat klopt. We hebben de afgelopen decennia geprobeerd om vrouwen te integreren in een bedrijfswereld geleid door mannen. Ze deden veel moeite om erbij te horen. Anderen stippelden een meer onconventionele weg uit en zochten een evenwicht tussen zin en geld, met genoeg flexibiliteit om te doen wat ze moesten doen voor diegenen waarvan ze houden. Mijn moeder noemde het 'zorgen dat het werkt'. Loopbaanbegeleiders noemen dat vandaag een 'portfoliocarrière'. Hoe je het ook wil noemen, steeds meer mannen hunkeren naar zo'n vol, zij het druk, leven. Ze voelen de plicht en het verlangen om een aanwezige vader en zoon te zijn.
Now, artist Ann Hamilton has said, "Labor is a way of knowing." Labor is a way of knowing. In other words, what we work on is what we understand about the world. If this is true, and I think it is, then women who have disproportionately cared for the little ones and the sick ones and the aging ones, have disproportionately benefited from the most profound kind of knowing there is: knowing the human condition. By prioritizing care, men are, in a sense, staking their claim to the full range of human existence.
Kunstenares Ann Hamilton zei dat werken een manier van weten is. Werken is weten. Anders gezegd, we werken aan datgene dat we kennen van de wereld. Als dat klopt, en ik denk van wel, dan hebben vrouwen die meer voor de kinderen hebben gezorgd, of voor zieken en ouderen, meer dan anderen de voordelen ondervonden van de meest diepgaande vorm van kennis die er is. Ze kennen de menselijke aard. Door zorg voorop te stellen, eisen nu ook mannen hun plaats op in alle gebieden van het menselijk bestaan.
Now, this means the nine-to-five no longer works for anyone. Punch clocks are becoming obsolete, as are career ladders. Whole industries are being born and dying every day. It's all nonlinear from here. So we need to stop asking kids, "What do you want to be when you grow up?" and start asking them, "How do you want to be when you grow up?" Their work will constantly change. The common denominator is them. So the more they understand their gifts and create crews of ideal collaborators, the better off they will be.
Nine-to-fivejobs zijn dus niet langer aan iedereen besteed. Prikklokken worden overbodig, net als carrièreplanning. Iedere dag ontstaan nieuwe sectoren en sterven er andere uit. En dat gaat steeds sneller. We moeten ophouden met kinderen te vragen wat ze willen worden als ze groot zijn. We moeten ze vragen hoe ze willen zijn als ze groot zijn. Hun werk zal constant veranderen. De enige zekere factor zijn zijzelf. Hoe beter ze hun gaven kennen, en gelijkgestemden vinden om mee samen te werken, hoe beter ze eraan toe zullen zijn.
The challenge ahead is to reinvent the social safety net to fit this increasingly fragmented economy. We need portable health benefits. We need policies that reflect that everyone deserves to be vulnerable or care for vulnerable others, without becoming destitute. We need to seriously consider a universal basic income. We need to reinvent labor organizing. The promise of a work world that is structured to actually fit our 21st century values, not some archaic idea about bringing home the bacon, is long overdue -- just ask your mother.
Nadien moeten we ook het sociale vangnet heruitvinden, zodat het past in onze gefragmenteerde economie. We willen een overdraagbare ziekteverzekering en een beleid dat erkent dat iedereen kwetsbaar mag zijn, of mag zorgen voor de zwakken, zonder in de armoede te belanden. We moeten een universeel basisinkomen echt overwegen. We moeten onze arbeid anders organiseren. De belofte van een arbeidswereld die werkelijk aansluit bij de waarden van de 21e eeuw, -- niet het archaïsche idee om brood op de plank te brengen, is nu meer dan ooit nodig. Vraag het maar aan je moeder.
Now, how about the second question: How should we live? We should live like our immigrant ancestors. When they came to America, they often shared apartments, survival tactics, child care -- always knew how to fill one more belly, no matter how small the food available. But they were told that success meant leaving the village behind and pursuing that iconic symbol of the American Dream, the white picket fence. And even today, we see a white picket fence and we think success, self-possession. But when you strip away the sentimentality, what it really does is divides us. Many Americans are rejecting the white picket fence and the kind of highly privatized life that happened within it, and reclaiming village life, reclaiming interdependence instead.
Hoe zit het met die tweede vraag? Hoe horen we te leven? We zouden moeten leven zoals onze geïmmigreerde voorouders. Toen zij in Amerika aankwamen, moesten ze vaak een kamer delen, zien te overleven, voor de kinderen zorgen en alle hongerige magen zien te vullen, hoe weinig voedsel men ook had. Maar ze hadden gehoord dat succes betekent dat je je dorp achterlaat en het iconische symbool van de Amerikaanse Droom najaagt. Het huisje met de tuin. Zelfs vandaag is dat nog zo. We dromen over succes en eigen bezit. Maar als je het sentiment errond weghaalt, zie je dat het ons enkel verdeelt. Veel Amerikanen verwerpen het huisje met het tuintje en het bevoorrechte leven dat zich erin afspeelt. Ze eisen hun dorpsleven terug op, en hun afhankelijkheid van elkaar.
Fifty million of us, for example, live in intergenerational households. This number exploded with the Great Recession, but it turns out people actually like living this way. Two-thirds of those who are living with multiple generations under one roof say it's improved their relationships. Some people are choosing to share homes not with family, but with other people who understand the health and economic benefits of daily community. CoAbode, an online platform for single moms looking to share homes with other single moms, has 50,000 users. And people over 65 are especially prone to be looking for these alternative living arrangements. They understand that their quality of life depends on a mix of solitude and solidarity. Which is true of all of us when you think about it, young and old alike. For too long, we've pretended that happiness is a king in his castle. But all the research proves otherwise. It shows that the healthiest, happiest and even safest -- in terms of both climate change disaster, in terms of crime, all of that -- are Americans who live lives intertwined with their neighbors.
Vijftig miljoen Amerikanen wonen met meer dan één generatie samen onder één dak. Dit aantal is geëxplodeerd tijdens de Grote Recessie, maar blijkbaar houden sommigen ook van die levensstijl. Twee derde van de mensen die met meerdere generaties onder één dak leven zeggen dat het hun relatie verbeterd heeft. Sommigen delen hun huis, niet met hun familie, maar met anderen die geloven in de economische en gezondheidsvoordelen van samenwonen op dagelijkse basis. CoAbode is een online platform voor single moeders die hun huis willen delen met andere single moeders. Het telt al vijftigduizend gebruikers. Mensen die ouder zijn dan 65 jaar zijn zeer te vinden voor deze nieuwe manieren van samenleven. Ze begrijpen dat hun levenskwaliteit afhangt van een mix van eenzaamheid en solidariteit. En eigenlijk geldt dat voor ons allemaal, jong en oud. We hebben lang gedacht dat we ons moesten afzonderen om gelukkig te zijn. Maar al het onderzoek toont iets anders aan. De gezondste, gelukkigste en zelfs veiligste mensen, wat betreft hun impact op het klimaat, criminaliteit en al de rest, die Amerikanen zijn die samenleven met hun buren.
Now, I've experienced this firsthand. For the last few years, I've been living in a cohousing community. It's 1.5 acres of persimmon trees, this prolific blackberry bush that snakes around a community garden, all smack-dab, by the way, in the middle of urban Oakland. The nine units are all built to be different, different sizes, different shapes, but they're meant to be as green as possible. So big, shiny black solar cells on our roof mean our electricity bill rarely exceeds more than five bucks in a month. The 25 of us who live there are all different ages and political persuasions and professions, and we live in homes that have everything a typical home would have. But additionally, we share an industrial-sized kitchen and eating area, where we have common meals twice a week.
Ik heb dit zelf ervaren. In de afgelopen jaren heb ik in een 'cohousing community' gewoond, middenin een veld kakibomen, waar een braamstruik zich een weg kronkelde in de openbare tuin, pal in het midden van de binnenstad van Oakland, trouwens. Alle negen wooneenheden zien er anders uit... verschillende groottes en vormen. Maar ze moeten zo groen mogelijk zijn. Dankzij grote, zwarte zonnepanelen op ons dak bedraagt onze elektriciteitsrekening minder dan vijf dollar per maand. We zijn met z'n vijventwintig, van alle leeftijden en politieke overtuigingen en beroepen. We wonen in huizen die alles hebben wat andere huizen ook hebben. Daar bovenop delen we een industriële keuken en een eetruimte, waar we tweemaal per week samen eten.
Now, people, when I tell them I live like this, often have one of two extreme reactions. Either they say, "Why doesn't everyone live like this?" Or they say, "That sounds totally horrifying. I would never want to do that." So let me reassure you: there is a sacred respect for privacy among us, but also a commitment to what we call "radical hospitality" -- not the kind advertised by the Four Seasons, but the kind that says that every single person is worthy of kindness, full stop, end of sentence.
Mensen aan wie ik dit vertel reageren vaak op twee extreme manieren. Ofwel vragen ze waarom niet iedereen zo leeft. Ofwel vinden ze dat het totaal afschuwelijk klinkt, en dat dat niets voor hen is. Laat me jullie geruststellen: we hebben veel respect voor de privacy van anderen. Maar we zijn ook toegewijd aan wat we 'radicale gastvrijheid' noemen. Niet het soort gastvrijheid uit hotelreclames, maar het soort gastvrijheid dat zegt dat iedereen goed behandeld moet worden. Punt uit.
The biggest surprise for me of living in a community like this? You share all the domestic labor -- the repairing, the cooking, the weeding -- but you also share the emotional labor. Rather than depending only on the idealized family unit to get all of your emotional needs met, you have two dozen other people that you can go to to talk about a hard day at work or troubleshoot how to handle an abusive teacher. Teenagers in our community will often go to an adult that is not their parent to ask for advice. It's what bell hooks called "revolutionary parenting," this humble acknowledgment that kids are healthier when they have a wider range of adults to emulate and count on. Turns out, adults are healthier, too. It's a lot of pressure, trying to be that perfect family behind that white picket fence.
Mijn grootste verrassing bij dit leven in een commune? Je deelt het hele huishouden, de reparaties, het koken, het tuinieren, maar je deelt ook de emotionele arbeid. Je hangt niet langer af van de traditionele familie-eenheid om je emotionele noden te vervullen. Je kunt je wenden tot zo'n twintig mensen om bij te praten na een moeilijke dag, of na een aanvaring met een grofgebekte leraar. In onze gemeenschap trekken tieners vaak naar andere volwassenen dan hun ouders op zoek naar advies. Bell hooks noemde dit 'revolutionair ouderschap', de nederige erkenning dat kinderen gezonder zijn als ze een breder vangnet hebben waar ze op kunnen terugvallen. Het is gebleken dat de volwassenen ook gezonder zijn. Het is niet makkelijk om de perfecte familie te moeten zijn met een huisje en een tuintje.
The "new better off," as I've come to call it, is less about investing in the perfect family and more about investing in the imperfect village, whether that's relatives living under one roof, a cohousing community like mine, or just a bunch of neighbors who pledge to really know and look out for one another. It's good common sense, right? And yet, money has often made us dumb about reaching out. The most reliable wealth is found in relationship.
We zijn de echte nieuwe rijken, denk ik. Het draait minder om het investeren in de perfecte familie, maar meer om het investeren in het imperfecte dorp. Of dat nu samenwonen is met familie, of in een cohousing community, of simpelweg enkele buren die elkaar echt willen kennen, en voor elkaar zorgen. Da's toch gewoon gezond verstand, niet? En toch heeft geld ons dommer gemaakt over elkaar de hand reiken. De meest betrouwbare rijkdom is te vinden binnen een relatie.
The new better off is not an individual prospect at all. In fact, if you're a failure or you think you're a failure, I've got some good news for you: you might be a success by standards you have not yet honored. Maybe you're a mediocre earner but a masterful father. Maybe you can't afford your dream home, but you throw legendary neighborhood parties. If you're a textbook success, the implications of what I'm saying could be more grim for you. You might be a failure by standards you hold dear but that the world doesn't reward. Only you can know.
De nieuwe rijkdom is helemaal geen individualistische toekomst. Integendeel. Als je denk dat je een mislukking bent, dan heb ik goed nieuws voor je: misschien ben je wel succesvol volgens standaarden die je nog niet toepast. Je bent dan wel geen veelverdiener, maar wel een geweldige vader. Je kan je geen droomhuis veroorloven, maar je organiseert wel legendarische buurtfeestjes. Als je een schoolvoorbeeld bent van succes, dan zouden de vooruitzichten wel eens slechter voor je kunnen zijn. Je bent misschien een mislukking volgens je eigen maatstaven, maar die erkent de wereld niet. Dat doe je enkel zelf.
I know that I am not a tribute to my great-grandmother, who lived such a short and brutish life, if I earn enough money to afford every creature comfort. You can't buy your way out of suffering or into meaning. There is no home big enough to erase the pain that she must have endured. I am a tribute to her if I live a life as connected and courageous as possible. In the midst of such widespread uncertainty, we may, in fact, be insecure. But we can let that insecurity make us brittle or supple. We can turn inward, lose faith in the power of institutions to change -- even lose faith in ourselves. Or we can turn outward, cultivate faith in our ability to reach out, to connect, to create.
Ik weet dat ik geen afspiegeling ben van mijn overgrootmoeder, die zo'n kort en heftig leven heeft gekend, al verdiende ik nog zoveel dat ik me elke luxe kon veroorloven. Maar je kunt lijden niet afkopen, of betekenis kopen. Er is geen huis groot genoeg om de pijn uit te wissen die zij moet gevoeld hebben. Ik kan haar eren door mijn leven zo geëngageerd en moedig mogelijk te leven. Temidden de wijdverspreide onzekerheid mogen we wel degelijk onzeker zijn. Maar we kunnen deze onzekerheid ons laten verzwakken, of flexibeler maken. We kunnen ons op onszelf terugplooien, het vertrouwen verliezen in de instellingen, zelfs het vertrouwen in onszelf. Of we kunnen ons openstellen en geloven in de kracht om de hand te reiken, te verbinden, te creëren.
Turns out, the biggest danger is not failing to achieve the American Dream. The biggest danger is achieving a dream that you don't actually believe in. So don't do that. Do the harder, more interesting thing, which is to compose a life where what you do every single day, the people you give your best love and ingenuity and energy to, aligns as closely as possible with what you believe. That, not something as mundane as making money, is a tribute to your ancestors. That is the beautiful struggle.
Blijkbaar is het grootste gevaar niet dat je de American Dream niet waarmaakt. Het grootste gevaar dat je een droom waarmaakt waar je eigenlijk niet in gelooft. Doe dat dus niet. Ga voor de moeilijkere optie. Bouw een leven op voor jezelf waarin wat je iedere dag doet, wie je je liefde, oprechtheid en energie geeft overeenstemt met waar je in gelooft. Dat, en niet het verdienen van veel geld, is een ode aan je voor voorouders. Dat is een mooie strijd.
Thank you.
Dank u.
(Applause)
(Applaus)