I'm going to talk about the strategizing brain. We're going to use an unusual combination of tools from game theory and neuroscience to understand how people interact socially when value is on the line.
Ik ga het hebben over het strategische brein. We gebruiken een ongewone combinatie van speltheorie en neurowetenschappen We gebruiken een ongewone combinatie van speltheorie en neurowetenschappen om te begrijpen hoe sociale interactie werkt als het om waarden gaat.
So game theory is a branch of, originally, applied mathematics, used mostly in economics and political science, a little bit in biology, that gives us a mathematical taxonomy of social life, and it predicts what people are likely to do and believe others will do in cases where everyone's actions affect everyone else. That's a lot of things: competition, cooperation, bargaining, games like hide-and-seek and poker.
Speltheorie is oorspronkelijk een tak van toegepaste wiskunde, vooral gebruikt in economie en politicologie, soms in biologie. Het biedt ons een wiskundige taxonomie van het maatschappelijk leven en het voorspelt wat mensen gaan doen en geloven dat anderen zullen doen en het voorspelt wat mensen gaan doen en geloven dat anderen zullen doen wanneer ieders acties gevolgen hebben voor alle anderen. Dan gaat het dus om: competitie, coöperatie, onderhandelen, spellen zoals verstoppertje en poker.
Here's a simple game to get us started. Everyone chooses a number from zero to 100. We're going to compute the average of those numbers, and whoever's closest to two-thirds of the average wins a fixed prize. So you want to be a little bit below the average number but not too far below, and everyone else wants to be a little bit below the average number as well. Think about what you might pick. As you're thinking, this is a toy model of something like selling in the stock market during a rising market: You don't want to sell too early, because you miss out on profits, but you don't want to wait too late, to when everyone else sells, triggering a crash. You want to be a little bit ahead of the competition, but not too far ahead.
Om te beginnen een eenvoudig spel. Iedereen kiest een getal tussen 0 en 100, we berekenen het gemiddelde van die getallen, en wie het dichtst bij twee derde van het gemiddelde zit, wint een prijs. Dus wil je een beetje onder het gemiddelde zitten, maar niet te veel, en alle anderen willen dat ook. maar niet te veel, en alle anderen willen dat ook. Bedenk wat je zou kiezen. Dit is een soort spelversie van aandelen verkopen in een stijgende markt. Dit is een soort spelversie van aandelen verkopen in een stijgende markt. Je wilt niet te vroeg verkopen, want dan loop je winst mis, maar je wilt niet te lang wachten. Tot iedereen verkoopt, en er een crash optreedt. Je wilt de concurrentie net voor zijn, maar niet te veel. Twee theorieën over hoe mensen hierover nadenken, en dan kijken we naar de gegevens.
OK, here's two theories about how people might think about this, then we'll see some data. Some of these will sound familiar because you probably are thinking that way. I'm using my brain theory to see. A lot of people say, "I really don't know what people are going to pick, so I think the average will be 50" -- they're not being strategic at all -- and "I'll pick two-thirds of 50, that's 33." That's a start. Other people, who are a little more sophisticated, using more working memory, say, "I think people will pick 33, because they're going to pick a response to 50, and so I'll pick 22, which is two-thirds of 33." They're doing one extra step of thinking, two steps. That's better. Of course, in principle, you could do three, four or more, but it starts to get very difficult. Just like in language and other domains, we know that it's hard for people to parse very complex sentences with a recursive structure. This is called the cognitive hierarchy theory, something I've worked on and a few other people, and it indicates a kind of hierarchy, along with some assumptions about how many people stop at different steps and how the steps of thinking are affected by lots of interesting variables and variant people, as we'll see in a minute.
Twee theorieën over hoe mensen hierover nadenken, en dan kijken we naar de gegevens. Het komt misschien bekend voor omdat je ook zo denkt. Ik gebruik mijn breintheorie om te zien. Het komt misschien bekend voor omdat je ook zo denkt. Ik gebruik mijn breintheorie om te zien. Veel mensen zeggen: "Ik weet niet wat mensen zullen kiezen, dus ik denk dat het gemiddelde 50 is." Dit is niet erg strategisch. "En ik neem twee derde van 50. Dat is 33." Dat is een begin. Andere mensen die het iets slimmer benaderen met behulp van meer werkgeheugen, zeggen: "Ik denk dat mensen 33 kiezen, omdat ze uitgaan van 50, en dus kies ik 22, dat is twee derde van 33." Ze doen een extra denkstap, twee stappen. Dat is beter. In principe zou je er drie of vier kunnen doen. Maar het wordt lastig. Op het gebied van taal is het ook moeilijk voor mensen om zinnen te ontleden die heel complex zijn en een herhalende structuur hebben. Dit heet een cognitieve hiërarchie-theorie. Ik heb hier met enkele anderen aan gewerkt. Het geeft een soort hiërarchie weer en aannames over hoeveel mensen bij verschillende stappen stoppen en hoe de denkstappen beïnvloed worden door verschillende variabelen en mensen, zoals we zo zullen zien. Een heel andere theorie, veel populairder en ouder,
A very different theory, a much more popular one and an older one, due largely to John Nash of "A Beautiful Mind" fame, is what's called "equilibrium analysis." So if you've ever taken a game theory course at any level, you'll have learned a bit about this. An equilibrium is a mathematical state in which everybody has figured out exactly what everyone else will do. It is a very useful concept, but behaviorally, it may not exactly explain what people do the first time they play these types of economic games or in situations in the outside world. In this case, the equilibrium makes a very bold prediction, which is: everyone wants to be below everyone else, therefore, they'll play zero.
vooral dankzij John Nash, bekend van 'A beautiful mind', heet evenwichtsanalyse. Dus als je ooit iets hebt geleerd over speltheorie zal dit bekend voorkomen. Een evenwicht is een wiskundig concept waarin iedereen heeft beredeneerd wat iedereen zal doen. Een evenwicht is een wiskundig concept waarin iedereen heeft beredeneerd wat iedereen zal doen. Het is een zeer nuttig concept, maar qua gedrag kan het niet precies uitleggen wat mensen doen de eerste keer dat ze dit soort economische spellen doen of in situaties in de buitenwereld. In dit geval maakt het evenwicht een gedurfde voorspelling, namelijk dat iedereen lager wil zijn dan de rest, en dus kiezen ze nul.
Let's see what happens. This experiment's been done many, many times. Some of the earliest ones were done in the '90s by me and Rosemarie Nagel and others. This is a beautiful data set of 9,000 people who wrote in to three newspapers and magazines that had a contest. The contest said, send in your numbers, and whoever is close to two-thirds of the average will win a big prize. As you can see, there's so much data here, you can see the spikes very visibly. There's a spike at 33 -- those are people doing one step. There is another spike visible at 22. Notice, by the way, most people pick numbers right around there; they don't necessarily pick exactly 33 and 22. There's something a bit noisy around it. But you can see those spikes on that end. There's another group of people who seem to have a firm grip on equilibrium analysis, because they're picking zero or one. But they lose, right? Because picking a number that low is actually a bad choice if other people aren't doing equilibrium analysis as well. So they're smart, but poor.
Laten we eens kijken wat er gebeurt. Dit experiment is al vaak uitgevoerd, voor het eerst in de jaren 90 door mij en Rosemarie Nagel en anderen. Dit is een mooie verzameling gegevens, van 9.000 mensen die schreven naar drie kranten en tijdschriften die een wedstrijd deden. De wedstrijd hield in: stuur je getal en wie het dichtst bij twee derde van het gemiddelde zit, wint een grote prijs. Er zijn zoveel gegevens dat je de pieken heel goed kunt zien. Er is een piek bij 33. Dat zijn de mensen die één stap doen. Er is nog een piek zichtbaar op 22. Zie trouwens dat mensen er rondom kiezen. Ze kiezen niet per se precies 33 en 22. Er zit wat ruis omheen. Maar je ziet duidelijk de pieken. Dan is er een groep die bekend lijken met de evenwichtsanalyse, omdat ze nul of één kiezen. Maar zij verliezen. Omdat een laag getal kiezen eigenlijk een slechte keuze is als andere mensen niet ook evenwichtanalyse toepassen. Dus ze zijn slim, maar arm.
(Laughter)
(Gelach)
Where are these things happening in the brain? One study by Coricelli and Nagel gives a really sharp, interesting answer. They had people play this game while they were being scanned in an fMRI, and two conditions: in some trials, they're told, "You're playing another person who's playing right now. We'll match up your behavior at the end and pay you if you win." In other trials, they're told, "You're playing a computer, they're just choosing randomly." So what you see here is a subtraction of areas in which there's more brain activity when you're playing people compared to playing the computer. And you see activity in some regions we've seen today, medial prefrontal cortex, dorsomedial, up here, ventromedial prefrontal cortex, anterior cingulate, an area that's involved in lots of types of conflict resolution, like if you're playing "Simon Says," and also the right and left temporoparietal junction. And these are all areas which are fairly reliably known to be part of what's called a "theory of mind" circuit or "mentalizing circuit." That is, it's a circuit that's used to imagine what other people might do. These were some of the first studies to see this tied in to game theory.
Waar vindt dit plaats in de hersenen? Onderzoek van Coricelli en Nagel geeft een interessant antwoord. Ze lieten mensen dit spel doen terwijl ze in een fMRI werden gescand. De twee voorwaarden: in sommige proeven vertelden ze dat je tegen een ander persoon speelt die ook op dit moment speelt en na afloop wordt bekeken wie het geld wint. die ook op dit moment speelt en na afloop wordt bekeken wie het geld wint. In de andere proeven werd verteld dat je tegen een computer speelt die willekeurig kiest. Hier zie je het verschil tussen gebieden waar meer hersenactiviteit is als je tegen een mens speelt, ten opzichte van tegen de computer. Je ziet activiteit in de gebieden die we zojuist ook gezien hebben: de mediale prefrontale cortex, maar ook de dorsomediale, hierboven de ventromediale prefrontale cortex de voorste cingularis, een gebied dat betrokken is bij conflictoplossing, zoals bij het spel 'Simon says' en ook de rechter en linker temporopariëtale kruising. Al deze gebieden worden in verband gebracht met met de zogenaamde 'theory of mind' of 'mentalizing circuit'. Dat is het gebied dat wordt gebruikt om te voorspellen wat anderen gaan doen. Bij dit onderzoek werd dit voor het eerst in verband gebracht met de speltheorie. Bij dit onderzoek werd dit voor het eerst in verband gebracht met de speltheorie.
What happens with these one- and two-step types? So, we classify people by what they picked, and then we look at the difference between playing humans versus computers, which brain areas are differentially active. On the top, you see the one-step players. There's almost no difference. The reason is, they're treating other people like a computer, and the brain is too. The bottom players, you see all the activity in dorsomedial PFC. So we know the two-step players are doing something differently.
Hoe verhoudt dit zich tot de één- en twee-stap-spelers? We classificeren op basis van wat mensen kiezen en kijken naar de verschillen tussen We classificeren op basis van wat mensen kiezen en kijken naar de verschillen tussen het spelen tegen mensen en tegen computers: welke hersengebieden actief zijn. Bovenaan zie je de één-stap-spelers. Er is bijna geen verschil. Omdat ze de andere speler als een computer behandelen, doen de hersenen dit ook. Bij de onderste spelers zie je alle activiteit in de dorsomediale prefontale cortex. Dus we weten dat de twee-stap-spelers iets anders doen. Als we nu een stap terug doen en zeggen: "Wat kunnen we met deze informatie?"
Now, what can we do with this information? You might be able to look at brain activity and say, "This person will be a good poker player," or "This person's socially naive." We might also be able to study things like development of adolescent brains once we have an idea of where this circuitry exists.
Je zou kunnen kijken naar hersenactiviteit en zeggen: "Deze persoon zal een goede pokerspeler zijn", of "Deze persoon is sociaal naïef." We zouden kunnen kijken naar de ontwikkeling van adolescente hersenen We zouden kunnen kijken naar de ontwikkeling van adolescente hersenen als we eenmaal een idee hebben waar deze circuits zich bevinden.
OK. Get ready. I'm saving you some brain activity, because you don't need to use your hair detector cells. You should use those cells to think carefully about this game. This is a bargaining game. Two players who are being scanned using EEG electrodes are going to bargain over one to six dollars. If they can do it in 10 seconds, they'll earn that money. If 10 seconds go by and they haven't made a deal, they get nothing. That's kind of a mistake together. The twist is that one player, on the left, is informed about how much on each trial there is. They play lots of trials with different amounts each time. In this case, they know there's four dollars. The uninformed player doesn't know, but they know the informed player knows. So the uninformed player's challenge is to say, "Is this guy being fair, or are they giving me a very low offer in order to get me to think there's only one or two dollars available to split?" in which case they might reject it and not come to a deal. So there's some tension here between trying to get the most money but trying to goad the other player into giving you more. And the way they bargain is to point on a number line that goes from zero to six dollars. They're bargaining over how much the uninformed player gets, and the informed player will get the rest. So this is like a management-labor negotiation in which the workers don't know how much profits the privately held company has, and they want to maybe hold out for more money, but the company might want to create the impression that there's very little to split: "I'm giving the most I can."
Maak je klaar. Ik bespaar jullie wat hersenactiviteit omdat je je haardetectorcellen niet hoeft te gebruiken. Die cellen kun je mooi gebruiken voor dit spel. Het is een onderhandelingsspel. Twee spelers worden gescand met behulp van EEG-elektroden bij het onderhandelen over één tot zes dollar. Als ze dit kunnen binnen 10 seconden, krijgen ze ook echt dat bedrag. Als de 10 seconden om zijn en er is geen deal, dan krijgen ze niets. Dat is een fout die ze samen maken. Echter, de speler aan de linkerkant weet hoeveel er bij elke test beschikbaar is. Ze spelen een aantal rondes met iedere keer verschillende bedragen. In dit geval weten ze dat er vier dollar is. De niet-geïnformeerde speler weet dit niet, maar ze weten dat de geïnformeerde speler het wel weet. Dus het is aan de niet-geïnformeerde speler om te zeggen: "Is deze kerel echt te vertrouwen of geven ze me een heel laag bod zodat ik denk dat er maar 1 of 2 dollar beschikbaar is?" In dat geval komen ze wellicht niet tot een deal. Er is dus een spanningsveld om zoveel mogelijk geld te krijgen, maar ook te proberen de ander aan te sporen je meer te geven. Ze onderhandelen op een genummerde lijn die gaat van nul tot zes dollar, Ze onderhandelen op een genummerde lijn die gaat van nul tot zes dollar, over hoeveel de niet-geïnformeerde speler krijgt, en de geïnformeerde speler krijgt de rest. Zoals een bedrijf dat met een vakbond onderhandelt, en de werknemers weten niet hoeveel winst het bedrijf maakt, en de werknemers weten niet hoeveel winst het bedrijf maakt, en ze willen afwachten voor meer geld, maar het bedrijf zou willen de indruk willen wekken dat er heel weinig te verdelen valt: "Ik geef wat ik kan."
First, some behavior: a bunch of the subject pairs play face-to-face. We have other data where they play across computers. That's an interesting difference, as you might imagine. But a bunch of the face-to-face pairs agree to divide the money evenly every single time. Boring. It's just not interesting neurally. It's good for them -- they make a lot of money. But we're interested in: Can we say something about when disagreements occur versus don't occur?
Eerst over gedrag: sommige van de spelers spelen rechtstreeks. Anderen speelden via een computer. Dat is een interessant verschil, zoals je je kunt voorstellen. Maar sommige van de rechtstreekse paren besloten om het geld elke keer eerlijk te delen. Saai. Neuraal niet gezien niet interessant. Het is voordelig voor hen, zij verdienen veel geld. Maar wat wij willen weten, is: kunnen we iets zeggen over wanneer al dan niet een meningsverschil optreedt?
So this is the other group of subjects, who often disagree. They bicker and disagree and end up with less money. They might be eligible to be on "Real Housewives," the TV show.
Dit is de groep waarbij vaak meningsverschillen zijn. Zij hebben een kans - ze ruziën veel en eindigen met minder geld. Zij kunnen meedoen aan 'Real housewives', dat tv-programma.
(Laughter)
Je ziet het aan de linkerkant:
You see on the left, when the amount to divide is one, two or three dollars, they disagree about half the time; when it's four, five, six, they agree quite often. This turns out to be something that's predicted by a very complicated type of game theory you should come to graduate school at CalTech and learn about. It's a little too complicated to explain right now, but the theory tells you that this shape should occur. Your intuition might tell you that, too.
als het bedrag 1, 2 of 3 dollar is, zijn ze het de helft van de keren niet eens, als het bedrag 4,5, of 6 is, zijn ze het best vaak eens. Het blijkt dat dit te voorspellen is door een zeer gecompliceerde vorm van speltheorie. Je zou aan CalTech moeten studeren en hierover moeten leren. Het is iets te ingewikkeld om nu zo uit te leggen, maar volgens deze theorie zou je deze vorm moeten zien. Intuïtief zou je dat ook denken. Nu zal ik de EEG-resultaten laten zien.
Now I'm going to show you the results from the EEG recording. Very complicated. The right brain schematic is the uninformed person, and the left is the informed. Remember that we scanned both brains at the same time, so we can ask about time-synced activity in similar or different areas simultaneously, just like if you wanted to study a conversation, and you were scanning two people talking to each other. You'd expect common activity in language regions when they're listening and communicating. So the arrows connect regions that are active at the same time. The direction of the arrows flows from the region that's active first in time, and the arrowhead goes to the region that's active later. So in this case, if you look carefully, most of the arrows flow from right to left. That is, it looks as if the uninformed brain activity is happening first, and then it's followed by activity in the informed brain. And by the way, these are trials where their deals were made. This is from the first two seconds. We haven't finished analyzing this data, so we're still peeking in, but the hope is that we can say something in the first couple of seconds about whether they'll make a deal or not, which could be very useful in thinking about avoiding litigation and ugly divorces and things like that. Those are all cases in which a lot of value is lost by delay and strikes.
Heel ingewikkeld. De rechterhersenen staan voor de niet geïnformeerde persoon, de linker voor de geïnformeerde. Vergeet niet dat wij beide hersenen op hetzelfde moment hebben gescand, dus we kijken naar synchrone activiteit in dezelfde of verschillende gebieden op hetzelfde moment, dus we kijken naar synchrone activiteit in dezelfde of verschillende gebieden op hetzelfde moment, zoals wanneer je een gesprek wilt onderzoeken en je twee mensen scant die met elkaar praten: dan verwacht je gelijke activiteit in de taalgebieden op het moment dat ze luisteren en communiceren. De pijlen verbinden de gebieden die tegelijk actief waren. De richting van de pijlen geeft aan welke regio's eerst actief waren De richting van de pijlen geeft aan welke regio's eerst actief waren en de pijlpunt gaat richting het gebied dat later actief is. In dit geval, als je goed kijkt, gaan de meeste pijlen van links naar rechts. Het lijkt er dus op dat het niet-geïnformeerde brein eerst activiteit vertoont, Het lijkt er dus op dat het niet-geïnformeerde brein eerst activiteit vertoont, en dat het gevolgd wordt door activiteit in het geïnformeerde brein. Dit zijn trouwens tests waarbij ze tot een deal kwamen. Dit is van de eerste 2 seconden. We zijn nog niet klaar met het analyseren van deze gegevens, dus we zitten nog te turen, maar onze hoop is dat we op basis van die eerste seconden kunnen zeggen of ze een deal gaan maken of niet. Dit zou bruikbaar kunnen zijn in het voorkomen van rechtszaken en pijnlijke echtscheidingen etc. Dat zijn zaken waarbij veel verloren gaat door vertraging en stakingen.
Here's the case where the disagreements occur. You can see it looks different than the one before. There's a lot more arrows. That means that the brains are synced up more closely in terms of simultaneous activity, and the arrows flow clearly from left to right. That is, the informed brain seems to be deciding, "We're probably not going to make a deal here." And then later, there's activity in the uninformed brain.
Dit zijn de gevallen waarbij ze het niet eens werden. Je ziet dat het er anders uitziet dan de vorige. Er zijn veel meer pijlen. Je ziet dat het er anders uitziet dan de vorige. Er zijn veel meer pijlen. Dit geeft aan dat de hersenen meer gelijktijdige activiteit vertonen, Dit geeft aan dat de hersenen meer gelijktijdige activiteit vertonen, en de pijlen gaan duidelijk van links naar rechts. Dat wil zeggen dat het geïnformeerde brein beslist: "We gaan waarschijnlijk geen deal bereiken." En dan komt later de activiteit in de niet-geïnformeerde hersenen.
Next, I'm going to introduce you to some relatives. They're hairy, smelly, fast and strong. You might be thinking back to your last Thanksgiving.
Nu ga ik jullie voorstellen aan een paar verwanten. Ze zijn harig, stinkend, snel en sterk. Je denkt nu misschien aan je laatste Thanksgiving.
(Laughter)
Misschien als je een chimpansee op bezoek had.
Maybe, if you had a chimpanzee with you. Charles Darwin and I and you broke off from the family tree from chimpanzees about five million years ago. They're still our closest genetic kin. We share 98.8 percent of the genes. We share more genes with them than zebras do with horses. And we're also their closest cousin. They have more genetic relation to us than to gorillas. So, how humans and chimpanzees behave differently might tell us a lot about brain evolution.
Charles Darwin en jij en ik vertakten van de stamboom van de chimpansee, zo'n 5 miljoen jaar geleden. Ze zijn nog steeds onze dichtstbijzijnde genetische verwanten. Wij delen 98,8% van onze genen. We delen meer genen met hen dan zebra's delen met paarden. En we zijn ook hun naaste neef. Zij staan genetisch dichter bij ons dan gorilla's. Dus hoe mensen en chimpansees zich verschillend gedragen, kan ons veel vertellen over de evolutie van het brein.
This is an amazing memory test from [Kyoto], Japan, the Primate Research Institute, where they've done a lot of this research. This goes back a ways. They're interested in working memory. The chimp will see, watch carefully, they'll see 200 milliseconds' exposure -- that's fast, eight movie frames -- of numbers one, two, three, four, five. Then they disappear and are replaced by squares, and they have to press the squares that correspond to the numbers from low to high to get an apple reward. Let's see how they can do it.
Dit is een ongelooflijke geheugentest uit het primatenonderzoeksinsitituut in Nagoya, Japan, waar ze veel van dit soort onderzoek doen. Dit gaat vrij ver terug. Zij zijn geïnteresseerd in werkgeheugen. De chimp gaat kijken, let goed op, ze worden 200 milliseconden blootgesteld — dat is snel, dat zijn acht filmframes — aan de getallen 1, 2, 3, 4 of 5. Dan verdwijnen ze en verschijnen er vierkanten, en ze moeten drukken op de vierkanten die overeenkomen met de getallen van laag naar hoog om een appel te krijgen als beloning. Laten we eens kijken hoe ze het kunnen doen.
This is a young chimp. The young ones are better than the old ones, just like humans.
Dit is een jonge chimp. De kleintjes zijn beter dan de oude, net als bij mensen.
(Laughter)
Ze zijn zeer ervaren. Ze hebben dit al duizenden en duizenden keren gedaan.
And they're highly experienced, they've done this thousands of times. Obviously there's a big training effect, as you can imagine.
Ze zijn zeer ervaren. Ze hebben dit al duizenden en duizenden keren gedaan. Ze zijn natuurlijk zeer getraind, zoals je je voor kunt stellen. (Gelach)
(Laughter)
Ze doen het heel blasé en zonder enige moeite.
You can see they're very blasé and effortless. Not only can they do it very well, they do it in a sort of lazy way.
Ze kunnen het niet alleen heel goed, maar ze doen het ook op een luie manier.
(Laughter)
Wie denkt dat hij de chimps kan verslaan?
Who thinks you could beat the chimps?
(Laughter)
Mis! (Gelach)
Wrong. (Laughter)
We kunnen het een keer proberen.
We can try. We'll try. Maybe we'll try.
Het volgende deel van het onderzoek
OK, so the next part of the study I'm going to go quickly through is based on an idea of Tetsuro Matsuzawa. He had a bold idea he called the "cognitive trade-off hypothesis." We know chimps are faster and stronger; they're also obsessed with status. His thought was, maybe they've preserved brain activities and practice them in development that are really, really important to them to negotiate status and to win, which is something like strategic thinking during competition. So we're going to check that out by having the chimps actually play a game by touching two touch screens.
dat ik snel ga doorlopen, is gebaseerd op een idee van Tetsuro Matsuzawa. Hij had een gedurfd idee dat hij de cognititeve inruilhypothese noemde. We weten dat chimps sneller en sterker zijn. Ze zijn ook zeer geobsedeerd door status. Zijn idee was dat ze wellicht hersenactiviteiten opgeslagen hebben en deze oefenen met het oog op ontwikkelingen die heel erg belangrijk voor hen zijn om status te bemachtigen, net zoiets als strategisch denken tijdens een wedstrijd. Dit gaan we controleren door de chimps een spel te laten spelen door het aanraken van twee schermen.
The chimps are interacting with each other through the computers. They'll press left or right. One chimp is called a matcher; they win if they press left-left, like a seeker finding someone in hide-and-seek, or right-right. The mismatcher wants to mismatch; they want to press the opposite screen of the chimp. And the rewards are apple cube rewards. So here's how game theorists look at these data. This is a graph of the percentage of times the matcher picked right on the x-axis and the percentage of times they picked right by the mismatcher on the y-axis. So a point here is the behavior by a pair of players, one trying to match, one trying to mismatch. The NE square in the middle -- actually, NE, CH and QRE -- those are three different theories of Nash equilibrium and others, tells you what the theory predicts, which is that they should match 50-50, because if you play left too much, for example, I can exploit that if I'm the mismatcher by then playing right. And as you can see, the chimps -- each chimp is one triangle -- are circled around, hovering around that prediction.
De chimps hebben interactie met elkaar via de computers. Ze drukken op links of rechts. De ene chimp heet de 'matcher'. Deze wint als hij op links, links drukt zoals bij verstoppertje, of rechts-rechts. De 'mismatcher' wil het omgekeerde. Zij willen op het tegengestelde drukken ten opzichte van de andere chimp. De beloning zijn blokjes appel. Hier zie je hoe speltheoretici deze gegevens zien. Dit is een grafiek van het percentage van de tijd dat de 'matcher' rechts koos op de x-as, en het percentage van de keren dat de 'mismatcher' rechts koos op de y-as. en het percentage van de keren dat de 'mismatcher' rechts koos op de y-as. Dus een punt is hier het gedrag van de twee spelers, de een probeert gelijke te krijgen, de ander verschillende. Het vierkant met NE - of eigenlijk met NE, CH en QRE zijn drie verschillende theorieën van Nash-evenwicht die zeggen wat de theorie voorspelt, namelijk dat het altijd 50-50 zou moeten zijn, want als je bijvoorbeeld te vaak links kiest, kan ik dat als 'mismatcher' misbruiken door dan rechts te spelen. Elke chimpansee is een driehoek, en zweeft rondom die voorspelling.
Now we move the payoffs. We're going to make the left-left payoff for the matcher a little higher. Now they get three apple cubes. Game theoretically, that should make the mismatcher's behavior shift: the mismatcher will think, "Oh, this guy's going to go for the big reward, so I'll go to the right, make sure he doesn't get it." And as you can see, their behavior moves up in the direction of this change in the Nash equilibrium. Finally, we changed the payoffs one more time. Now it's four apple cubes, and their behavior again moves towards the Nash equilibrium. It's sprinkled around, but if you average the chimps out, they're really close, within .01. They're actually closer than any species we've observed.
Nu kijken we naar de beloning. We gaan de links-links beloning voor de 'matcher' iets verhogen. Ze krijgen nu drie blokjes appel. Volgens speltheorie zou dit de strategie van de 'mismatcher' moeten veranderen. Want de 'mismatcher' zal denken: "Hij gaat voor de grote beloning, dus kies ik voor rechts, zodat hij ze niet krijgt." "Hij gaat voor de grote beloning, dus kies ik voor rechts, zodat hij ze niet krijgt." Zoals je ziet gaat hun gedrag omhoog in de richting van deze wijziging in het Nash-evenwicht. Uiteindelijk hebben we de beloning nog één keer aangepast, nu vier blokjes appel, en hun gedrag ging weer dichter naar het evenwicht. nu vier blokjes appel, en hun gedrag ging weer dichter naar het evenwicht. Ze zitten er omheen verspreid, maar als je het gemiddelde neemt zitten ze echt heel dichtbij, binnen 0,01. Dichterbij dan elke andere soort die wij onderzocht hebben.
What about humans? You think you're smarter than a chimpanzee? Here's two human groups in green and blue. They're closer to 50-50; they're not responding to payoffs as closely. And also if you study their learning in the game, they aren't as sensitive to previous rewards. The chimps play better than the humans, in terms of adhering to game theory. And these are two different groups of humans, from Japan and Africa; they replicate quite nicely. None of them are close to where the chimps are.
Hoe zit het met mensen? Je denkt dat je slimmer bent dan een chimpansee? Dit zijn twee menselijke groepen, groen en blauw. Zij zitten dichter bij 50-50. Ze reageren minder sterk op de beloning, en als je kijkt naar hun leergedrag, zijn ze minder gevoelig voor eerdere beloningen. en als je kijkt naar hun leergedrag, zijn ze minder gevoelig voor eerdere beloningen. De chimps spelen beter dan de mens, in de zin van vasthouden aan speltheorie. De chimps spelen beter dan de mens, in de zin van vasthouden aan speltheorie. Dit zijn twee verschillende groepen mensen uit Japan en Afrika. Ze zitten heel mooi dicht bij elkaar. Dit zijn twee verschillende groepen mensen uit Japan en Afrika. Ze zitten heel mooi dicht bij elkaar. Geen van hen in de buurt van de chimpansees.
So, some things we learned: people seem to do a limited amount of strategic thinking using theory of mind. We have preliminary evidence from bargaining that early warning signs in the brain might be used to predict whether there'll be a bad disagreement that costs money, and chimps are "better" competitors than humans, as judged by game theory.
Dit is wat we vandaag geleerd hebben. Voor het strategisch denken, maken mensen maar beperkt gebruik van de 'theory of mind'. Voor het strategisch denken, maken mensen maar beperkt gebruik van de 'theory of mind'. We hebben enkele voorlopige bewijzen uit onderhandelingen dat vroegtijdige waarschuwing in de hersenen gebruikt kunnen worden om te voorspellen of het op onenigheid eindigt, wat geld kost. En chimpansees zijn betere strategen dan mensen, volgens de speltheorie. En chimpansees zijn betere strategen dan mensen, volgens de speltheorie.
Thank you.
Bedankt.
(Applause)
(Applaus)