My search is always to find ways to chronicle, to share and to document stories about people, just everyday people. Stories that offer transformation, that lean into transcendence, but that are never sentimental, that never look away from the darkest things about us. Because I really believe that we're never more beautiful than when we're most ugly. Because that's really the moment we really know what we're made of. As Chris said, I grew up in Nigeria with a whole generation -- in the '80s -- of students who were protesting a military dictatorship, which has finally ended. So it wasn't just me, there was a whole generation of us.
Mijn zoektocht is altijd manieren te vinden om verhalen over alledaagse mensen te documenteren en te delen. Verhalen die transformatie bieden, die transcendentie benaderen, maar die nooit sentimenteel zijn, die nooit wegkijken van onze duisterste kanten. Ik geloof werkelijk dat we nooit mooier zijn dan wanneer we op ons lelijkst zijn. Want dat is het moment waarop we onze ware aard zien. Zoals Chris zei, groeide ik op in Nigeria in de jaren '80, met een hele generatie van studenten die protesteerden tegen een militaire dictatuur die eindelijk voorbij is. Dus ik was niet alleen, het was een hele generatie.
But what I've come to learn is that the world is never saved in grand messianic gestures, but in the simple accumulation of gentle, soft, almost invisible acts of compassion, everyday acts of compassion. In South Africa, they have a phrase called Ubuntu. Ubuntu comes out of a philosophy that says, the only way for me to be human is for you to reflect my humanity back at me. But if you're like me, my humanity is more like a window. I don't really see it, I don't pay attention to it until there's, you know, like a bug that's dead on the window. Then suddenly I see it, and usually, it's never good. It's usually when I'm cussing in traffic at someone who is trying to drive their car and drink coffee and send emails and make notes. So what Ubuntu really says is that there is no way for us to be human without other people. It's really very simple, but really very complicated.
Maar wat ik geleerd heb, is dat de wereld nooit gered wordt in grootse messiaanse gebaren, maar in de eenvoudige accumulatie van zachte, bijna onzichtbare handelingen van alledaags mededogen. In Zuid Afrika hebben ze het begrip 'ubuntu'. Ubuntu stamt uit een filosofie die zegt: de enige manier voor mij om mens te zijn, is als jij mijn menselijkheid weerspiegelt. Maar voor iemand als ik, is menselijkheid meer een venster. Ik zie het niet echt, besteed er geen aandacht aan totdat er een dood insect op zit. Dan opeens zie ik het, en meestal is het niet mooi. Het is meestal als ik vloek in het verkeer op iemand die probeert te rijden terwijl hij koffie drinkt, e-mails verstuurt en aantekeningen maakt. Dus wat ubuntu werkelijk zegt, is dat je onmogelijk menselijk kunt zijn zonder anderen. Het is heel simpel, maar heel gecompliceerd.
So, I thought I should start with some stories. I should tell you some stories about remarkable people, so I thought I'd start with my mother. (Laughter) And she was dark, too. My mother was English. My parents met in Oxford in the '50s, and my mother moved to Nigeria and lived there. She was five foot two, very feisty and very English. This is how English my mother is -- or was, she just passed. She came out to California, to Los Angeles, to visit me, and we went to Malibu, which she thought was very disappointing. (Laughter) And then we went to a fish restaurant, and we had Chad, the surfer dude, serving us, and he came up and my mother said, "Do you have any specials, young man?" And Chad says, "Sure, like, we have this, like, salmon, that's, like, rolled in this, like, wasabi, like, crust. It's totally rad." And my mother turned to me and said, "What language is he speaking?" (Laughter) I said, "English, mum." And she shook her head and said, "Oh, these Americans. We gave them a language, why don't they use it?" (Laughter)
Ik wilde beginnen met een paar verhalen. Een paar verhalen over bijzondere mensen, dus ik dacht: ik begin met mijn moeder. (Gelach) Zij was ook donker. Mijn moeder was Engels. Mijn ouders ontmoetten elkaar in Oxford in de jaren '50 en mijn moeder verhuisde naar Nigeria. Ze was 1.55m, erg pittig en erg Engels. Dit is hoe mijn moeder is -- of was, ze is pas overleden. Ze kwam naar Los Angeles om me te bezoeken, en we gingen naar Malibu, dat haar erg teleurstelde. (Gelach) Toen gingen we naar een visrestaurant, en Chad de surfer was onze ober. Hij kwam aan tafel en mijn moeder vroeg: "Heb je nog bijzondere gerechten, jongeman?" Chad zegt: "Zeker weten, we hebben totaal gave zalm gerold in een soort korst van wasabi, weet je wel. Helemaal waus..." Mijn moeder draaide zich naar mij en zei: "Welke taal spreekt hij?" (Gelach) Ik zei: "Engels, mam." Ze schudde haar hoofd en zei: "O, die Amerikanen... we gaven hen een taal. Waarom gebruiken ze die niet?" (Gelach)
So, this woman, who converted from the Church of England to Catholicism when she married my father -- and there's no one more rabid than a Catholic convert -- decided to teach in the rural areas in Nigeria, particularly among Igbo women, the Billings ovulation method, which was the only approved birth control by the Catholic Church. But her Igbo wasn't too good. So she took me along to translate. I was seven. (Laughter) So, here are these women, who never discuss their period with their husbands, and here I am telling them, "Well, how often do you get your period?" (Laughter) And, "Do you notice any discharges?" (Laughter) And, "How swollen is your vulva?" (Laughter) She never would have thought of herself as a feminist, my mother, but she always used to say, "Anything a man can do, I can fix." (Applause) And when my father complained about this situation, where she's taking a seven-year-old boy to teach this birth control, you know, he used to say, "Oh, you're turning him into -- you're teaching him how to be a woman." My mother said, "Someone has to." (Laughter)
Dus deze vrouw, die overstapte van de kerk van Engeland naar het katholicisme toen ze mijn vader trouwde -- en niemand is doller dan een katholieke bekeerling -- besloot in de landelijke gebieden van Nigeria, vooral aan Igbovrouwen de Billings-ovulatiemethode te onderwijzen. Dit was het enige voorbehoedmiddel met katholieke goedkeuring. Maar haar Igbo was niet al te goed. Dus ze nam me mee om te vertalen. Ik was zeven. (Gelach) Dus hier zijn die vrouwen die nooit hun menstruatie bespreken met hun man, en ik vraag: "Hoe vaak menstrueert u?" (Gelach) "Hebt u afscheidingen bemerkt?" (Gelach) "Hoe gezwollen is uw vulva?" (Gelach) Ze zou zichzelf nooit als feministe gezien hebben, maar mijn moeder zei altijd: "Alles wat een man kan, kan ik herstellen." (Gelach) Als mijn vader klaagde over deze situatie, waarin een 7-jarige jongen een voorbehoedmiddel uitlegt, zei hij: "O, je bent hem aan het leren hoe hij een vrouw moet zijn." Mijn moeder zei: "Iemand moet het doen." (Gelach)
This woman -- during the Biafran war, we were caught in the war. It was my mother with five little children. It takes her one year, through refugee camp after refugee camp, to make her way to an airstrip where we can fly out of the country. At every single refugee camp, she has to face off soldiers who want to take my elder brother Mark, who was nine, and make him a boy soldier. Can you imagine this five-foot-two woman, standing up to men with guns who want to kill us? All through that one year, my mother never cried one time, not once. But when we were in Lisbon, in the airport, about to fly to England, this woman saw my mother wearing this dress, which had been washed so many times it was basically see through, with five really hungry-looking kids, came over and asked her what had happened. And she told this woman. And so this woman emptied out her suitcase and gave all of her clothes to my mother, and to us, and the toys of her kids, who didn't like that very much, but -- (Laughter) -- that was the only time she cried. And I remember years later, I was writing about my mother, and I asked her, "Why did you cry then?" And she said, "You know, you can steel your heart against any kind of trouble, any kind of horror. But the simple act of kindness from a complete stranger will unstitch you."
Deze vrouw -- tijdens de Biafraoorlog werden we verrast door het conflict. Mijn moeder met vijf kleine kinderen deed er een jaar over om via opvangkamp na opvangkamp bij een landingsstrook te geraken om het land te verlaten. In elk opvangkamp moest ze officieren ervan weerhouden mijn oudere broer Mark, die 9 was, mee te nemen als kindsoldaat. Kun je je deze 1.55m lange vrouw voorstellen, staand tussen ons en mannen met geweren? Gedurende dat hele jaar huilde mijn moeder niet één keer, nooit. Maar op het vliegveld van Lissabon, op weg naar Engeland, zag een vrouw mijn moeder een jurk dragen die zo vaak gewassen was dat je er doorheen kon kijken, met vijf hongerig kijkende kinderen. Ze kwam ons vragen wat er gebeurd was. Ze vertelde het. Deze vrouw leegde haar koffer en gaf al haar kleren aan mijn moeder en aan ons, en het speelgoed van haar kinderen, die dat niet leuk vonden, maar... (Gelach) Dat was de enige keer dat ze huilde. Jaren later schreef ik over mijn moeder en ik vroeg haar: "Waarom huilde je toen?" Zij zei: "Je kunt je hart wapenen tegen alle mogelijke problemen en verschrikkingen. Maar een vriendelijk gebaar van een volstrekte vreemde tornt je naden los."
The old women in my father's village, after this war had happened, memorized the names of every dead person, and they would sing these dirges, made up of these names. Dirges so melancholic that they would scorch you. And they would sing them only when they planted the rice, as though they were seeding the hearts of the dead into the rice. But when it came for harvest time, they would sing these joyful songs, that were made up of the names of every child who had been born that year. And then the next planting season, when they sang the dirge, they would remove as many names of the dead that equaled as many people that were born. And in this way, these women enacted a lot of transformation, beautiful transformation.
De oude vrouwen in mijn vaders dorp, na de oorlog, onthielden de namen van iedere gestorvene, en zongen klaagzangen die bestonden uit deze namen. Klaagzangen zo melancholiek, dat ze je verschroeiden. Ze zongen ze alleen tijdens het planten van de rijst, alsof ze de harten van de doden zaaiden met de rijst. Maar in de oogsttijd zongen ze blijde liederen, die bestonden uit de namen van ieder kind dat in dat jaar geboren was. Het volgende zaaiseizoen, wanneer ze hun klaagliederen zongen, verwijderden ze zoveel namen van de doden, als er mensen waren geboren. Zo bewerkstelligden deze vrouwen een hoop mooie transformatie.
Did you know, that before the genocide in Rwanda, the word for rape and the word for marriage was the same one? But today, women are rebuilding Rwanda. Did you also know that after apartheid, when the new government went into the parliament houses, there were no female toilets in the building? Which would seem to suggest that apartheid was entirely the business of men. All of this to say, that despite the horror, and despite the death, women are never really counted. Their humanity never seems to matter very much to us.
Wist je, dat vóór de genocide in Rwanda, het woord voor verkrachting en voor huwelijk hetzelfde was? Vandaag bouwen vrouwen Rwanda opnieuw op. Wist je dat na apartheid, toen de nieuwe regering de parlementsgebouwen betrok, er geen damestoiletten aanwezig waren? Dit suggereert dat apartheid volledig het werk was van mannen. Dit alles om te zeggen dat ondanks de verschrikkingen en de dood, vrouwen nooit werkelijk telden. Hun menselijkheid telde niet zo voor ons.
When I was growing up in Nigeria -- and I shouldn't say Nigeria, because that's too general, but in Afikpo, the Igbo part of the country where I'm from -- there were always rites of passage for young men. Men were taught to be men in the ways in which we are not women, that's essentially what it is. And a lot of rituals involved killing, killing little animals, progressing along, so when I turned 13 -- and, I mean, it made sense, it was an agrarian community, somebody had to kill the animals, there was no Whole Foods you could go and get kangaroo steak at -- so when I turned 13, it was my turn now to kill a goat. And I was this weird, sensitive kid, who couldn't really do it, but I had to do it. And I was supposed to do this alone. But a friend of mine, called Emmanuel, who was significantly older than me, who'd been a boy soldier during the Biafran war, decided to come with me. Which sort of made me feel good, because he'd seen a lot of things. Now, when I was growing up, he used to tell me stories about how he used to bayonet people, and their intestines would fall out, but they would keep running. So, this guy comes with me. And I don't know if you've ever heard a goat, or seen one -- they sound like human beings, that's why we call tragedies "a song of a goat." My friend Brad Kessler says that we didn't become human until we started keeping goats. Anyway, a goat's eyes are like a child's eyes. So when I tried to kill this goat and I couldn't, Emmanuel bent down, he puts his hand over the mouth of the goat, covers its eyes, so I don't have to look into them, while I kill the goat. It didn't seem like a lot, for this guy who'd seen so much, and to whom the killing of a goat must have seemed such a quotidian experience, still found it in himself to try to protect me. I was a wimp. I cried for a very long time. And afterwards, he didn't say a word. He just sat there watching me cry for an hour. And then afterwards he said to me, "It will always be difficult, but if you cry like this every time, you will die of heartbreak. Just know that it is enough sometimes to know that it is difficult." Of course, talking about goats makes me think of sheep, and not in good ways. (Laughter)
Toen ik opgroeide in Nigeria -- ik zou niet Nigeria moeten zeggen, dat is te algemeen, maar in Urhobo, het Igbodeel van het land, waren er altijd ontgroeningsrituelen voor mannen. Mannen werd geleerd niet vrouwelijk te zijn, daar komt het op neer. Vele rituelen hadden te maken met het doden van steeds grotere dieren, dus toen ik 13 werd -- en er zat wat in, het was tenslotte een agrarische gemeenschap, iemand moest de dieren doden. Er was geen supermarkt waar je een kangoeroebiefstuk kon halen, dus toen ik 13 werd, was het mijn beurt om een geit te doden. Ik was een vreemde, gevoelige knul, die dat niet kon... maar het moest. Ik werd geacht dit alleen te doen. Maar een vriend van me, Emmanuel, die aanzienlijk ouder was dan ik, en die kindsoldaat was geweest in de Biafraoorlog, besloot met me mee te komen. Dit vergemakkelijkte het voor me, want hij had een hoop gezien. Toen ik opgroeide, vertelde hij me verhalen over hoe hij mensen met een bajonet stak, zodat hun ingewanden er tijdens het rennen uitvielen. Dus deze kerel komt met me mee, en ik weet niet of je wel eens een geit hebt gehoord -- ze klinken als mensen. Daarom noemen we tragedies: 'lied van een geit'. Mijn vriend Brad Kessler zegt dat we niet menselijk waren totdat we geiten gingen houden. Hoe dan ook, de ogen van een geit zijn kinderogen. Dus toen ik de geit maar niet kon doden, boog Emmanuel voorover, legde zijn hand over de mond van de geit, bedekte haar ogen, zodat ik die niet zag, terwijl ik de geit doodde. Het lijkt niet veel. Maar iemand die zoveel had gezien, en voor wie het doden van een geit zo'n triviale ervaring moet zijn geweest, bracht het op, mij te trachten beschermen. Ik was een watje. Ik huilde lange tijd. Hij zei geen woord, maar zat te kijken terwijl ik een uur lang huilde. Daarna zei hij tegen me: het zal altijd moeilijk zijn, maar als je elke keer zo huilt, zal je hart een keer breken. Soms is het genoeg om te weten dat het moeilijk is. Over geiten praten, doet me aan schapen denken en niet op een goede manier. (Gelach)
So, I was born two days after Christmas. So growing up, you know, I had a cake and everything, but I never got any presents, because, born two days after Christmas. So, I was about nine, and my uncle had just come back from Germany, and we had the Catholic priest over, my mother was entertaining him with tea. And my uncle suddenly says, "Where are Chris' presents?" And my mother said, "Don't talk about that in front of guests." But he was desperate to show that he'd just come back, so he summoned me up, and he said, "Go into the bedroom, my bedroom. Take anything you want out of the suitcase. It's your birthday present." I'm sure he thought I'd take a book or a shirt, but I found an inflatable sheep. (Laughter) So, I blew it up and ran into the living room, my finger where it shouldn't have been, I was waving this buzzing sheep around, and my mother looked like she was going to die of shock. (Laughter) And Father McGetrick was completely unflustered, just stirred his tea and looked at my mother and said, "It's all right Daphne, I'm Scottish." (Laughter) (Applause)
Ik werd twee dagen na kerst geboren. Dus in mijn jeugd, weet je... was er taart en zo, maar ik kreeg nooit geschenken, omdat ik twee dagen na kerst geboren was. Nu, ik was negen en mijn oom was zojuist teruggekomen uit Duitsland, en de katholieke priester was op bezoek. Mijn moeder zat met hem aan de thee, en mijn oom zegt opeens: "Waar zijn de geschenken van Chris?" Mijn moeder zegt: "Niet waar gasten bij zijn." Maar hij wilde laten zien dat hij net terug was gekomen, dus hij riep me en zei: "Ga naar mijn slaapkamer. Pak wat je maar wilt uit de koffer. Het is je verjaardagsgeschenk." Ik denk dat hij dacht dat ik een boek of shirt zou pakken, maar ik vond een opblaasbaar schaap. (Gelach) Dus ik blies het op en rende de kamer in, mijn vinger waar die niet hoorde te zitten. Ik wuifde dat onzalige schaap in het rond en mijn moeder kreeg bijna een hartaanval. (Gelach) Pastoor McGetrick was volstrekt onaangedaan, roerde zijn thee en keek naar mijn moeder en zei: "Geeft niet, Daphne, Ik ben Schots." (Gelach) (Applaus)
My last days in prison, the last 18 months, my cellmate -- for the last year, the first year of the last 18 months -- my cellmate was 14 years old. The name was John James, and in those days, if a family member committed a crime, the military would hold you as ransom till your family turned themselves in. So, here was this 14-year-old kid on death row. And not everybody on death row was a political prisoner. There were some really bad people there. And he had smuggled in two comics, two comic books -- "Spiderman" and "X-Men." He was obsessed. And when he got tired of reading them, he started to teach the men in death row how to read, with these comic books. And so, I remember night after night, you'd hear all these men, these really hardened criminals, huddled around John James, reciting, "Take that, Spidey!" (Laughter) It's incredible. I was really worried. He didn't know what death row meant. I'd been there twice, and I was terribly afraid that I was going to die. And he would always laugh, and say, "Come on, man, we'll make it out." Then I'd say, "How do you know?" And he said, "Oh, I heard it on the grapevine." They killed him. They handcuffed him to a chair, and they tacked his penis to a table with a six-inch nail, then left him there to bleed to death. That's how I ended up in solitary, because I let my feelings be known. All around us, everywhere, there are people like this.
Mijn laatste dagen in de gevangenis, het eerste jaar van de laatste 18 maanden, had ik een 14-jarige celgenoot. Zijn naam was John James. In die dagen hielden de militairen je gevangen als een familielid een misdaad had begaan, tot deze zichzelf aangaf. Dus hier was die 14-jarige jongen in de dodencel. Niet iedereen in de dodencel was een politiek gevangene -- er zaten behoorlijk slechte mensen daar. Hij had twee stripverhalen binnengesmokkeld -- Spiderman en X-men. Hij was geobsedeerd. Toen hij erop uitgekeken was, begon hij de mannen in de dodencel te leren lezen met deze stripboeken. Ik herinner me, avond aan avond hoorde je deze geharde criminelen rond John James gekropen, reciteren: "Pak aan, Spinnenkop!" (Gelach) Het was ongelofelijk. Ik maakte me vreselijke zorgen. Hij wist niet wat een dodencel betekende. Ik was er twee keer geweest, en was doodsbenauwd dat ik ging sterven. Hij lachte altijd, en zei: "Kom op man, we komen hier wel uit." Dan zei ik: "Hoe weet je dat?" En hij: "O, dat heb ik via via gehoord." Ze hebben hem vermoord. Ze bonden hem met handboeien aan een stoel en nagelden zijn penis aan een tafel met een spijker van 15 cm. Toen lieten ze hem daar doodbloeden. Zo belandde ik in de isoleercel, want ik liet mijn gevoelens de vrije loop. Overal rondom ons, overal, zijn zulke mensen.
The Igbo used to say that they built their own gods. They would come together as a community, and they would express a wish. And their wish would then be brought to a priest, who would find a ritual object, and the appropriate sacrifices would be made, and the shrine would be built for the god. But if the god became unruly and began to ask for human sacrifice, the Igbos would destroy the god. They would knock down the shrine, and they would stop saying the god's name. This is how they came to reclaim their humanity. Every day, all of us here, we're building gods that have gone rampant, and it's time we started knocking them down and forgetting their names. It doesn't require a tremendous thing. All it requires is to recognize among us, every day -- the few of us that can see -- are surrounded by people like the ones I've told you.
De Igbo plachten te zeggen dat ze hun eigen goden hadden gemaakt. Ze kwamen samen als gemeenschap, en uitten een wens. Hun wens werd naar een priester gebracht die dan een ritueel object vond, gepaste offers bracht en het altaar bouwde voor de god. Maar als de god onhandelbaar werd en menselijke offers ging verlangen, vernietigden de Igbo's de god. Ze verwoestten het altaar, en spraken de naam van de god niet meer uit. Zo herwonnen ze hun menselijkheid. Wij allemaal hier, bouwen elke dag goden die amok maken. Het wordt tijd dat we ze omverwerpen en hun namen vergeten. Er is niet veel voor nodig. Enkel de dagelijkse herkenning door de weinigen van ons die kunnen zien, dat we omringd zijn door mensen als uit mijn verhalen.
There are some of you in this room, amazing people, who offer all of us the mirror to our own humanity. I want to end with a poem by an American poet called Lucille Clifton. The poem is called "Libation," and it's for my friend Vusi who is in the audience here somewhere. "Libation, North Carolina, 1999. I offer to this ground, this gin. I imagine an old man crying here, out of the sight of the overseer. He pushes his tongue through a hole where his tooth would be, if he were whole. It aches in that space where his tooth would be, where his land would be, his house, his wife, his son, his beautiful daughter. He wipes sorrow from his face, and puts his thirsty finger to his thirsty tongue, and tastes the salt. I call a name that could be his. This is for you, old man. This gin, this salty earth." Thank you. (Applause)
Er zijn sommigen in deze ruimte, ongelofelijke mensen, die onze menselijkheid een spiegel voorhouden. Ik wil eindigen met een gedicht van de Amerikaanse dichteres Lucille Clifton. Het gedicht heet: "Plengoffer", en is voor mijn vriend Vusi die hier ergens in het publiek is. "Plengoffer" North Carolina, 1999. Ik offer aan deze grond deze gin. Ik stel me voor hoe een oude man hier huilt, buiten het zicht van de opzichter. Hij duwt zijn tong door een gat waar zijn tand zou zijn, als hij heel was. Hij voelt pijn in de ruimte waar zijn tand zou zijn, waar zijn land zou zijn, zijn huis, zijn vrouw, zijn zoon, zijn mooie dochter. Hij veegt treurnis van zijn gezicht, en duwt zijn dorstige vinger tegen zijn dorstige tong, en proeft het zout. Ik roep een naam die van hem kon zijn, dit is voor jou, oude man. Deze gin, deze zoute aarde." Dank je. (Applaus)