I'd like to share with you a discovery that I made a few months ago while writing an article for Italian Wired. I always keep my thesaurus handy whenever I'm writing anything, but I'd already finished editing the piece, and I realized that I had never once in my life looked up the word "disabled" to see what I'd find.
Graag deel met jullie iets wat ik een paar maanden geleden ontdekte toen ik een artikel schreef voor de italiaanse Wired. Ik hou de thesaurus altijd bij de hand als ik aan het schrijven ben, maar ik was al klaar met het bewerken van het stuk, en ik bedacht me dat ik nog nooit het woord "invalide" had opgezocht.
Let me read you the entry. "Disabled, adjective: crippled, helpless, useless, wrecked, stalled, maimed, wounded, mangled, lame, mutilated, run-down, worn-out, weakened, impotent, castrated, paralyzed, handicapped, senile, decrepit, laid-up, done-up, done-for, done-in cracked-up, counted-out; see also hurt, useless and weak. Antonyms, healthy, strong, capable." I was reading this list out loud to a friend and at first was laughing, it was so ludicrous, but I'd just gotten past "mangled," and my voice broke, and I had to stop and collect myself from the emotional shock and impact that the assault from these words unleashed.
Ik lees jullie de tekst voor. "Invalide," bijvoeglijk: "kreupel, hulpeloos, nutteloos, mislukt, vastgelopen, gewond, gemangeld, lam, verminkt, vervallen, verweerd, verzwakt, impotent, gecastreerd, verlamd, gehandicapt, seniel, aftands, afgedankt, afgeserveerd, afgedroogd, gebarsten, uitgeteld; zie ook gekwetst, nutteloos en zwak. Antoniemen: gezond, sterk, capabel." Ik las dit voor aan een vriendin en moest eerst lachen omdat het zo belachelijk was, maar vlak na "gemangeld" begon m'n stem te breken, en ik moest stoppen om weer tot mezelf te komen vanwege de emotionele schok en de klap die deze woorden veroorzaakten.
You know, of course, this is my raggedy old thesaurus so I'm thinking this must be an ancient print date, right? But, in fact, the print date was the early 1980s, when I would have been starting primary school and forming an understanding of myself outside the family unit and as related to the other kids and the world around me. And, needless to say, thank God I wasn't using a thesaurus back then. I mean, from this entry, it would seem that I was born into a world that perceived someone like me to have nothing positive whatsoever going for them, when in fact, today I'm celebrated for the opportunities and adventures my life has procured.
Goed, dit is natuurlijk m'n goeie ouwe thesaurus. Ik denk nog: dit is een oude druk, nietwaar. Maar het was een druk uit begin jaren '80, toen ik ongeveer begon met de lagere school en een beeld begon te ontwikkelen van mezelf buiten m'n familie om, en gerelateerd aan de andere kinderen en de wereld om me heen. Ik hoef niet te zeggen dat ik toen goddank geen thesaurus gebruikte. Met deze omschrijving lijkt het alsof ik ben geboren in een wereld waarin iemand als ik werd beschouwd als iemand waar niets positiefs over te zeggen valt, terwijl ik tegenwoordig juist word gevierd om de mogelijkheden en avonturen die ik in mijn leven heb opgedaan.
So, I immediately went to look up the 2009 online edition, expecting to find a revision worth noting. Here's the updated version of this entry. Unfortunately, it's not much better. I find the last two words under "Near Antonyms," particularly unsettling: "whole" and "wholesome."
Ik ging dus meteen op zoek naar de 2009 online editie, en verwachtte een flinke revisie. Dit is de bijgewerkte versie van de tekst. Jammer genoeg niet veel beter. Ik vind vooral de laatste woorden onder "Dichtstbijzijnde antoniemen" verontrustend, "compleet" en "heilzaam."
So, it's not just about the words. It's what we believe about people when we name them with these words. It's about the values behind the words, and how we construct those values. Our language affects our thinking and how we view the world and how we view other people. In fact, many ancient societies, including the Greeks and the Romans, believed that to utter a curse verbally was so powerful, because to say the thing out loud brought it into existence. So, what reality do we want to call into existence: a person who is limited, or a person who's empowered? By casually doing something as simple as naming a person, a child, we might be putting lids and casting shadows on their power. Wouldn't we want to open doors for them instead?
Het gaat niet alleen over woorden. Het gaat om onze mening over mensen als we ze benoemen met deze woorden. De waarden achter de woorden, en hoe we die waarden construeren. Onze taal beïnvloedt ons denken en hoe we de wereld bezien en hoe we naar andere mensen kijken. Veel oude samenlevingen waaronder de Grieken en de Romeinen geloofden dat het uitspreken van een vloek zo krachtig was, want als je iets hardop zegt dat wordt het bewaarheid. Wat voor realiteit willen we dus bewerkstelligen, een persoon die beperkt is, of een persoon die krachtig is? Als we achteloos iets simpels doen als het kwalificeren van een persoon, een kind, dan beperken we ze en werpen een schaduw over hun kracht. Willen we niet liever deuren voor ze openen?
One such person who opened doors for me was my childhood doctor at the A.I. duPont Institute in Wilmington, Delaware. His name was Dr. Pizzutillo, an Italian American, whose name, apparently, was too difficult for most Americans to pronounce, so he went by Dr. P. And Dr. P always wore really colorful bow ties and had the very perfect disposition to work with children.
Iemand die deuren voor me opende was mijn dokter toen ik kind was, aan het A.I. Dupont Institute in Wilmington, Delaware. Hij heet Dr. Pizzutillo. Italiaans-Amerikaans, wiens naam blijkbaar te moeilijk was om uit te spreken, dus heette hij Dr. P. Dr. P. droeg altijd erg kleurige strikdasjes en had precies de goede instelling om met kinderen te werken.
I loved almost everything about my time spent at this hospital, with the exception of my physical therapy sessions. I had to do what seemed like innumerable repetitions of exercises with these thick, elastic bands -- different colors, you know -- to help build up my leg muscles, and I hated these bands more than anything -- I hated them, had names for them. I hated them. And, you know, I was already bargaining, as a five year-old child, with Dr. P to try to get out of doing these exercises, unsuccessfully, of course. And, one day, he came in to my session -- exhaustive and unforgiving, these sessions -- and he said to me, "Wow. Aimee, you are such a strong and powerful little girl, I think you're going to break one of those bands. When you do break it, I'm going to give you a hundred bucks."
Ik genoot van bijna alles in de tijd dat ik in dat ziekehuis was, met uitzondering van de fysiotherapie-sessies. Ik moest een bijna ontelbaar aantal herhalende oefeningen doen met van die dikke elastieken -- verschillende kleuren -- om mijn beenspieren op te bouwen. Ik haatte die elastieken meer dan alles. Ik haatte ze, gaf ze namen. Ik haatte ze. Als vijfjarig kind onderhandelde ik al met Dr. P. om onder die oefeningen uit te komen, zonder resultaat natuurlijk. Op een dag kwam hij binnen bij een sessie -- uitputtend en genadeloos waren die sessies -- en hij zei tegen me: "Wow. Aimee, je bent zo'n sterk, krachtig meisje, volgens mij ga jij zo'n elastiek laten knappen. Als je 'm laat knappen geef ik je honderd dollar."
Now, of course, this was a simple ploy on Dr. P's part to get me to do the exercises I didn't want to do before the prospect of being the richest five-year-old in the second floor ward, but what he effectively did for me was reshape an awful daily occurrence into a new and promising experience for me. And I have to wonder today to what extent his vision and his declaration of me as a strong and powerful little girl shaped my own view of myself as an inherently strong, powerful and athletic person well into the future.
Natuurlijk was dit een tactische zet van Dr. P om mij de oefeningen te laten doen die ik niet wilde doen met 't vooruitzicht dat ik het rijkste vijfjarige meisje van de afdeling zou zijn, maar wat hij feitelijk voor me deed was dat hij een nare, dagelijkse gebeurtenis omvormde tot een nieuwe, veelbelovende ervaring. Tegenwoordig vraag ik me af in hoeverre zijn visie en zijn vaststelling dat ik een sterk en krachtig meisje was, mijn zelfbeeld heeft gevormd als een inherent sterk, krachtig en atletisch persoon tot ver in de toekomst.
This is an example of how adults in positions of power can ignite the power of a child. But, in the previous instances of those thesaurus entries, our language isn't allowing us to evolve into the reality that we would all want, the possibility of an individual to see themselves as capable. Our language hasn't caught up with the changes in our society, many of which have been brought about by technology. Certainly, from a medical standpoint, my legs, laser surgery for vision impairment, titanium knees and hip replacements for aging bodies that are allowing people to more fully engage with their abilities, and move beyond the limits that nature has imposed on them -- not to mention social networking platforms allow people to self-identify, to claim their own descriptions of themselves, so they can go align with global groups of their own choosing. So, perhaps technology is revealing more clearly to us now what has always been a truth: that everyone has something rare and powerful to offer our society, and that the human ability to adapt is our greatest asset.
Dit is een voorbeeld van hoe volwassenen in machtsposities de kracht van een kind kunnen aanwakkeren. Maar in de vorige situaties van die thesaurus-teksten weerhoudt onze taal onze evolutie naar de realiteit die we allemaal graag zouden willen: de mogelijkheid voor het individu om zichzelf te zien als capabel. Onze taal volgt de veranderingen in de maatschappij niet, en veel daarvan zijn ontstaan door technologie. Met name, vanuit medisch oogpunt, mijn benen, laserbehandelingen voor slechtzienden, titanium knie- en heupgewrichten voor oude lichamen zorgen ervoor dat mensen meer doen met hun mogelijkheden om zo voorbij te gaan aan hun door de natuur opgelegde beperkingen, om maar te zwijgen over sociale netwerkplatforms, waarbij mensen zichzelf kunnen identificeren, zichzelf kunnen beschrijven, zodat ze zich kunnen verenigen met wereldwijde groepen die ze zelf uitkiezen. Dus misschien toont technologie ons nu veel helderder iets wat altijd een waarheid is geweest: dat iedereen iets uitzonderlijks en iets krachtigs heeft te bieden, en dat ons vermogen om ons aan te passen onze beste eigenschap is.
The human ability to adapt, it's an interesting thing, because people have continually wanted to talk to me about overcoming adversity, and I'm going to make an admission: This phrase never sat right with me, and I always felt uneasy trying to answer people's questions about it, and I think I'm starting to figure out why. Implicit in this phrase of "overcoming adversity" is the idea that success, or happiness, is about emerging on the other side of a challenging experience unscathed or unmarked by the experience, as if my successes in life have come about from an ability to sidestep or circumnavigate the presumed pitfalls of a life with prosthetics, or what other people perceive as my disability. But, in fact, we are changed. We are marked, of course, by a challenge, whether physically, emotionally or both. And I'm going to suggest that this is a good thing. Adversity isn't an obstacle that we need to get around in order to resume living our life. It's part of our life. And I tend to think of it like my shadow. Sometimes I see a lot of it, sometimes there's very little, but it's always with me. And, certainly, I'm not trying to diminish the impact, the weight, of a person's struggle.
Het vermogen van de mens zich aan te passen is interessant, want iedereen wil voortdurend met me praten over het overwinnen van tegenslag, en ik ga nu iets bekennen. Die zin heeft me nooit lekker gezeten, en het voelde ongemakkelijk om de vragen van mensen te beantwoorden, en ik begin te snappen waarom. De frase "het overwinnen van tegenslag" impliceert dat succes of geluk betekent dat je weer opstaat na een uitdagende ervaring, ongedeerd, zonder een schrammetje te hebben opgelopen, alsof mijn successen in het leven het gevolg zijn van een vermogen om de vermeende valkuilen van een leven met kunstbenen te omzeilen, wat anderen beschouwen als mijn handicap. Maar in werkelijkheid zijn we veranderd. Natuurlijk zijn we getekend door een uitdaging, of het nu fysiek, emotioneel of beide is. En mijn stelling is dat dat een goed ding is. Tegenslag is geen obstakel waar we omheen moeten om maar door te kunnen leven. Het is een deel van ons leven. Ik heb de neiging het als mijn schaduw te zien. Soms zie ik er veel van, soms erg weinig, maar het is altijd bij me. Ik zal zeker niet de impact en het belang van iemands worsteling bagatelliseren.
There is adversity and challenge in life, and it's all very real and relative to every single person, but the question isn't whether or not you're going to meet adversity, but how you're going to meet it. So, our responsibility is not simply shielding those we care for from adversity, but preparing them to meet it well. And we do a disservice to our kids when we make them feel that they're not equipped to adapt. There's an important difference and distinction between the objective medical fact of my being an amputee and the subjective societal opinion of whether or not I'm disabled. And, truthfully, the only real and consistent disability I've had to confront is the world ever thinking that I could be described by those definitions.
Er is tegenslag en uitdaging in het leven, en het is allemaal echt en voor iedereen weer anders, maar de vraag is niet óf je met tegenslag zult moeten omgaan, maar hoe je ermee om zult gaan. Onze verantwoordelijkheid is dus niet simpelweg onze naasten te beschermen voor tegenslag, maar ze voor te bereiden er goed mee om te gaan. We bewijzen onze kinderen geen dienst als we ze laten voelen dat ze niet in staat zijn zich aan te passen. Er is een belangrijk verschil en onderscheid tussen het objectieve feit dat ik een geamputeerde ben en de subjectieve maatschappelijke opinie over of ik wel of niet invalide ben. Eerlijk gezegd, de enige echte handicap die ik voortdurend tegenkwam is de wereld die altijd van mening was dat je mij kon beschrijven met die definities.
In our desire to protect those we care about by giving them the cold, hard truth about their medical prognosis, or, indeed, a prognosis on the expected quality of their life, we have to make sure that we don't put the first brick in a wall that will actually disable someone. Perhaps the existing model of only looking at what is broken in you and how do we fix it, serves to be more disabling to the individual than the pathology itself.
In ons verlangen om onze naasten te beschermen door ze de kille feiten te geven van hun medische prognose, of zelfs een prognose van de vewachte kwaliteit van leven, moeten we er zeker van zijn dat we niet de eerste steen leggen waarmee we iemand echt invalide maken. Misschien maakt de huidige manier van kijken naar wat er stuk is aan jou en hoe we het moeten repareren, iemand méér invalide dan de pathologie zelf.
By not treating the wholeness of a person, by not acknowledging their potency, we are creating another ill on top of whatever natural struggle they might have. We are effectively grading someone's worth to our community. So we need to see through the pathology and into the range of human capability. And, most importantly, there's a partnership between those perceived deficiencies and our greatest creative ability. So it's not about devaluing, or negating, these more trying times as something we want to avoid or sweep under the rug, but instead to find those opportunities wrapped in the adversity. So maybe the idea I want to put out there is not so much overcoming adversity as it is opening ourselves up to it, embracing it, grappling with it, to use a wrestling term, maybe even dancing with it. And, perhaps, if we see adversity as natural, consistent and useful, we're less burdened by the presence of it.
Door niet uit te gaan van de 'heelheid' van een persoon, door hun sterkte niet te erkennen, creëren we een nieuwe ziekte bovenop de natuurlijke worsteling die ze misschien al hebben. In feite beoordelen we iemands toegevoegde waarde voor onze maatschappij. We moeten dus door de pathologie heen kijken naar het scala van menselijke vermogens. Het allerbelangrijkste is dat er een samenwerking is tussen die zichtbare tekortkomingen en onze beste creatieve vermogens. Het gaat er niet om die moeilijke tijden te devalueren of te ontkennen als iets wat we willen vermijden of onder het vloerkleed vegen, maar om in plaats daarvan die mogelijkheden te ontdekken in de tegenslagen. Misschien is het idee dat ik naar voren wil brengen dat je tegenslag dus niet zozeer moet overwinnen, maar je er open voor moet stellen, het omarmen, het aangrijpen, om maar een worstelterm te gebruiken, er misschien zelfs mee dansen. Als we tegenslag zien als natuurlijk, consistent en nuttig, dan voelen we er ons misschien minder door bezwaard.
This year we celebrate the 200th birthday of Charles Darwin, and it was 150 years ago, when writing about evolution, that Darwin illustrated, I think, a truth about the human character. To paraphrase: It's not the strongest of the species that survives, nor is it the most intelligent that survives; it is the one that is most adaptable to change. Conflict is the genesis of creation. From Darwin's work, amongst others, we can recognize that the human ability to survive and flourish is driven by the struggle of the human spirit through conflict into transformation. So, again, transformation, adaptation, is our greatest human skill. And, perhaps, until we're tested, we don't know what we're made of. Maybe that's what adversity gives us: a sense of self, a sense of our own power. So, we can give ourselves a gift. We can re-imagine adversity as something more than just tough times. Maybe we can see it as change. Adversity is just change that we haven't adapted ourselves to yet.
Dit jaar vieren we de 200ste verjaardag van Charles Darwin, en toen hij 150 jaar geleden over evolutie schreef illustreerde Darwin volgens mij een feit omtrent het menselijk karakter. Vrij vertaald, het is niet de sterkste soort die overleeft, noch de meest intelligente, maar de soort die zich het best aanpast aan verandering. Conflict is de genesis van creatie. Onder andere uit Darwin's werk kunnen we opmaken dat het menselijk vermogen te overleven en te gedijen gedreven wordt door de mentale worsteling via conflicten naar transformatie. Nogmaals, transformatie, aanpassing, dat is ons grootste vermogen. Totdat we op de proef worden gesteld weten we niet wat we aan kunnen. Wellicht is dat hetgene dat tegenslag ons biedt: zelfbewustzijn, een besef van onze eigen kracht. We mogen onszelf dus een cadeautje geven. We kunnen ons tegenslag opnieuw voorstellen als méér dan alleen maar moeilijke tijden. Misschien kunnen we het zien als verandering. Tegenslag is verandering waaraan we ons nog niet hebben aangepast.
I think the greatest adversity that we've created for ourselves is this idea of normalcy. Now, who's normal? There's no normal. There's common, there's typical. There's no normal, and would you want to meet that poor, beige person if they existed? (Laughter) I don't think so. If we can change this paradigm from one of achieving normalcy to one of possibility -- or potency, to be even a little bit more dangerous -- we can release the power of so many more children, and invite them to engage their rare and valuable abilities with the community.
Volgens mij is de belangrijkste tegenslag die we onszelf hebben gegeven het begrip 'normaliteit'. Wie is er dan normaal? Er is geen normaal. Er is gewoontjes. Er is typisch. Er is geen normaal. En wie zou er die arme, grauwe persoon willen ontmoeten als 'ie bestond? . Ik dacht het niet. Als we het paradigma van streven naar normaliteit kunnen omvormen naar eentje van mogelijkheden, of potentie, ietsjes gevaarlijker worden, dan kunnen we de kracht van veel meer kinderen aanboren, en ze uitnodigen hun zeldzame en waardevolle vermogens met de gemeenschap te delen.
Anthropologists tell us that the one thing we as humans have always required of our community members is to be of use, to be able to contribute. There's evidence that Neanderthals, 60,000 years ago, carried their elderly and those with serious physical injury, and perhaps it's because the life experience of survival of these people proved of value to the community. They didn't view these people as broken and useless; they were seen as rare and valuable.
Antropologen vertellen ons dat het enige wat wij mensen altijd nodig hebben van onze groepsgenoten is nuttig zijn, in staat zijn bij te dragen. Er zijn aanwijzingen dat Neanderthalers 60.000 jaar geleden hun ouderen en ernstig verwonden meedroegen, misschien omdat de levenservaring en het overleven van deze mensen van waarde voor de gemeenschap bleek te zijn: ze beschouwden deze mensen niet als gebroken en nutteloos; ze werden gezien als zeldzaam en waardevol.
A few years ago, I was in a food market in the town where I grew up in that red zone in northeastern Pennsylvania, and I was standing over a bushel of tomatoes. It was summertime: I had shorts on. I hear this guy, his voice behind me say, "Well, if it isn't Aimee Mullins." And I turn around, and it's this older man. I have no idea who he is.
Een paar jaar geleden was ik op de markt in het dorp waar ik opgroeide in dat rode stuk in noordoost Pennsylvania, en ik stond gebogen over een tros tomaten. Het was zomer. Ik had een korte broek aan. Ik hoorde een man achter me zeggen: "Als dat Aimee Mullins niet is." Ik draaide me om, het was een oudere man. Geen idee wie hij was.
And I said, "I'm sorry, sir, have we met? I don't remember meeting you."
Ik zei: "Pardon, kennen wij elkaar? Ik kan me dat niet herinneren."
He said, "Well, you wouldn't remember meeting me. I mean, when we met I was delivering you from your mother's womb." (Laughter) Oh, that guy. And, but of course, actually, it did click.
Hij zei: "Het is goed mogelijk dat je niet meer weet dat we elkaar kennen. Toen we elkaar ontmoetten haalde ik je uit je moeder's baarmoeder." . O, die vent. En natuurlijk viel toen het kwartje.
This man was Dr. Kean, a man that I had only known about through my mother's stories of that day, because, of course, typical fashion, I arrived late for my birthday by two weeks. And so my mother's prenatal physician had gone on vacation, so the man who delivered me was a complete stranger to my parents. And, because I was born without the fibula bones, and had feet turned in, and a few toes in this foot and a few toes in that, he had to be the bearer -- this stranger had to be the bearer of bad news.
Deze man was dokter Kean, een man die ik alleen maar kende via mijn moeder's verhalen van die dag, want ik kwam natuurlijk typisch twee weken te laat voor mijn eigen verjaardag. Mijn moeder's prenatale arts was al op vakantie gegaan, dus de man die mij verloste was een vreemde voor mijn ouders. En omdat ik zonder scheenbeen was geboren en ingedraaide voeten had, en een paar tenen aan de ene en aan de andere voet, moest deze vreemdeling het slechte nieuws overbrengen.
He said to me, "I had to give this prognosis to your parents that you would never walk, and you would never have the kind of mobility that other kids have or any kind of life of independence, and you've been making liar out of me ever since." (Laughter) (Applause)
Hij zei tegen me: "Ik moest je ouders de prognose geven dat je nooit zou kunnen lopen, en nooit de bewegingsvrijheid zou hebben die andere kinderen hebben en totaal geen onafhankelijk leven kon hebben, en vanaf dat moment heb je van mij een leugenaar gemaakt." . .
The extraordinary thing is that he said he had saved newspaper clippings throughout my whole childhood, whether winning a second grade spelling bee, marching with the Girl Scouts, you know, the Halloween parade, winning my college scholarship, or any of my sports victories, and he was using it, and integrating it into teaching resident students, med students from Hahnemann Medical School and Hershey Medical School. And he called this part of the course the X Factor, the potential of the human will. No prognosis can account for how powerful this could be as a determinant in the quality of someone's life. And Dr. Kean went on to tell me, he said, "In my experience, unless repeatedly told otherwise, and even if given a modicum of support, if left to their own devices, a child will achieve."
Het bijzondere is dat hij vertelde dat hij krantenknipsels heeft verzameld gedurende mijn kindertijd, of het nou was dat ik een spellingwedstrijd won in de tweede klas, marcheerde met de padvinders tijdens Halloween, mijn universiteitsbeurs won, of één van mijn sportieve overwinningen, en hij gebruikte het, integreerde het in zijn lessen voor studenten, geneeskundestudenten aan de Hahnemann school en de Hershey school. Natuurlijk noemde hij dit de x-factor, het potentieel van de menselijke wil. Geen prognose kan voorspellen hoe krachtig dit kan zijn als bepalende factor voor de kwaliteit van iemands leven. Dokter Kean ging verder, hij zei: "Ik ervaar dat, als het niet voortdurend wordt tegengesproken, en zelfs met slechts beperkte ondersteuning, een kind uit zichzelf iets zal bereiken."
See, Dr. Kean made that shift in thinking. He understood that there's a difference between the medical condition and what someone might do with it. And there's been a shift in my thinking over time, in that, if you had asked me at 15 years old, if I would have traded prosthetics for flesh-and-bone legs, I wouldn't have hesitated for a second. I aspired to that kind of normalcy back then. But if you ask me today, I'm not so sure. And it's because of the experiences I've had with them, not in spite of the experiences I've had with them. And perhaps this shift in me has happened because I've been exposed to more people who have opened doors for me than those who have put lids and cast shadows on me.
Zie je, dokter Kean had zijn denken veranderd. Hij begreep dat er verschil is tussen de medische conditie en wat iemand ermee zou kunnen doen. En in de loop der tijd is mijn denken veranderd, omdat, als je me als 15-jarige had gevraagd of ik mijn kunstbenen voor echte benen zou ruilen, dan had ik geen moment getwijfeld. Vroeger streefde ik naar zo'n normaliteit. Als je het me nu vraagt dan weet ik het zo net nog niet. Dat is vanwege de ervaringen die ik ermee had, niet ondanks de ervaringen die ermee had. Misschien is dit in mij veranderd omdat ik meer ben blootgesteld aan mensen die deuren voor me hebben geopend dan aan degenen die me wilden beperken en beschaduwen.
See, all you really need is one person to show you the epiphany of your own power, and you're off. If you can hand somebody the key to their own power -- the human spirit is so receptive -- if you can do that and open a door for someone at a crucial moment, you are educating them in the best sense. You're teaching them to open doors for themselves. In fact, the exact meaning of the word "educate" comes from the root word "educe." It means "to bring forth what is within, to bring out potential." So again, which potential do we want to bring out?
Kijk, je hebt maar één mens nodig die je de openbaring toont van je eigen kracht, en daar ga je. Als je iemand de sleutel tot zijn eigen kracht kunt geven, de menselijke geest is zo ontvankelijk, als je dat kunt en op een essentieel moment een deur voor iemand kan openen, dan voed je ze op de beste manier op. Je leert ze zelf deuren te openen. De exacte betekenis van het woord "educatie" stamt af van "educe." Dat betekent: dat wat binnenin zit naar voren brengen, potentie naar buiten brengen. Dus nogmaals, welke potentie willen we naar buiten brengen?
There was a case study done in 1960s Britain, when they were moving from grammar schools to comprehensive schools. It's called the streaming trials. We call it "tracking" here in the States. It's separating students from A, B, C, D and so on. And the "A students" get the tougher curriculum, the best teachers, etc. Well, they took, over a three-month period, D-level students, gave them A's, told them they were "A's," told them they were bright, and at the end of this three-month period, they were performing at A-level.
Er was een case-study in de jaren '60 in Engeland, waarbij ze van gymnasia naar scholengemeenschappen gingen. Het heette "streaming trials". In de VS noemen we het "volgen". Ze verdelen studenten in van 10, 9, 8, 7, enzovoorts. De 10-studenten krijgen een moeilijk vakkenpakket, de beste leraren, etc. Gedurende een periode van drie maanden gaven ze 4-studenten studenten een 10, en vertelden ze dat ze tienen waren, dat ze intelligent waren. Aan het eind van de drie maanden presteerden ze op 10-nivo.
And, of course, the heartbreaking, flip side of this study, is that they took the "A students" and told them they were "D's." And that's what happened at the end of that three-month period. Those who were still around in school, besides the people who had dropped out. A crucial part of this case study was that the teachers were duped too. The teachers didn't know a switch had been made. They were simply told, "These are the 'A-students,' these are the 'D-students.'" And that's how they went about teaching them and treating them.
De hartverscheurende keerzijde van deze studie is dat ze de 10-studenten vertelden dat ze 'viertjes' waren. En dat gebeurde ook na drie maanden. Degenen die nog op school waren, naast de mensen die hadden afgehaakt. Een cruciaal onderdeel van dit onderzoek was dat de leraren ook voor de gek waren gehouden. De leraren wisten niet dat er iets was verwisseld. Er was ze verteld: dit zijn de studenten met tienen, dit degene met vieren. En zo gingen ze les geven, en zo behandelden ze ze.
So, I think that the only true disability is a crushed spirit, a spirit that's been crushed doesn't have hope, it doesn't see beauty, it no longer has our natural, childlike curiosity and our innate ability to imagine. If instead, we can bolster a human spirit to keep hope, to see beauty in themselves and others, to be curious and imaginative, then we are truly using our power well. When a spirit has those qualities, we are able to create new realities and new ways of being.
Ik denk dat de enige echte handicap een geknakte geest is, een geknakte geest kent geen hoop. Hij ziet geen schoonheid. Hij heeft onze natuurlijke, kinderlijke nieuwsgierigheid niet meer en ook niet ons aangeboren vermogen tot verbeelding. Als we in plaats daarvan de geest kunnen versterken om te blijven hopen, om schoonheid in zichzelf en anderen te zien, om nieuwsgierig en fantasievol te zijn, dan gebruiken we daadwerkelijk onze kracht ten goede. Als een geest deze kwaliteiten bezit, dan zijn we in staat om nieuwe werkelijkheden te creëren, nieuwe manieren om te zijn.
I'd like to leave you with a poem by a fourteenth-century Persian poet named Hafiz that my friend, Jacques Dembois told me about, and the poem is called "The God Who Only Knows Four Words": "Every child has known God, not the God of names, not the God of don'ts, but the God who only knows four words and keeps repeating them, saying, 'Come dance with me. Come, dance with me. Come, dance with me.'"
Ik wil afsluiten met een gedicht door een veertiende-eeuwse Perzische dichter, Hafiz, waarover mijn vriend Jacques Dembois me heeft verteld. Het gedicht heet "De god die slechts vier woorden kent." "Elk kind kent God, niet de God van bijnamen, niet de God van doe-niet, maar de God die slechts vier woorden kent die hij herhaalt, zeggend: kom dans met mij" Kom, dans met mij.
Thank you. (Applause)
Dank u. .